Een antwoord op “leninisme in de 21ste eeuw” (socialisme-discussie deel 1)
De laatste jaren lijken leninisten zich nog meer dan normaal genoodzaakt te voelen om “leninisme” als ideeënstelsel en praktische leidraad te verdedigen. Het feit dat enkele van de belangrijkste bewegingen van verzet die we de afgelopen jaren hebben gezien (de Indignados, Occupy) zich expliciet afzetten tegen kernprincipes van leninistische organisatie is daarbij de belangrijkste reden. De afgelopen maanden is daar de implosie van een van de belangrijkste en invloedrijkste leninistische organisaties in de wereld, de Britse Socialist Workers Party (SWP), bijgekomen.
Ook Maina van der Zwan, een van de leiders van de Internationale Socialisten (IS) in Nederland, doet in het laatste nummer van De Socialist een poging om “leninisme in de 21ste eeuw” te verdedigen. In tegenstelling tot wat Occupy-ers beweerden, zijn politieke partijen an sich geen probleem, en bevat de “traditie van Lenin en de bolsjewieken” volgens hem “cruciale elementen (…) voor sociale strijd in de 21ste eeuw”. In dit korte antwoord wil ik, zij het slechts met gedeeltelijke argumentatie, betogen dat eerder het tegenovergestelde het geval is: voor het winnen van wezenlijke sociale veranderingen zal links enkele kernprincipes van het leninisme moeten begraven.
Als libertair-socialisten en anarchisten zouden we ons buiten dit debat kunnen houden, maar dat zou om meerdere redenen verkeerd zijn. Ten eerste is het socialisme ook onze traditie. We moeten die naam niet overlaten aan autoritaire varianten. De strijd tegen de gevestigde orde moet ook op ideologisch niveau worden uitgevochten, ook waar autoritaire ideeën van de dominante orde zich binnen linkse groepen vertonen. Ten tweede kunnen en mogen we niet ontkennen wat de invloed van de IS in Nederland is. We kunnen achterover zitten en zeggen: ach, die debatten kennen we allemaal al en kunnen we in oude stoffige boekjes lezen. Maar zolang de eerste ervaring van veel mensen met radicale politiek nog altijd met de IS is, zullen we ook een ideologisch tegengeluid moeten laten horen.(1)
In dit artikel wil ik slechts een aantal punten behandelen. Van der Zwan gaat in op enkele punten waar leninisten vaak op worden bekritiseerd: 1. Dat een leninistische organisatievorm uiteindelijk linea recta leidt tot de goelag, en 2. “Het meest controversiële aspect van leninisme”, de partijvorm. Beide punten zijn aan elkaar verbonden, dus laten we ze hieronder nader bekijken.
Lenins nalatenschap
Het eerste punt is voornamelijk een historisch debat, maar niet zonder belang. Wat een persoon historisch goedkeurt, zegt ook iets over wat hij nu en in de toekomst in potentie acceptabel vindt. Van der Zwan behandelt wat hij noemt de “Lenin leidt tot Stalin-these”, die volgens hem ook door anarchisten wordt aangehangen. Vervolgens legt hij uit hoe sterk Lenin wel niet van Stalin verschilde. Maar zijn verhaal is nog niet eens een karikatuur van “anarchistische kritiek” – want die kritiek is niet zozeer dat leninisme “tot Stalin leidt”, maar eerder dat zij “tot Lenin leidt”!
Volgens anarchisten gaat het in de strijd in Rusland niet mis zodra Stalin aan de macht komt, maar zodra de bolsjewieken in 1917 de macht grijpen en al snel hun eigen machtsposities gaan verdedigen en zich tegenover de arbeiders plaatsen. Een belangrijk voorbeeld zijn de fabriekscomités, de belangrijkste revolutionaire arbeidersorganen waarin de arbeiders zelf georganiseerd waren. Veelal via deze comités voerden de Russische arbeiders actie, en verkregen zij in de revolutionaire situatie directe invloed over hun eigen werkomstandigheden en levens. Veel van de hierin georganiseerde arbeiders waren lid van de Bolsjewistische Partij, maar die kwamen vrij snel tegenover hun eigen partij- en staatsleiding te staan. De bolsjewistische leiders steunden deze comités tijdelijk, strategisch. Maar toen zij aan de macht kwamen en de controle over het staatsapparaat hadden verworven, was een van de eerste handelingen het afnemen van de autonomie van deze comités van arbeidersmacht – effectief werden hiermee de meest revolutionaire organen machteloos gemaakt – de macht moest namelijk gecentraliseerd zijn, in de handen van de leninistische partij, maar in naam van “de arbeidersklasse”. De autoritaire productierelaties op de werkvloer wilden zij echter in stand houden, tegen de wil van veel arbeiders in. In de eerste maanden van hun macht brachten ze het al zo ver dat ze stakingen van arbeiders met geweld neersloegen waar zij dat nodig achtten.(2) Zie de voetnoot voor literatuur en meer details, maar duidelijk is dat voor anarchisten het probleem ligt bij de handelingen van leninisten, en de rechtvaardiging en principes die daaraan ten grondslag liggen. Het verschuiven van de vraag naar “Stalin” is een zwaktebod.
Leiders, volgers en structuren
Dan punt 2, de organisatievorm die leninisten voorstaan. Interne discussie, maar een centrale leiding bepaalt uiteindelijk wat er gebeurt. In zijn artikel claimt Van der Zwan, zoals wel vaker in de retoriek van leninisten, dat “een revolutionaire partij door en door democratisch” moet zijn, met “maximale onderlinge discussie”. Iedereen die ooit lid van een dergelijke partij is geweest, weet dat “maximale discussie” in werkelijkheid vaak neerkomt op het geschoolde kader dat de partijlijn leert en verdedigt aan nieuwelingen. Uit eigen ervaring weet ik hoe men bij de IS uiteenzette wie met wie moest gaan praten: “Okee, als jij even met Q. gaat praten over onderwerp R., want daar is hij nog niet zo sterk op [lees: over dat onderwerp hanteert Q. nog een verkeerde mening].”
Desondanks is er meer ruimte voor discussie dan binnen de mainstream politieke partijen. Gezien het feit dat de IS voor velen de eerste aanraking met werkelijk linkse ideeën is (anti-racisme, anti-imperialisme, voor sociale strijd en gelijkheid, etc.) zijn nieuwelingen vaak maar wat blij met de discussies over deze onderwerpen. Een wezenlijkere vraag in plaats van “Hoeveel wordt er gediscussieerd?” is echter: “Waar ligt de macht tot beslissingen?” Waar wordt bepaald welke campagnes worden gevoerd, welke coalities worden aangegaan, etc.? Leden kunnen zoveel discussiëren als ze willen, maar daar hebben ze geen directe invloed op. Eenmaal per jaar mogen ze stemmen wie de leiding in handen krijgt. De rest van het jaar zijn er wel vergaderingen, maar de beslissingsbevoegdheid ligt bij het Centraal Comité. Ook hebben doorsneeleden geen wezenlijke mogelijkheden om interne discussies te starten, los van hun eigen afdeling, die soms maar uit enkele leden bestaat. De controle over de stroom aan informatie, bijvoorbeeld door middel van het ledennieuws dat wordt rondgestuurd, is volledig in handen van de centrale leiding. Een lid dat informatie zou willen opsturen, of wil discussiëren met de andere leden, heeft daar geen mogelijkheid toe. Een intern discussiebulletin bestaat er alleen in de aanloop naar de jaarlijkse conferentie. Om de zoveel tijd ontstaat er in dit soort groepen dan ook een kritische groep die democratisering eist, doorgaans zonder al te veel succes.
Dit vertrouwen in “het kiezen van de juiste leiders” is zeer gevaarlijk. In een kleine organisatie als de IS lijkt dit nog mee te vallen, en zijn de consequenties op zijn hoogst wat gedesillusioneerde jonge zielen en het niet volwaardig tot ontwikkeling komen van de potentie van de leden. Maar bij haar grotere zusterpartij in Engeland, de SWP, hebben we de afgelopen maanden gezien wat de consequenties kunnen zijn als een leiderschap besluit om haar machtspositie te verdedigen, en de leden nauwelijks instrumenten hebben om zich daar tegen te wapenen. Wanneer het gaat over revolutionaire situaties als in 1917, zijn de consequenties nog vele malen groter.
In de leninistische visie gaat het erom de juiste personen aan de leiding te krijgen. Anarchisten en libertair-socialisten passen daarentegen een structurele analyse toe, en stellen dat het in grote machtsstructuren uiteindelijk relatief weinig uitmaakt of je Lenin, Rosa Luxemburg, Bakoenin, Stalin, Emma Goldman of Maina van der Zwan aan de leiding hebt. De positie waarin je je bevindt, creëert haar eigen belangen en dynamiek, en niemand is immuun voor zulke processen. De democratie binnen een groep kan niet voornamelijk afhankelijk zijn van “kritische” en “tegendraadse leden” (Van der Zwan), maar moet ingebakken zijn in de structuren van een organisatie.
In dit opzicht houdt de leninistische traditie vast aan een van de centrale dogma’s van de heersende klasse: dat “de samenleving noodzakelijk verdeeld moet zijn in leiders en volgelingen, het idee dat sommigen geboren leiders zijn, terwijl anderen zich boven een bepaald niveau niet echt kunnen ontwikkelen”. Zoals de libertair-socialist Chris Pallis (onder het pseudoniem Maurice Brinton) schreef: dit is “de niet herkende invloed van de ideologie van de bourgeoisie, zelfs op de geest van hen die meedogenloos probeerden de bourgeois-maatschappij omver te gooien”.(3)
Libertaire kritiek claimt dat autoritaire structuren uiteindelijk tot negatieve uitkomsten leiden. Maar het gaat niet alleen om de uitkomsten. Kapitalisme als economisch systeem zorgt voor een enorme ontwikkeling en productietoename – toch accepteren wij die resultaten niet zomaar als positief. De weg er naartoe ligt namelijk bezaaid met lijken en vertrapte zielen. Ook in niet-revolutionaire situaties waar de gevolgen niet zo groot lijken, zouden er geen autoritaire tendenzen binnen een linkse groep moeten bestaan – net zoals we ook geen seksisme accepteren met de rechtvaardiging dat dit nodig is om een werkelijk niet-seksistische wereld te creëren.
Goed georganiseerd?
Dat “de tegenstanders van sociale verandering erg goed georganiseerd zijn,” zoals Van der Zwan schrijft, is helemaal waar, en een belangrijk feit. Daaruit kun je volgens mij hoogstens tot de logische conclusie komen dat wij ook “erg goed georganiseerd” moeten zijn, en dat het slecht is als we vervallen in allerlei kleine groepjes die zonder enig overleg los van elkaar werken.(4) Maar de redenering dat we daarom op een top-down gecentraliseerde manier georganiseerd moeten zijn, volgt daar niet uit. Wel zou dit belangrijke feit naar mijn mening tot een discussie binnen libertair-links moeten leiden over hoe we ons organiseren – het bestaan van Doorbraak, de Vrije Bond, de Kritische Studenten Utrecht, en losse lokale anarchistische groepjes ten spijt, hebben we in de afgelopen jaren allesbehalve een duidelijk en effectief georganiseerd geluid kunnen laten horen in de sociale strijd die plaatsvindt en waar wij vaak onderdeel van zijn. Peter Storm tekende onlangs terecht aan dat de ineenstorting van de SWP een ellende is voor de hele “linkse strijd en beweging”, “tenzij en totdat libertaire revolutionairen erin slagen meer uitstraling, hechtere maar vooral opener organisaties en netwerken te vormen” die een wezenlijk alternatief bieden voor leninistische organisaties.
Dit artikel zal niet uitgebreid een alternatief uiteenzetten. Maar duidelijk is dat posities waarin een persoon of kleine groep de macht heeft om de essentiële beslissingen voor een organisatie te maken, met alleen controle achteraf, terwijl die groep ook de controle over de interne en externe informatiestroom in handen heeft, vermeden moeten worden. Verder moet er ruimte zijn voor eigen initiatief. Eenheid in actie is een groot goed wanneer het bereikt kan worden (en als dat nooit bereikt kan worden binnen een organisatie, is er iets mis), maar dat betekent niet dat een lid of afdeling geen eigen initiatief mag ontplooien als dit niet goedgekeurd is door een centrale leiding. Daarom is de federale organisatievorm zo belangrijk: veel gezamenlijk optrekken, samen strategieën uitzetten, maar uiteindelijke autonomie voor lokale afdelingen om een eigen lijn te trekken. Dit is geen verzwakking – het voorkomt eerder onnodige splitsingen en interne gevechten. Voor een uitgebreidere uiteenzetting over libertaire vormen van organisatie is het net uitgekomen boekje van de Britse Solidarity Federation, met de kenmerkende titel “Fighting For Ourselves”, een aanrader.
Aansluitend op de titel van die brochure, is er als laatste punt nog de houding, die niet alleen leninisten siert maar zich daar wel specifiek en expliciet voordoet, namelijk dat zij zichzelf vaak ‘buiten de strijd’ plaatsen, als buitenstaanders die moeten interveniëren in de strijd van de arbeiders. Zoals Van der Zwan het verwoordt: op basis van een onafhankelijke organisatie “ontwikkelen en onderhouden [revolutionaire socialisten] een nauwe band met de arbeidersklasse”. In plaats van zichzelf als onderdeel van die klasse, of strijdende groepen, te zien, beschouwen leninisten zich vaak als ‘verlichte buitenstaanders’ die anderen in hun strijd moeten helpen. Dat is misschien wel inherent aan de visie op ‘de massa’ als misleid volk dat betere leiding nodig heeft.
Maar grote sociale veranderingen komen er pas zodra de kracht van grote massa’s zich doet gelden. En die kracht kan zich pas volledig ontwikkelen als mensen zelf bewust worden en zelf de beslissingen gaan nemen over hun acties en leven, niet als ze gebruikt worden als massa die de ideeën van de leiders moet uitvoeren. De meesten van ons zijn zelf ook onderdeel van de onderdrukte klasse (wat overigens niets afdoet aan de toegenomen heterogeniteit van die klasse, die nieuwe problemen en uitdagingen met zich meebrengt) en zo moeten we anderen ook benaderen en ondersteunen.(5)
Van der Zwan kan wel schrijven dat deze “politieke en organisatorische principes creatief” en niet dogmatisch toegepast moeten worden, maar dat verandert niets aan de kern. De IS is duidelijk een meer open en zelf-kritischer organisatie dan de SWP. Het leninistische spectrum biedt, zoals ook de discussie tijdens de crisis in de SWP liet zien, ruimte aan meerdere soorten organisaties. De een uitermate autoritair, de ander met iets meer vrijheid voor de leden. Maar de kern blijft het idee dat de meeste mensen geleid moeten worden door de meest verlichte geesten.
En die “burgerlijke” gedachte kunnen we missen als kiespijn.
Jelle Bruinsma
Noten
1. Het laten horen van een ideologisch tegengeluid heeft geen noodzakelijke implicaties voor samenwerking in concrete sociale strijd. Sommige anarchisten willen uit principe niet samenwerken met de IS omdat zij “autoritair” zijn. Dit is een positie die volgens mij lang niet altijd gerechtvaardigd is.
2. “The Bolsheviks and workers’ control: the state and counter-revolution”, Maurice Brinton. Online te lezen op Libcom. In 1982 is er ook een Nederlandse vertaling uitgekomen bij Uitgeverij De Vlam, en in 2005 was er een heruitgave door Uitgeverij de Dolle Hond. Een video-fragment waarin Noam Chomsky deze geschiedenis doorloopt staat hier online.
3. “The Bolsheviks and workers’ control: the state and counter-revolution”, Maurice Brinton. Een andere interessante uiteenzetting van dit argument is te vinden in dit video-fragment van Noam Chomsky. Otto Rühle, een communistisch criticus van het bolsjewisme, schreef in soortgelijke termen: “According to Lenin’s revolutionary method, the leaders appear as the head of the masses. Possessing the proper revolutionary schooling, they are able to understand situations and direct and command the fighting forces. They are professional revolutionists, the generals of the great civilian army. This distinction between head and body, intellectuals and masses, officers, and privates corresponds to the duality of class society, to the bourgeois social order. One class is educated to rule; the other to be ruled. Out of this old class formula resulted Lenin’s party concept. His organisation is only a replica of bourgeois reality. His revolution is objectively determined by the forces that create a social order incorporating these class relations, regardless of the subjective goals accompanying this process.
4. Dit hoeft natuurlijk niet te gelden voor tactieken voor bepaalde acties. Maar als strategisch punt voor de lange termijn lijkt me dit evident, als we ooit meer willen bereiken dan minieme overwinningen.
5. Wie dit slechts mierengeneuk vindt over een ‘verkeerde houding’, is waarschijnlijk nog nooit aangesproken door een IS-er bij een staking of actie.
Goed stuk weer van Peter Storm!
Het stuk is niet van Peter Storm, maar van Jelle Bruinsma. Mogelijk komt er wel een reactie van Peter Storm.
Het is toch wel amusant maar ook tekenend dat de gedachtenwisseling over dit artikel zich beperkt tot de vraag wie de auteur is van het stuk (iets dat er duidelijk bij staat, ik ben het dus idd niet). Je zou toch zeggen dat er mensen zouden zijn die het voor de kern van Maina’s betoog opnemen, tegenover de kritiek die Jelle daartegen in stelling heeft gebracht. Je zou toch zeggen dat Leninisten dit soort kritiek niet onweersproken zouden laten hier. Maar nee hoor.
Kom op, voorhoeders! Laat ons lezen waarom Jelle volgens jullie ongelijk heeft! Dan kom ik het vervolgens met alle soorten van genoegen voor Jelle’s standpunt opnemen, maar dan is er in elk geval wat d te discussiëren. Tot het zover is zal ik maar concluderen: wie zwijgt, stemt toe (maar is wellicht beschaamd om dat gewoon toe te komen geven…).
😀
De teleurgestelde anarchist zat op zijn schommel en vroeg zich vertwijfeld af: ‘waarom komen de leninisten nou niet buiten spelen?’ 🙂
Maar ehhh… wie zwijgt, stemt niet noodzakelijk toe. Deze verstokte ‘voorhoeder’ werkt druk aan een kritische reactie op het Participatiewet/dwangarbeid verhaal. Kwestie van geen tijd dus, anders was ik wellicht in de verleiding gekomen.
In de kern van de zaak gaan Bruinsma en van der Zwan uit van dezelfde vooronderstellingen. Volgens beiden bestaat er zoiets als ‘het Leninisme’ en volgens beiden zijn de Britse SWP en haar zuster/dochter organisaties elders in de wereld het voorbeeld van een leninistische organisatie. Beide vooronderstellingen zijn onjuist.
Er bestaat niet zoiets als het Leninisme als een afgeronde leer of doctrine, laat staan als organisatieprincipe. Pas na de dood van Lenin in 1924 werd het begrip leninisme door Zinowjew geïntroduceerd in het kader van de gelijkschakeling van de communistische partijen die de weg baande voor de heerschappij van Stalin.
Lenin heeft onder zeer verschillende omstandigheden leiding gegeven aan een organisatie die in verschillende periodes een zeer verschillend karakter had. Als balling in Londen gaf hij op afstand leiding aan een kleine illegale organisatie in het zeer repressieve Tsraristische Rusland, in 1917 aan een partij die een werkelijke arbeiderspartij was en na de revolutie aan een ‘partij aan de macht’ in een situatie van burger- en interventieoorlog en in de laatste fase van zijn leven aan een partij die aan een snel proces van bureaucratisering onderhevig was.
In verschillende fases van ontwikkeling van zijn organisatie legde hij heel verschillende accenten en nooit heeft hij gepretendeerd om een voor alle tijden en alle omstandigheden geldende organisatietheorie te ontwikkelen. Dat zou ook volstrekt in strijd zijn met de historisch materialistische opvatting van Lenin.
De term Leninisme is in 1924 ontstaan als strijdinstrument tegen dissidenten in de communistische beweging, als instrument om politieke tegenstanders in de ban te doen. En zo wordt het nu ook door de leiding van de Britse SWP gebruikt. Wie kritiek heeft op het interne regime van de organisatie is een tegenstander van het leninisme en wordt daarmee naar de vuilnisbelt van de geschiedenis verwezen.
Uit de internetdiscussie over de crisis in de SWP is inmiddels een duidelijk beeld ontstaan over het intern functioneren van deze organisatie. Als we dat vergelijken met het functioneren van de partij van Lenin als oppositiepartij of zelfs tot aan het desastreuze 10e partijcongres in 1921, dan zijn de verschillen opmerkelijk.
Onder Lenin was er (tot 1921) altijd sprake van een partij met verschillende opvattingen en stromingen die zich (vaak met eigen bladen en publicaties) tot het publiek richten en vurige polemieken uitvochten. Interne democratie was een groot goed. Op congressen werd de politieke lijn bepaald en de leiding gekozen.
Als we dat vergelijken met de SWP waarin een kleine groep leiders (hoofdzakelijk betaalde functionarissen van de partij) de dienst uitmaken en waarin ook intern het laten horen van een dissident geluid buiten een beperkte periode voor een congres verboden is, dan is dat duidelijk een wereld van verschil. Terwijl de omstandigheden in het huidige Groot Brittannië natuurlijk heel wat meer ruimte voor democratie laten dan die in het Rusland van de Tsaren.
Om slechts één voorbeeld te geven. In de SWP zijn de afgelopen tijd een heleboel mensen uit de partij gegooid omdat ze zich niet aan de discipline gehouden zouden hebben. (Waaronder mensen omdat ze op facebook overlegd hadden over de eventuele oprichting van een tendens binnen de partij).
Toen de partij van Lenin in 1917 opriep om de macht te grijpen, waren er twee belangrijke partijleden Zinovjev en Kamenev die daar in een dagblad openlijk tegen ageerde. Een grotere doorbreking van de partijdiscipline op een zo belangrijk ogenblik is nauwelijks voor te stellen. Wat was het lot van Zinovjev en Kamenev? De eerste werd even later partijsecretaris in Sint Petersburg en in 1919 voorzitter van de Communistische Internationale en Kamenjev werd voorzitter van het Al Russisch Centraal Uitvoerend Comité van de Sovjets en daarmee feitelijk het eerste staatshoofd van de USSR. Een groter contrast in intern regime tussen de partij van Lenin toe en de SWP nu is nauwelijks denkbaar.
Hoe de situatie wat dat betreft is binnen de Nederlandse zusterorganisatie van de SWP de IS weet ik niet. Afgaande op Bruinsma die er lid van is geweest is dat een meer open en zelfkritischer organisatie dan de SWP, maar uit democratisch oogpunt kan ook die m.i. niet in de schaduw staan van het Leninisme onder Lenin, om met de Belgische Marxist Marcel Liebman te spreken.
Vladimir Iljitsj Oeljanov (Lenin) is zonder twijfel een belangrijke figuur voor de socialistische beweging en uit het bestuderen van zijn politieke- en organisatie opvattingen zijn ook voor vandaag vele positieve en negatieve lessen te trekken. Het hanteren van een beeld van een gecanoniseerd Leninisme is daar alleen maar een hindernis voor. Of dat nu gehanteerd wordt door zelfverklaarde voor- of tegenstanders.
Voor een kritische balans van het ‘Leninisme’ waar ik me wel in kan vinden zie: http://www.grenzeloos.org/2004/02/17/een-instrument-voor-eenheid-daniel-bensad-over-het-leninisme/
Maina maakte terecht de opmerking in zijn artikel dat er geen leninistisch ‘partij-model’ bestaat dat gereproduceerd kan worden. Willem betoogt dat het ‘leninisme’ dateert van na Lenin’s dood. Ik wil me daar bij aansluiten. Een historicus als Lars T. Lih, die trouwens ook door Maina vermeld wordt, laat zien dat gangbare opvattingen over ‘leninisme’ weinig van doen hebben met de praktijk van Lenin en de rest van de bolsjewistische partij van voor 1917 – pas tijdens de burgeroorlog begon het interne regime van de bolsjewistische opvattingen te verstarren en te lijken op het de autoritaire structuur die vaak met leninisme geassocieerd word. Dat proces versnelde in de loop der jaren – in bijvoorbeeld Stalin’s lezingen een paar maanden na de dood van Lenin die bekend werden als ‘Over de grondslagen van het leninisme’ werd het leninisme een alomvattende wereldbeschouwing die over alles het laatste woord heeft, van partij-opbouw tot imperialisme tot zelfs de ‘stijl’ van politiek activisme.
Dit is niet slechts een historische discussie. Legio zelfverklaarde leninisten hebben, vaak met de beste bedoelingen, deze karikatuur van de bolsjewistische partij proberen te repliceren. Een van de oorzaken voor het falen van deze groepen om een echte massabeweging op te bouwen is ongetwijfeld dat ze een fata morgana najagen. Maina maakt die fout duidelijk niet want hij heeft over ‘leninisme’ als slechts een methode. Ik zou nog een stapje verder gaan en willen zeggen
dat we het hoogstens kunnen hebben over verschillende interpretaties van wat de bolsjewieken gedaan hebben. Gelieve ‘leninisme’ en ‘leninisten’ in de rest van deze post dus als tussen aanhalingstekens te zien.
Maar het zijn niet alleen leninisten die vaak rondlopen met een verstarde opvatting over leninisme – hetzelfde geldt voor veel libertaire critici van leninisme die, omdat ze hetzelfde idee hebben dat leninisme een afgerond geheel is en gedeeld wordt, of zou moeten worden, door iedereen die zich leninist noemt er geen oog voor hebben dat er veel verschillende leninismes bestaan. En deze evolueren. Ik ben lid van een organisatie, Grenzeloos, die uit een leninistische traditie komt maar als ik Jelle’s kritiek op ‘leninisme’ lees staat daar wat betreft opmerkingen over organisatie-vorm bar weinig in waarin ik me niet kan vinden. Dat het vooral de IS is die geassocieerd wordt met leninisme is logisch, de IS is de meest actieve en meest zichtbare organisatie in Nederland die zich op Lenin beroept. Maar de traditie van de IS is niet de enige interpretatie van leninisme.
De stroming waar ik me bij betrokken voel is bijvoorbeeld erg beïnvloed door de tweede feministische golf van de jaren zeventig. Een van de conclusies die daaruit is getrokken is dat vrouwen, en andere onderdrukte groepen, het recht en de middelen moeten hebben om zichzelf autonoom te organiseren, binnen politieke organisaties en daarbuiten in de bredere sociale bewegingen. Dat is geen garantie tegen het reproduceren van seksistisch gedrag maar een autonome vrouwenorganisatie helpt wel daar een dam tegen op te werpen.
Maar als we spreken alsof na Lenin’s dood in 1924 er niks meer verandert is aan leninisme, zijn dit soort ideologische evoluties onzichtbaar. Jelle maakt terecht de opmerking dat democratie in een organisatie niet alleen gaat over wat er bediscussieert wordt, maar ook over waar de macht ligt, wie neemt de beslissingen ? Vandaar dat er leninistische organisaties zijn die niet alleen vrijheid van discussie hebben maar ook waarborgen dat minderheden vertegenwoordigt zijn in bestuursorganen en de middelen krijgen om hun mening openbaar te maken en andere leden voor zich te winnen. Zoals Jelle zegt ‘De democratie binnen een groep (…) moet ingebakken zijn in de structuren van een organisatie.’ Dat gaat natuurlijk lijnrecht in tegen het beruchte verbod op fracties binnen de bolsjewistische partij van 1921 maar betekent dit nu dat de organisaties die hiervoor kiezen gewoon geen ‘echte’ leninisten zijn ?
Geen enkele organisatievorm is een garantie voor perfecte democratie, die bestaat niet.
Mijn bedoeling is niet om een ‘beter’ leninisme te verdedigen maar dit soort discussies zouden volgens mij een stuk vruchtbaarder zijn als we meer concreet zijn, in plaats van dat we langs elkaar heen blijven praten omdat we wel dezelfde woorden gebruiken maar deze heel anders opvatten. Er zijn natuurlijk grote verschillen van mening tussen ‘leninisten’ en ‘anarchisten’, maar het zou nuttiger zijn om het daar concreet over te hebben in plaats van in algemene termen te blijven hangen. Een van die verschillen is volgens mij het afwijzen door anarchisten van een overgangsfase van kapitalisme naar een vrij-socialistische (noem het anarchistische of communistische wat mij betreft) samenleving. Dit gaat over onder meer over hoe snel je met mensen die gesocialiseerd zijn onder kapitalistische en patriarchale verhoudingen een dergelijke samenleving vorm zou kunnen geven. De indruk die veel libertaire teksten mij geven is dat er wordt aangenomen dat als de dwang van staat en kapitaal weg zou vallen, we allemaal anarchisten worden.
Het idee dat we de scheiding tussen leiders en volgelingen uit kunnen schakelen door voor een bepaalde organisatievorm en cultuur te kiezen is een ander voorbeeld van dit idealisme. Onder kapitalisme wordt de arbeidsdeling tot in het extreme doorgevoerd en ondergaan verschillende mensen sterk verschillende processen van socialisatie en onderwijs. Die verschillen blijven bestaan als ze actief worden in een radicale groep en een van de uitingen daarvan is dat sommige mensen makkelijker en sneller een leidersrol op zich nemen dan anderen. Meestal zijn dit heteroseksuele, blanke, goed opgeleide mannen.
Je kunt hierop reageren door te proberen het onmogelijk te maken om voor wie dan ook een leidersrol te vervullen – maar volgens mij is dit contra-productief. Omdat we in het hier en nu actief zijn, met mensen die het product zijn van deze samenleving, zullen er ook in meest massale sociale bewegingen mensen zijn die een duidelijke leidersrol vervullen. En dit hoeft niet negatief te zijn ; als iemand daadwerkelijk meer ervaring, meer energie, meer relevante kennis en vaardigheden heeft, is het juist positief als zo iemand een voortrekkersrol speelt, mensen met zich meetrekt, die mensen inspireert, vaardigheden deelt en andere mensen helpt bewust te worden van hun eigen vermogens. Zo’n leiders zijn een aanwinst voor bewegingen en grofweg is het een groep van dit soort mensen die ik ‘de voorhoede’ zou noemen. In die zin hebben anarchistische en libertaire organisaties als de CNT en de IWW in hun hoogtijdagen een duidelijke voorhoederol gespeeld, ook al zouden het zelf niet zo noemen misschien.
Zo’n vorm van positief leiderschap is natuurlijk iets heel anders dan het reproduceren van de privileges van de hierboven genoemde blanke mannetjes. Daarom moet een organisatie structuren hebben als autonome organisaties van achtergestelde groepen en vertegenwoordiging van minderheden om die reproductie van privileges zoveel mogelijk tegen te gaan. Positieve vormen van leiderschap moeten worden gecultiveerd, om zoveel mogelijk kennis en vaardigheden te delen en met als doel in de toekomst dat het onderscheid leiders en volgelingen helemaal wegvalt. Zo’n organisatievorm is helemaal niet een gevolg van onbewuste beïnvloeding door burgerlijk denken maar juist een erkenning van de invloed hiervan en dat ook de meest betrokken radicaal die invloed niet zo maar kwijtraakt.
Ten slotte nog twee punten, deze post is al te lang. Over de geschiedenis. Maina schreef in zijn stuk dat het omstandigheden als de burgeroorlog en het falen van revoluties in de rest van Europa waren die ‘de weg naar Stalin voorbereidden, niet de politiek of praktijk van de bolsjewieken’. Dit neigt ernaar de rol van de bolsjewieken als irrelevant te zien. Op basis van boeken als bijvoorbeeld Alexander Rabinowitch ‘The Bolsheviks come to power’ en het boek van Mauric Brinton dat Jelle noemt kun je volgens mij stellen dat al zeer vroeg de bolsjewieken ervoor kozen antidemocratische maatregelen te nemen als het knoeien met verkiezingsuitslagen en repressie van niet alleen politieke vijanden maar ook van andere linkse stromingen. De eerste gevangenis speciaal voor mensen die op basis van politieke criteria opgepakt werden werd in 1921 opgezet.
De bolsjewieken organiseerden de oktober-revolutie onder de leuze ‘alle macht aan de sovjets’ maar al in de periode 1918-1921 begon er zich een staat te vormen die meer voldeed aan het principe ‘alle macht aan de bolsjewistische partij’. Keuzes die gemaakt werden door die partij hebben daar wel degelijk bij toe bijgedragen. Het is een legitieme discussie hoeveel bewegingsvrijheid je überhaupt hebt in een situatie van burgeroorlog en buitenlandse interventie. Maar de rol van Lenin, Trotsky en andere leidende bolsjewieken in de vorming van die staat kunnen we niet uitwissen en ikzelf zou een groot deel van de schuld voor mogelijk maken van het stalinisme – dat nog veel erger was – bij hen willen leggen.
Jelle doet het andere uiterste door te zeggen dat ‘Leninisme tot Lenin’ leidt – dit is bijna een opvatting van geschiedenis als het werk van grote mannen, in dit geval Lenin, die de wereld naar willekeur naar hun hand zetten. Het idee dat alles verliep zoals Lenin wilde en de bolsjewistische retoriek over democratie en bevrijding slechts cynische leugens negeert de enorme veranderingen in die partij en de context waarin ze opereerde in de periode na 1914. Het dicht Lenin ook een enorme mate van vooruitziendheid toe die hij onmogelijk gehad kon hebben. Geschiedenis wordt niet bepaald door ideeën, hoe belangrijk die ook zijn. Geschiedenis herhaalt zich niet. Dat ‘leninisme’ na 1917 tot dictatuur leidde, is net zomin een bewijs dat dit onvermijdelijk is en de huidige leninisten dit ook willen herhalen, als dat omdat anarchisme en libertair-socialisme nog nooit tot een succesvolle revolutie geleid hebben, hedendaagse anarchisten ook onvermijdelijk zullen falen en ze ook niet meer willen dan dit falen te herhalen.
Over Occupy en andere recente bewegingen : het klopt dat veel mensen in deze bewegingen zich afkeren van ‘leninisme’ maar dit heeft niet enkel alleen te maken negatieve ervaringen met leninisten of een negatieve beoordeling van de theorie, veel mensen zijn volledig onbekend met die theorie of praktijk. Ik denk dat iemand als Jodi Dean gelijk heeft als ze stelt dat onbewust in deze bewegingen een heleboel neoliberale waarden en opvattingen als het primaat van het individu, het afwijzen van lange termijn denken en het ontkennen van de realiteit van klassen-tegenstellingen gereproduceerd worden. Dit zijn ideeën die mensen niet alleen ervan weerhouden lid te worden van leninistische organisaties maar hen ook weghouden van van anarchistische en libertaire stromingen – maar dit is een andere discussie.
Er is m.i. maar één mogelijkheid om uit de huidige impasse van de revolutionaire arbeidersstrijd voor verbetering van de situatie van arbeiders binnen het kapitalisme te komen. En dit is de erkenning van het gegeven dat het marxisme een wetenschappelijke discipline binnenin het darwinisme is, om via dit gegeven een op wetenschappelijke feiten gebaseerde tegenstrijd aan te gaan tegen het onwetenschappelijke neoliberalisme dat uitgaat van het foute darwinisme, dat al zeker een eeuw een onvoorstelbaar gruwelijk spoor van barbarisme door de internationale sociale beweging trekt. De ontzagwekkend gruwelijke gevolgen van dit foute darwinisme, dat de vorige eeuw en het begin van deze eeuw beheerste en beheerst over het voetlicht brengen is een heilige plicht voor elke revolutionair.
Deze discussiebijdrage gaat, als ik me niet vergis, over ‘verlichte geesten’ die een revolutie zouden moeten ontketenen en onderhouden, of dit niet zouden moeten doen. Jelle Bruinsma vindt in dit artikel van niet.
Mij gaat dit te ver, aangezien geen revolutie aan het gegeven ontkomt dat er een leiderschap nodig is om alle meningen te verbinden tot een strijdvaardige eenheid die voor dat momentum in de geschiedenis nodig is. Elk ander momentum vergt, volgens mijn opvatting, weer een ander leiderschap, omdat het de kern van de geschiedenis is dat elk momentum daarin anders is dan een ander momentum. Er zou immers anders geen sprake kunnen zijn van geschiedschrijving.
Een bepaalde ‘verlichte’ leider kan in het ene momentum dan nog zo’n furore maken doordat zijn bijdrage aan op dit momentum en op die plaats daarvan is toegesneden, terwijl een ander momentum en plaats een geheel ander leiderschap vereist om successen te boeken. Het is raar, maar waar, dat darwins darwinisme daar ook van uit gaat, maar toch een universele wetenschap is, die alle soorten van ontwikkelingen binnen de biologie verklaart, ook de biologische ontwikkeling van een arbeidersklasse in het kapitalisme. Evenzeer, helaas, de ontwikkeling van een kannibalistisch parasitaire kapitalistenklasse, zelfs binnen de internationale socialistische beweging, wat ik yeltsinisme of in de Nederlandse variant kokkisme zou kunnen noemen, naar de initiators ervan, Boris Yeltsin en Wim Kok, die ook gèdvèrdèmme als verlichte geesten worden betiteld, om maar door mij in dit betoogje als voorbeeldje te dienen.
Ik heb het al lang geleden opgegeven dat discussiëren met fanatici tot een goed resultaat kan leiden. Zij nemen nimmer de moeite om terug te gaan naar de basis, in plaats van steeds voort te gaan op wat de vorige spreker beweert. Waarvan geen ander gevolg kan worden verwacht dan dat dit soort van discussiëren alleen maar kan leiden tot een in een bepaald momentum op een bepaalde plaats absoluut irrelevante discussie. Uitgesponnen geanalyseerd door elke willekeurige arbeider aan de basis, blijft er voor deze niets anders over dan dit soort van discussies te mijden en geërgerd te negeren, omdat zij nergens toe leiden. Nou ja, nergens toe? De sprekers houden er een belegde boterham en een gestreeld narcistisch zelfbeeld aan over, en dat is alles.
‘Verlichte leiders’ die op een bepaald momentum te voorlijk, op een wetenschappelijk verantwoorde wijze, op de toekomst gericht, aan de discussie hebben bijgedragen, worden in zo’n soort van discussie als hier gevoerd wordt, wanneer hun bijdrage dan eindelijk zijn relevantie heeft bewezen, voor voorgoed uit de discussie gebannen. En dan doel ik op Anton Pannekoek, met zijn bijdrage in het marxisme-darwinisme, of darwinisme-marxisme, het is maar net van welke achtergrond uit de spreker spreekt. In mijn geval is dat vanuit het darwinisme-marxisme, maar vraag me niet waarom precies, want dit is een intuïtieve aanname van mij.
Intuïtief of niet, het is wel een standpunt dat het sociaal-darwinisme van de neo-liberale kapitalisten wil bestrijden. Dit neoconservatief-liberale-sociaal-darwinisme is de ziekte van de internationale sociale bewegingen van de vorige en het begin van deze eeuw. Een ziekte die verkeerd werd en wordt gediagnosticeert, en verkeerd wordt geprobeerd te genezen. Dit soort van discussiëren houdt het voortschrijdend inzicht buiten de discussie, doordat niet steeds voor de sake of consistentie naar de basis wordt teruggegaan, zoals elke wiskundige weet dat dit noodzakelijk is om de meest ingewikkelde som op te kunnen lossen, het noodzakelijk is dat er 1 + 1 bij elkaar opgeteld kan worden door een rekenmeester. Die basis is het darwinisme-marxisme van Anton Pannekoek en dus niet het sociaal-darwinisme van bijvoorbeeld Yeltsin. In oorlog -en in revolutie- is het de waarheid die het eerste sneuvelt, daarom dient consequent steeds teruggedacht te worden naar vooroorlogse en voorrevolutionaire tijden om de waarheid dat 1 – 1 = 0 is weer terug te ontdekken!
Maar ik ben natuurlijk te ongeschoold om in deze discussie überhaupt te kunnen meepraten. En dan moet tijdens dit haastig optypen ook mijn nuttige werk nog in de wacht.
Ik vind je bijdrage een beetje een tegenvaller, Sjuul, moet eerlijk zeggen, na de heldere bijdragen van Willem en Alex.
“Het gegeven dat het marxisme een wetenschappelijke discipline binnenin het darwinisme is”?
“De biologische ontwikkeling van een arbeidersklasse in het kapitalisme”?
“Een kannibalistisch parasitaire kapitalistenklasse, zelfs binnen de internationale socialistische beweging”?
Enz enz…
Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt. We hebben het hier over het socialisme en in het bijzonder het leninisme. Het gaat dus om politieke stromingen. Niet over de biologie (darwinisme), en al helemaal niet over sociaal-darwinisme, een extreem-rechtse manier van denken.
Voor alle duidelijkheid: ik vraag je niet om het nog eens uit te leggen. Wil je meer kwijt, doe dat dan gerust voorlopig elders, zoals eerder met je bijdrage over het “zionistische gifmengen”.
En: hoe kijken de heren debaters aan tegen de VCP ?
Onlangs las ik het boek ‘Lenin in Zürich’ van Solzjenytsin. In dit boek heeft de schrijver (een bekende Russische dissident) zich compleet ingeleefd in Lenin, een knappe prestatie. Mijn conclusie na lezing van dit boek is dat de bolsjewistische revolutie in 1917 alleen plaats heeft kunnen vinden dankzij de ongelimiteerde fondsen die de Duitse geheime dienst aan de revolutionairen verstrekte. Van dit geld werden kranten uitgegeven, waardoor de massa beïnvloed kon worden. Deze revolutionaire opstand van het Russische volk was onderdeel van een internationaal geopolitiek machtsspel.
Ook bij het Duitse linkse terrorisme (Rote Armee Fraction en Beweging van de 2e Juni) van de jaren zeventig zien we dat deze revolutionaire volksbewegingen een speelbal werden van veiligheidsdiensten (van zowel West-als Oostduitsland) ten bate van internationale machtspolitiek.
Het spijt me dat ik cynisch ben, maar in deze tijd waarin de gevestigde orde zo ontzettend veel kapitaal plus de media inclusief Facebook plus een enorm uitgebreid en goed getraind repressieapparaat tot haar beschikking heeft, wat voor kans maak je dan überhaupt als georganiseerde revolutionairen? De enigen in Nederland die iets te winnen hebben bij een revolutie zijn de gemarginaliseerden, mensen zonder geld, zonder inspraak en soms zelfs zonder verblijfspapieren. Nu neemt deze groep (werklozen bedoel ik dan) enorm toe, dat wel, maar we zitten in een situatie dat deze mensen niet eens geld hebben voor een treinkaartje en zich dus erg moeilijk kunnen organiseren.
Overigens is ook de SP een partij waar fundamentele politieke discussies intern nooit gevoerd worden en waar het verboden is jezelf als aparte stroming binnen de partij te manifesteren. Ik hoop dat er in VerneDDRland een nieuwe landelijke revolutionaire partij ontstaat, in feite is dit noodzakelijk aangezien we al in een fascistische dictatuur leven. Maar je moet wel erg sterk in je schoenen staan om dit op te zetten.
Anarchisten geloven dat de massa’s geen leiding nodig hebben. Daar geloof ik niet in. Want mensen hebben leiding nodig, ze willen ook leiding. Mensen zijn niet pure individualisten die alles lekker zelf willen bepalen. Er is behoefde aan duidelijkheid en zekerheid. Natuurlijk zeg ik niet dat een leiding almachtig moet zijn, maar ik geloof wel dat die nodig is.
Ook in een raden-democratie is er spraken van leiding. De raden worden gekozen door mensen en hebben ook de leiding en de verantwoordelijkheid. Natuurlijk is een raden-democratie anders dan de parlementaire democratie en hebben de mensen meer te zeggen over hun vertegenwoordigers, maar het punt van leiding blijft.
Persoonlijk denk ik ook dat een arbeiderspartij nodig is. Keer op keer blijkt dat revoluties niet slagen zonder leiding. Elke sociale revoluties mislukte omdat er geen partij was met een duidelijk socialistisch programma. De opstanden van 1989 eindigde in een contra-revolutie, terwijl best veel mensen in Oost Duitsland echt socialisme wouden, ze kwamen echter onder de invloed van kapitalistische opvattingen.
Ik ben van mening dat een arbeiderspartij nodig. Een partij op een revolutionair socialistische programma, die een democratisch centralistische structuur heeft. Dit democratische centralisme is niet stalinistisch bureaucratisch centralisme, maar vrijheid van discussies en eenheid in actie. Waarbij eenheid in actie niet betekend dat je het eens moet zijn met de meerderheid. Het houdt alleen maar in dat je uitvoert wat de meerderheid heeft besloten. Die meerderheid zal nooit het recht hebben om jouw te dwingen hun standpunt aan te nemen. Wel betekend eenheid in actie dat je uitvoert wat democratisch besloten is. Een perfecte partij structuur zal nooit bestaan, maar ik denk dat eerlijk democratisch centralisme best te doen is!
Hoe ik tegen de VCP aankijk? Als een Stalinistische splinter. Op hun website ben je met twee klikken van de homepagina bij een lofrede op de massamoordenaar Stalin.
Ook Peter Storm laat zijn licht schijnen op het artikel van Maina van der Zwan, op zijn eigen weblog in het artikel “Lenin en Stalin: hand in hand, kameraden”.
@ Rick Gallagher: ik zal eens uit mn schommel komen, er is volk dat wil spelen, zie ik ; )
@ Willem Bos. Maina komt met zijn versie van “het Leninisme” aan. Jelle reageert daarop. Dat hij datzelfde Leninisme als doelwit hanteert dat Maina als doelwit aanbiedt is niet raar, en Jelle niet te verwijten. Dat er andere doelwitten zijn, dat misschien het door Maina gepresenteerde doelwit als zodanig een constructie is van later datum, kan waar zijn. Maar dan nog is het valide om die constructie eens aan nader onderzoek te onderwerpen, zoals Jelle doet. Ik zou Jelle’s reactie dan ook niet op één lijn willen stellen met Maina’s openingsbod.
Ja, er zijn andere visies op partijorganisatie, stoelend op Lenins ideeën en praktijk. Het ‘Leninisme’ van Willem, en ook van Alex de Jong, is een verademing vergeleken met dat van Maina dat een verademing is vergeleken bij dat van pakweg Alex Callinicos en Tony Cliff. Allemaal prima. Maar het maakt de opmerkingen van Jelle over Maina’s versie – en dáár gaat het over – niet minder waardevol.
Het is waar, zoals Willem opmerkt: “Pas na de dood van Lenin in 1924 werd het begrip leninisme door Zinowjew geïntroduceerd in het kader van de gelijkschakeling van de communistische partijen die de weg baande voor de heerschappij van Stalin.” En: “De term Leninisme is in 1924 ontstaan als strijdinstrument tegen dissidenten in de communistische beweging, als instrument om politieke tegenstanders in de ban te doen.” Maar de term Leninisme werd ook door critici van het opkomende, als Leninisme gecodificeerde Stalinisme gehanteerd. Trotski duidde aanhangers van zijn oppositiestroming nogal eens aan als Bolsjeviki-Leninisten. De hang naar een als Leninisme geformuleerde orthodoxie is de stroming die uit dat Trotskisme is voortgekomen dus niet vreemd. Tegen die orthodoxie richt Jelle zijn kritiek – wat mij betreft terechte kritiek, want zowel het terugdringen van autonome arbeidersstrijd in 1917-1918, als de nadruk op van bindende bevoegdheden voorziene, centrale en onmisbaar geachte leiding maken van die orthodoxie en haar erfenis deel uit. Dat er met name over de mate van democratie waarmee die centrale leiding gecombineerd wordt plezieriger opvattingen – zoals die van Willem en Alex – in de aanbieding zijn, is van die kritiek geen weerlegging.
@Alex de Jong: Interessant is dat Alex wel schrijft: “De bolsjewieken organiseerden de oktober-revolutie onder de leuze ‘alle macht aan de sovjets’ maar al in de periode 1918-1921 begon er zich een staat te vormen die meer voldeed aan het principe ‘alle macht aan de bolsjewistische partij’. Keuzes die gemaakt werden door die partij hebben daar wel degelijk bij toe bijgedragen.” Daar ben ik het mee eens, het ligt in lijn met wat Jelle uiteenzet over de teloorgang van de autonomie van de fabriekscomités destijds.
Over de keuzevrijheid van de Bolsjevistische leiding valt echter meer te zeggen. Volgens mij was die veel groter dan door Leninisten doorgaans wordt erkend. Er wáren alternatieve opties, zowel voor de nieuwe machthebbers (beleidsopties) als voor het proces als zodanig. Zo was eer de zaak van de gedwongen graanleveranties: partijeskaders en Bolsjevistische arbeiders gingen gewapend en wel vanuit de stad naar het platteland, en haalden daar volgens richtlijnen het graanoverschot, maar in de praktijk vaak AL het graan weg om er de steden mee te voeden. Boeren waren logischerwijze hels vanwege deze afpersingspraktijk, gelegitimeerd als onvermijdelijk antwoord op om zich heen grijpende honger.
Er was een alternatief: een vaste belasting opleggen, en verder boeren vrij hun overschot laten verhandelen. Dat werd uiteindelijk in 1921 ingevoerd maar werd binnen de partij al veel eerder, onder meer door Trotski, bepleit. Invoering ervan zou de confrontatie tussen staat en boeren op zijn minst minder frontaal hebben gemaakt. Maar invoering bedreigde ook de groeiende greep van de centrale staatsorganen, en botste met de control freak attitude die het bolsjevistische bewind typeerde – een attitude die niet in 1917 uit het niets was ontstaan… Er werd dus een keus gemaakt: voor het maximaliseren centrale controle, tegen een beleid dat boeren ademruimte gaf. Dat laatste durfde de Bolsjevistische leiding pas aan toen die ademruimte niet meer samenging met politieke vrijheid, dus toen vrijwel alle leven uit sovjets en arbeiders- en boerendemocratie was geslagen. Dit alles was een beleidskeuze, waarvoor dus een beleidsalternatief voorhanden was, en destijds dus al werd bepleit.
Er was natuurlijk nog een ander alternatief, buiten het staatsbeleid en er tegenin: het uitbreiden, faciliteren en aanmoedigen van de diverse autonome arbeiders- en boerenprotesten om de revolutie ook daadwerkelijk een omwenteling van onderop te laten zijn en blijven. Meer Machno, meer Kronstadt, meer stakingen en boerenopstanden, beter aaneengesloten. Degenen die zoiets bepleitten, werden door Leninisten van staatswege dus onderdrukt, hetgeen het falen van dit alternatief natuurlijk danig in de hand werkte…
@ Jorein Versteege: Daarmee kom ik aan bij de anarchistische kritiek op allerhande Leninisme. Ik geloof dat het onjuist is om die zo af te wimpelen als Jorein Versteege doet. Die schrijft: “Anarchisten geloven dat de massa’s geen leiding nodig hebben”, om vervolgens uit te leggen dat leiding wel degelijk nodig is, maar democratisch gefundeerd moet zijn. Het hele uitgangspunt is echter onjuist. Anarchisten gebruiken voor wat Jorein en anderen “leiding” noemen, vaak andere woorden. We spreken van gangmakers, initiatiefnemers, militante minderheden, katalysatoren. Er was in de VS ooit een anarchistisch blad met als titel: Vanguard. Jawel, voorhoede! Anarchisten zien dat sommige mensen door de kracht van volharding, het goede voorbeeld – de eerste die een politiecordon doorbreekt, de eerste die op een kruispunt gaat zitten en de rest tot een sit-in brengt, de eerste die haar collega’s tot een wilde staking aanmoedigt, de eerste met een nieuw relevant idee over dit of over dat feitelijk LEIDING geven.
Dat we het woord vaak vermijden is niet altijd handig; maar dat vermijden gebeurt niet omdat we die realiteit ontkennen, maar omdat het begrip doorgaans, naast initiatief en voorbeeld, nog iets anders uitstraalt: orders geven. Bindende instructies uitvaardigen. Bestuurlijk optreden. Dáár richt de anarchistische kritiek zich op. Velen van ons zien leiding als iets nuttigs, iets dan hoe en dan ontstaat en ruimte moet krijgen en nemen. Ik geloof alleen niet dat je die leiding van besluitvormende bevoegdheden moet voorzien. Besluitvorming kun je formaliseren en organiseren, via een consensusmodel, via meeste stemmen gelden, of combinaties. Maar leiding zelf is daarmee NIET vastgelegd, en laat zich ook niet vastleggen, tenzij we opgelegd bestuur willen. Precies daar zit denk ik het onderscheid tussen iedere vorm van Leninisme – die zo’n bestuur nuttig en noodzakelijk acht – en de anarchistische traditie die enkel en alleen zelfbestuur erkent. De Leninistische erfenis waar Maina zo positief naar verwijst is wat mij betreft afschrikwekkend voorbeeld van waar de nadruk op centraal bestuur in een revolutionair proces kan helpen leiden.
De inzet van een discussie als deze is wat mij betreft de vraag: wat kunnen wij voor onze huidige strijd tegen uitbuiting en onderdrukking leren van ervaringen in het verleden. In die geest zal ik proberen op twee van de door Peter aangesneden punten in te gaan. In de eerste plaats op de ‘keuzevrijheid’ van de bolsjewiki. En daarna op zijn opmerkingen over leiding.
Over de keuzevrijheid van de Bolsjewiki schrijft Peter: “Over de keuzevrijheid van de Bolsjevistische leiding valt echter meer te zeggen. Volgens mij was die veel groter dan door Leninisten doorgaans wordt erkend. Er wáren alternatieve opties, zowel voor de nieuwe machthebbers (beleidsopties) als voor het proces als zodanig.” En hij noemt als voorbeeld de gedwongen graanleveranties: “Er was een alternatief: een vaste belasting opleggen, en verder boeren vrij hun overschot laten verhandelen. Dat werd uiteindelijk in 1921 ingevoerd maar werd binnen de partij al veel eerder, onder meer door Trotski, bepleit.”
Over de inhoudelijke kant hiervan valt heel veel te zeggen. Het door Peter genoemde alternatief: het gedeeltelijk herstellen van de marktverhoudingen wat betreft de graanvoorziening hield – zoals ook toen in de discussie werd benadrukt – grote gevaren in: namelijk dat rijkere boeren en handelaren zich in een situatie van enorme schaarste door middel van speculatie enorm zouden kunnen verrijken en de voedselvoorziening aan de steden nog meer in gevaar zouden brengen. Maar goed, hoe dat eventueel had uitgepakt is een discussie voor deskundigen op het vlak van de toenmalige verhoudingen op het Russische platteland. Ik kan dat niet beoordelen.
Maar wat interessant is aan de opmerking van Peter is dat er toen dus binnen de bolsjewistische leiding een uitvoerige discussie over alternatieven plaatsvond en dat, niemand minder dan Trotsky (toen nog met Lenin de belangrijkste leider van de SU) een minderheidsstandpunt innam. Dat standpunt heeft het niet gehaald, maar er waren dus zoals Peter het uitdrukt ‘andere beleidsopties’, ook in de ogen van de hoogte bolsjewistische leiders.
Het door Peter genoemde punt van discussie is er maar één van de zeer velen. De eerste jaren van de revolutie en eigenlijk tot aan de definitieve stalinisering en het uitmoorden van de tegenstanders van Stalin in de Moskouse processen was er een van heftige interne discussie en strijd binnen de partij over de te volgen koers. De bolsjewiki werden met allerlei problemen geconfronteerd die voor iedereen nieuw waren en waar niemand een pasklaar antwoord op had. We weten nu hoe die strijd afgelopen is, (met het aan de macht komen van de bureaucratie onder leiding van Stalin), maar dat betekent niet dat het alleen maar zo af had kunnen lopen. Er waren inderdaad op een heleboel punten andere opties die tot een andere gevolg hadden kunnen leiden. Dat geldt voor beslissingen (fouten) van de bolsjewiki maar natuurlijk ook voor allerlei ‘externe’ factoren, zoals het mislukken van de Duitse revolutie in 1918 -22 enz. die tot een heel andere ontwikkeling hadden kunnen leiden.
Terug naar de opmerkingen van Peter. Behalve het door hem geschetste alternatief van het gedeeltelijke herstel van de graanmarkt was er volgens hem nog een alternatief. “Er was natuurlijk nog een ander alternatief, buiten het staatsbeleid en er tegenin: het uitbreiden, faciliteren en aanmoedigen van de diverse autonome arbeiders- en boerenprotesten om de revolutie ook daadwerkelijk een omwenteling van onderop te laten zijn en blijven. Meer Machno, meer Kronstadt, meer stakingen en boerenopstanden, beter aaneengesloten. Degenen die zoiets bepleitten, werden door Leninisten van staatswege dus onderdrukt, hetgeen het falen van dit alternatief natuurlijk danig in de hand werkte…”
Dat ‘alternatief’ moet toch even in een historische context geplaatst worden. Rusland bevond zich na de revolutie en na vier jaar oorlog in een deplorabele toestand. Er heerste op grote schaal honger, de industrie was er zeer slecht aan toe, de economie was vrijwel tot stilstand gekomen, er heerste een burgeroorlog tegen de niets ontziende legers van aanhangers van het tsarisme gesteund door de grote imperialistische mogendheden die op een gegeven moment een groot deel van het grondgebied in handen hadden.
In die situatie oproepen tot ‘meer stakingen en boerenopstanden’ is volgens mij niets meer en niets minder dan collaboratie met de tsaristen en de – om hun bloedige pogroms bekende – bendes. Dat Peter daar bij zegt dat het was om de revolutie ‘ook daadwerkelijk een omwenteling van onderop te laten zijn en blijven’, doet daar helaas niets aan af. Inderdaad werden dat soort acties door de nieuwe staat dus onderdrukt. Als ze dat niet had gedaan was er al snel niet meer van de revolutie over gebleven en was heel Rusland onderworpen geweest aan de bloedige terreur van de “witten”.
Overigens moeten we niet vergeten dat ook door een beweging als van Makhno keihard opgetreden werd tegen (vermeende) dissidenten. Iedereen die zich in het door Makhno gecontroleerde gebied bevond kon als hij verdacht werd van samenwerking met de vijand zonder enige vorm van rechtspraak geëxecuteerd worden zoals we kunnen lezen bij de geschiedschrijver en deelnemer aan deze beweging Arshinov. Helaas heeft een (burger)oorlog zijn eigen wetten en logica.
Tot slot van deze post – die ook al weer veel te lang wordt – nog iets over de opmerkingen van Peter over ‘leiding’. Als ik het goed begrijp maakt Peter een onderscheid tussen ‘bestuur’ (dat bindende instructies uitvaardigt) en leiding zoals anarchisten die wel accepteren: het nemen van initiatieven, het geven van het goede voorbeeld e.d.. Zelf voor de micro situaties die Peter als voorbeeld noemt: “de eerste die een politiecordon doorbreekt, de eerste die op een kruispunt gaat zitten en de rest tot een sit-in brengt, de eerste die haar collega’s tot een wilde staking aanmoedigt”, lijkt me dat eerlijk gezegd te simpel.
Als je met een groep een politiecordon wil doorbreken kan het heel verstandig zijn om er niet meteen op af te stormen, maar bijvoorbeeld eerst een eindje verdrop een schijnaanval in te zetten. Als je een effectieve staking wilt organiseren is het over het algemeen nuttig om dat goed en discreet voor te bereiden. Ook in die gevallen heb je dus een vorm van ’bestuur’ nodig, dat wil zeggen van georganiseerde besluitvorming, het geven van bepaalde instructies, en het delegeren van bepaalde taken. Laat staan als je een economie in een land van de omvang van Rusland weer aan de gang wilt krijgen en wilt voorkomen dat er nog miljoenen mensen meer van de honger omkomen.
Dan gaat het er niet om of er van bestuur sprake is, maar hoe dat bestuur gecontroleerd en in haar macht beperkt kan worden. Het afwijzen van iedere vorm van bestuur lost helaas in de harde werkelijkheid niet veel op.
Nog een reactie van me op het artikel van Maina waar ook het bovenstaande een reactie op is: “Over anarchisme, Leninisme en een dubbele Grote Verdwijning”, http://www.ravotr.nl/2013/04/19/anarchisme-leninisme-en-een-dubbele-grote-verwijning/
Over keuzevrijheid van het Bolsvjevistische bewind, 1917-1921. Mijn punt dat herstel van mnarktverhoudingen op het platteland een optie was geweest, heeft alleen maar de fucntie te laten zien dat de Bolsjevieken konden kiezen. Het was niet allemaal overmacht. De markt-optie, bekend geworden als NEP, heeft niet mijn voorkeur of afkeuring, beide opties hadden grote nadelen. Om die discussie ging het me niet. Het ging me er puur om dat de beleidslijn die gehanteerd werd door het bewind geen pure overmacht was, maar een keus. Daarmee leg ik een stuk verantwioordelijkheid voor de gang van zaken bij dijgenen die die keus konden maken, en haal ik hem uit handen van die fameuze ‘omstandigheden’ die wel erg eenzijdig als allesbepalend worden hezien in het betoog van Maina. Er is niet alleen ‘circumstances’. Er is ook wat in het Engels zo mooi ‘agency’ wordt genoemd.
Willem merkt terecht op dat die keuzes dus kennelijk samenging met pluriformiteit in het regime, dat de Leninistische staat nog bn niet de totalitaire monoliet was van later datum. Ik ontken die pluriforme aspecten ook niet. Die pluriformiteit versterklt het beeld dat er beleidsopties waren. Get versterkt zo de verantwoordelijkheid van de Bolsjevistische leiding voor gemaakte keuzes.
Willem doet mijn pleidooi voor meer verzet van onderop van arbeiders en boeren af als “collaboratie met de tsaristen”, de openlijke contrarevolutie. “Inderdaad werden dit soort acties door de nieuwe staat dus onderdrukt. Als ze dat niet had gedaan was er al snel niets meer van de revolutie overgebleven en was Rusland onderworpen geweest aan de loedige terreur van “de Witten”. Willem verdient een bedankje. Hij laat zien dat er continuïteit is tussen de verschillende soorten Leninisme, dat van Maina en dat van hem. Beiden denken vanuit de nieuwe machthebbers, de partijleiding: wat had die wel of niet moeten doen? Beiden staan als het warte naast Lenin en Trotski (en Stalin!) om postuum mee te denken en te verzuchten: ja, we konden inderdaad niets anders. Beiden hanteren de paternalistische logica van machthebbers: het is voor de bestwil van arbeiders en boeren, we moeten ze onderdrukken om ze tegen zichzelf te beschermen, anders winnen de Witten. Met welk recht? Al zou staken en dergelijke de contrarevolutie in de kaart hebben gespeeld, aan wie is het om dat dan te bepalen? Aan de nieuwe staat die namens arbeiders en boeren zegt op te treden maar steeds nadrukkelijker tegenover hun verlangens en uitingen stond? Of aan arbeiders en boeren zelf, rechtstreeks?
Willem zet bovendien het verband tussen protest van onderop en contrarevolutie op zijn kop. Het is veel aannemelijker dat de Witten door recalcitrante – terécht recalcitrante! – boeren vanaf 1918 weer enigszins als kleinere kwaad werden gezien naarmat de ‘Roden’ hardvochtiger optreden. Boeren hielden van de Bolsjevieken van 1917: die hadden hen immers geholpen het land uit hand van de landheren te nemen. Ze hielden niet van de Communisten, zoals de Bolsjevieken zich vanaf 1918 noemden: die pakten hen nu immers hardhandig het graan af en dreven hen tot ontberingen. Stemmen die zeiden ‘onder de Tsaar hadden we meer te eten dan nu’ – demagogische verdraaiingen, geen misverstand daarover! – kregen op die manier in dorpen weer enig krediet, reactionairen werden in 1918 weer beleefd aangehoord waar ze in 1917 door dezelfde mensen nog met pek en veren besmeurd het dorp zouden zijn uitgejaagd. Pek en veren werden steeds vaker gereserveerd voor functionarissen van de nieuwe machthebbers. Zo gaat dat als machthebbers, onder het mom van het verdedigen van ‘de revolutie’ bezig zijn met het verdedigen van hun eigen, voor de revolutie onmisbaar geachte, macht. Zo kreeg tegen de Witte contrarevolutie een andere contrarevolutie – waar mensen die de repressie tegen arbeiders- en boerenopstanden rechtvaardigen mee ‘collaboreerden’, om Willems verfijnde woordkeus te reproduceren – ruim baan en een schijn van revolutionaire legitimiteit: een bureaucratische, een Stalinisme in wording. Ook in Willems redenering is dezelfde logica die Leninisme in Stalinisme deed uitmonden, aan het werk. Jelle krijgt meer en meer gelijk.
Beste Peter,
Jij benadrukt (net als ik) terecht dat de bolsjewiki keuzen hadden. Vervolgens zeg je dat beide opties grote nadelen hadden (volgens mij ook terecht). En daarna leg je uit dat de Lenin en de zijne een van die opties hebben gekozen en dat ze daar dus volledig verantwoordelijk voor zijn, en dat we dus niet naar de omstandigheden kunnen verwijzen. Allemaal tot je diens. Maar het zijn toch de omstandigheden: de achterlijkheid van Rusland, de effecten van de oorlog, de buitenlandse interventie, het mislukken van de Duitse revolutie e.d. die bepaalde dat de communisten een dergelijke keuze moesten maken? Dat ze alleen maar die opties hadden. Ik zeg niet dat ze altijd de goede keuze hebben gemaakt, en dus ook niet dat de revolutie zich bij andere keuzen niet anders had kunnen ontwikkelen. Maar in de politiek gaat het – net als in de rest van het leven – altijd om welke keuze je in een concrete situatie op basis van de dan bestaande machtsverhoudingen neemt.
Concreet: had men de bevolking in de steden moeten laten verhongeren door de boeren een grotere deel van hun graan te laten behouden waardoor ze minder vatbaar waren voor de demagogie van de witten? Dat is volgens mij de redenering van jouw laatste alinea. Maar dan moet je ook de consequenties van een dergelijke keuze onder ogen zien: de verhongering van een nog groter deel van de bevolking in de steden die zich dan zonder twijfel ook massaal van de revolutie had afgekeerd. Nogmaals ik pretendeer niet voldoende kennis van de feitelijke situatie toen te hebben om nu te zeggen wat de politiek toen precies had moeten zijn, maar ik weet wel dat het om draconische keuzen ging, gezien de toen geldende omstandigheden.
Over het punt van de collaboratie: Laat ik je eens een niet geheel denkbeeldige casus in een heel andere situatie voorleggen. Stel: jij woonde eind 1944 begin 1945 in het Zuiden van Nederland waar de Duitse bezetter inmiddels verdreven was. Had jij dan opgeroepen tot “meer stakingen en boerenopstanden”, zo ja denk je niet dat dat als collaboratie met de nazi’s was opgevat? Zo nee waarom in Rusland wel?
Tot slot: Jammer dat je helemaal niet op mijn opmerkingen over leiding en bestuur ingaat. Want uiteindelijk is dat toch de kern van de meningsverschillen.
Met vriendelijke groet Willem
Het is teleurstellend om in Peter’s laatste reactie het soort gemakkelijke amalgatie en drift om punten te scoren te zien die dit soort debatten te vaak kenmerkt. Bijvoorbeeld: Willem heeft twijfels aan de richting van de opstanden waar Peter voor pleit – Stalin had die twijfels ook. Dus is Willems positie eigenlijk vergelijkbaar met die van Stalin.
Deze manier van argumenteren doet mij, ironisch genoeg, vooral denken aan de mentale capriolen van stalinisten zoals je die in geschiedenisboeken kunt lezen. Ook zij gebruikten oppervlakkige overeenkomsten om mensen in een dezelfde categorie te kunnen plaatsen. Bijvoorbeeld: ‘jullie zeggen dat Stalinisme onderdrukking is en omver geworpen moet worden? Dat zegt de CIA/het Witte Huis etc. ook. Dus is jullie positie eigenlijk vergelijkbaar met die van de CIA’.
Dit is een uiterst ongelukkige manier van redeneren die nergens naar toe kan leiden omdat het in plaats van argumenten oppervlakkige overeenkomsten zoekt en mensen motivaties toedicht. Maar verschillende gebeurtenissen kunnen verschillend beoordelen worden en mensen kunnen daardoor tot verschillende conclusies komen – en toch tegelijkertijd grofweg dezelfde uitgangspunten hebben. Er bestaat geen een-op-een verhouding tussen iemands historische opvattingen en iemands politieke opvattingen, geschiedenis en politiek zijn geen optelsommen waarin dezelfde combinatie steeds dezelfde uitkomst heeft.
Waar Peter de mist in gaat is met te stellen dat Willem als het ware naast Lenin, Trotsky en Stalin staat. Voor Peter staat vast dat die drie op een lijn gesteld kunnen worden, voor Willem niet. In plaats van in te zien dat hier sprake is van een verschil in beoordeling van historische actoren poneert Peter zijn stelling opnieuw en associeert hij zijn gesprekspartner met iemand over wie we het wel allemaal eens kunnen zijn dat hij een massamoordenaar was. Dit heeft geen stijl.
Het verbaast om nu als tegenwerping te zien tegen Willem ‘dat hij denkt vanuit de nieuwe machthebbers’; de discussie gaat toch voor een belangrijk deel over de rol van die mensen? Hoe zouden we ons een beoordeling van deze mensen kunnen vormen zonder als het ware in hun schoenen te staan? Dat doet Peter toch ook als hij stelt dat het de bolsjewieken ging om hun machtsbehoud?
Peter smokkelt zijn conclusies zijn vertoog in als argumenten door bijvoorbeeld te stellen dat het de nieuwe machthebbers ging om het verdedigen van hun eigen macht. Tja, als dat hun motivatie was en die machtspositie inderdaad niet onmisbaar voor de revolutie was opstand natuurlijk gerechtvaardigd. Maar dit enkel zo poneren is weinig overtuigend.
Over de inhoud; Peter neemt geen ‘stuk verantwoordelijkheid’ uit de handen van de omstandigheden om die bij het handelingsvermogen van de Russische boeren, arbeiders etc. te leggen. De zaak wordt domweg omgedraaid. Maina benadrukt mijns inziens te sterk de omstandigheden, maar Peter doet gewoon het tegenovergestelde en tovert het alternatief van een libertaire omwenteling tegen de bolsjewieken uit zijn hoge hoed door dit te poneren als een mogelijkheid. Dit is niet het relativeren van agency ten opzichte van structure, het is het absoluut prioriseren van agency over structure.
Peter verwisselt twee heel verschillende dingen met elkaar; namelijk protest tegen de bolsjewieken en een beweging voor een nieuwe antiautoritaire revolutie. Alsof elke opstand altijd automatisch progressief is. Dat is het helaas niet. Anarchisme was onder de Russische boeren een marginaal verschijnsel, net als onder Russische arbeiders toen de revolutie uitbrak. Daarvoor hoef je geen bolsjewieken te lezen, dat was ook de mening van schrijvers als Rosa Luxemburg en Victor Serge. Het sterkste bewijs is wel dat anarchisme alleen in de Oekraïne met Makhno beweging daadwerkelijk massaal werd.
(tussen twee haakjes: het is opvallend dat libertaire critici van de bolsjewieken wel vaak deze beweging aanhalen maar angstig om de hete brij van het zeer autoritaire optreden van deze beweging heen draaien. In Arshinov’s geschiedenis van deze beweging staat een anekdote over een Makhnovist die door de politie gearresteerd was en als list, om vrij te komen, tegen hen vertelde dat hij bereid was informant te worden. De Makhnovist wordt vrijgelaten en keert terug naar zijn kameraden waar hij meteen Makhno inlicht over het gebeurde. Deze laat hem executeren omdat hij door met de politie te praten de revolutionaire moraal gebroken zou hebben. Als geschiedenis en politiek de optelsommetjes waren waar veel mensen ze voor aanzien zou je hier dus de conclusie uit mogen trekken dat verdedigers van de Mahknovisten voor het standrechtelijk executeren zijn van iedereen die ooit met de politie gesproken heeft, ook als is het maar alleen om ze voor te liegen.).
Maar waarom zouden we aannemen dat het protest tegen de bolsjewieken de weg naar een libertair alternatief opende? Is het niet veel waarschijnlijker dat een groot deel van dit protest gemotiveerd door de spontane ideologie van arme boeren, namelijk de wens van een stukje eigen land en solidariteit binnen het dorp, ten koste van solidariteit met andere dorpen, en laat staan met de vaak verachte steden – en gecombineerd met sterk conservatieve, door traditie gesteunde, sociale opvattingen?
Peter creëert verder een dichotomie tussen de nieuwe staat en ‘arbeiders en boeren zelf’. Maar zijn er dan daadwerkelijk geen tegenstellingen tussen die arbeiders en boeren? Wie vochten dan voor de Witten en organiseerden bijvoorbeeld de pogroms? Dat waren vaak toch ook arbeiders en boeren zelf. Maar Peter zal er vast mee instemmen dat geweld tegen deze boeren en arbeiders toch geoorloofd was, en wel in naam van de revolutie.
En wie waren dan de mensen die aan de kant van de bolsjewieken vochten? Dat waren toch ook grotendeels boeren en arbeiders? Maar Peter matigt zich het vermogen aan om in te kunnen schatten dat deze boeren en arbeiders een contrarevolutionaire rol speelden. En hij is daarmee het spiegelbeeld van Lenin, Trotsky (en, zoals Peter benadrukte, Stalin) die slechts een andere groep boeren en arbeiders een contrarevolutionaire rol toedichtten. En, net zoals Peter, waren zij voorstander van geweld tegen ‘contrarevolutionaire’ boeren en arbeiders. Dit zijn de kluwens waarin we terecht komen als er zo slordig tegenstellingen neergezet worden in plaats van een concrete analyse van wat er op een specifiek moment in de geschiedenis, de specifieke omstandigheden in acht nemend, wel en niet mogelijk was.
Ik heb tot nu toe niks gezegd over hoe ik deze geschiedenis inschat. Ik neig naar de conclusie dat al vroeg in de jaren 20 de steun voor de bolsjewieken zo sterk afkalfde (door een combinatie van subjectieve keuzes en fouten, niet in de laatste plaats de zeer sterke over(!)schatting door de bolsjwieken van het potentieel van de sovjets, en objectieve omstandigheden) en zonder dat er een spoor was van de door Peter gewenste derde macht die zowel de Bolsjewieken als de Witten had kunnen verslaan, dat het proces van autoritair worden in 1921 nog slechts door politieke aardverschuivingen als een revolutie in Duitsland gestopt had kunnen worden. Het definitieve falen daarvan in 1923 betekende de laatste nagel in de doodskist van de Russische revolutie.
Zonder dat Lenin, Trotsky of Makhno dat wilde of had kunnen stoppen – wereldhistorische structure over agency dus.
Aangezien dit echter een eindeloze discussie is als we niet dezelfde methodes en principes hanteren verwacht ik niet dat ik het bijvoorbeeld met Peter ooit eens wordt hierover. Dat is ook helemaal niet erg want zoals ik al zei is geschiedenis geen optelsom met slechts goede of foute antwoorden. Maar tenzij we terugkomen op Willem’s voorstel om het te hebben over wat we in het hier en nu willen doen heb ik hiermee wel alles gezegd wat ik van mij hart wilde hebben.
Het punt waar Willem aan voorbij gaat is dat hij blijft redeneren in het stramien: wat hadden de Bolsjevieken, wat had het bewind, moeten doen? Mijn positie is een andere: wat hadden arbeiders en andere onderdrukten moeten doen? Daar is mijn plek. Ik denk dat je revoluties maakt, verdedigt en versterkt door eigenhandig en van onderop voor je verlangens en belangen te blijven opkomen, desnoods tegenover de nieuwe machthebbers die namens een revolutie menen te mogen spreken terwijl ze hem helpen verstikken. Willem kiest de kant van die nieuwe machthebbers, ook tegenover degenen namens wie die spreken. Ik niet.
Willem schrijft: “En daarna leg je uit dat de Lenin en de zijne een van die opties hebben gekozen en dat ze daar dus volledig verantwoordelijk voor zijn, en dat we dus niet naar de omstandigheden kunnen verwijzen.” Nee. Ik schrijf: “Het was niet allemaal overmacht.”Niet allemáál, maar dus ook nioet allemaal NIET. Ik spreek van “geen pure overmacht was, maar een keus.” Ik schrijf: “Daarmee leg ik een stuk verantwioordelijkheid voor de gang van zaken bij dijgenen die die keus konden maken, en haal ik hem uit handen van die fameuze ‘omstandigheden’ die wel erg eenzijdig als allesbepalend worden gezien in het betoog van Maina. Er is niet alleen ‘circumstances’. Er is ook wat in het Engels zo mooi ‘agency’ wordt genoemd.” Zie je? Niet alleen maar ook, een stuk – maar dus niet de hele – verantwoordelijkheid. Nadrukkelijk dus NIET “volledige verantwoordelijkheid”, zoals Willem mij ten onrechte in de mond legt. Het is een combinatie. De situatie was erbarmelijk. De Bolsjevieken slagen erin die situatie te verergeren door hun repressieve methoden en hun bureaucratisch, zelfs door Lenin uiteindelijk aangeklaagde, wanbestuur. De Bolsjevieken misbruikten de erbarmelijke toestand ook nog als rechtvaardiging van hun dictatuur.
De gedwongen graanlevereranties. Het loslaten daarvan betekent helemaal niet perse het laten verhongeren van de steden. In de eerste plaats zou dat dan ook tussen 1921 en 1928 – toen dit het beleid was – de verhongering van de steden hebben betekent, hetgeen niet zo was. Maar okay, tussen 1917 en 1921 woedde er tegelijk gewapende strijd, en dat maakte de situatie ernstiger. Maar dan nog. Het was precies de gedwongen graanleveranties die de gewapende strijd – boerenopstanden, die zich helaas voor een deel verbonden met rechts maar als zodanig iets anders waren dan Witte reactie – hielp aanjagen. Het loslaten daarvan had de gewapende strijd van één van de voedingsbodems helpen beroven. Minder gewapende ontwrichting, meer kans de honger de baas te worden.
Bovendien. Steden en omliggende boerendorpen trachtten buiten officiële kanalen om, goederen en graan uit te wisselen, er was ‘zwarte handel’, alleen zwart omdat de machthebbers het behandelden als speculatie. Dat was het soms, maar niet automatisch. Machthebbers waren niet blij met initiatieven buiten de bureaucratische structuur. Zo stroomden interneringskampen – Lenin spreekt zelf van ‘concentratiekampen, en hij pleitte ervoor – vol met ‘speculanten’ oftewel boeren met een zak graan op weg naar de stad, arbeiders met wat spulletjes op weg naar dorpen in de buurt, tegengehouden bij controleposten waarmee het hele land was overdekt en die de boerenbevolking tot furie dreven. Het bewind onderdrukte deze vorm van voedselvoorziening, en blokkeerde daarme de improvisatie van voedsel- en andere voorziening vanuit de bevolking zelf. Ik zeg niet dat die improvisatie gegarandeerd de honger had verslagen. Ik zeg wel dat het dwarsbomen ervan de zaak niet beter maakte. Dit is niet louter strijd tegen honger. Dit is strijd tegen eigen initiatief dat zijn aan de greep van staat en partij ontttrok. Het is één van de vormen waarin het nieuwe regime de zaken erger in plaats van beter maakte. Je kúnt een ontwricht land niet van hogerhand en geforceerd op orde brengen zonder mensen grootschalig tegen je in het harnas te jagen. De boeren- en arbeidersopstanden vormden een rém op dit bureraucratisch-repressieve ontwrichtingsproces, leidden herhaaldelijk nog tot concessies ook waar concrete groepen boeren en arbeiders beter van werden.
Over stakingen 1944-45 in Nederland. Ik heb in de Trotskistische beweging geleerd dat de klassenstrijd in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog snel werd ingekapseld en neergeslagen, mede in opdracht van/ loyaliteit met Geallieerde imperialisten die tegen Nazi-imperialisten vochten. Ik heb daar geleerd dat revolutionairen die inkapseling en dat neerslaan moeten afwijzen, dat de klassenstrijd ruim baan moet krijgen ongeacht welke imperialistische mogendheid, het voor het zeggen heeft. Ja, stakingen in Zuid-Nederland waren gewettigd, vonden ook plaats, en ik meen zelfs dat radicaal-links in d e opkomende EenheidsVakbeweging die probeerde te steunen. Ik zie dat ik dit gezichtspunt uit mijn Trotskistische erfenis heb meegenomen nu ik allang geen Trotskist meer ben, en ik koester het. Willem heeft dat waardevolle erfgoed kennelijk losgelaten door nu tegen stakingen te pleiten in situaties waarin er nog een oorlog tegen een nog grotere vijand gaande was.
Dat het oproepen tot stakingen in bepaalde situaties door sommigen als collaboratie met de vijand van de week kan zijn opgevat, kan wezen. Sommige mensen vatten het oproepen tot staken en demonstreren in Hongarije 1956 ook op als collaboratie met imperialisme en clericaal fascisme. Deelt W illem hun mening? Zo niet, waarom dan die logica wel inzetten tegen de klassenstrijd in Zuid-Nederland 1944-45, en Rusland 1917–21? Want daar hebben we het over, ook in Rusland: pogingen tot autonome klassenstrijd, die doorging ook toen er nieuwe bewindvoerders aan de macht waren gekomen. Staan we aan de kant van de klassenstrijders van onderop? Of aan de kant van de bewindvoerders? Gisteren? Vandaag? Morgen?
Het lijkt me niet dat voortzetten van deze discussie erg veel zin heeft. De eerste zin van Peter maakt dat al duidelijk: “Het punt waar Willem aan voorbij gaat is dat hij blijft redeneren in het stramien: wat hadden de Bolsjevieken, wat had het bewind, moeten doen? Mijn positie is een andere: wat hadden arbeiders en andere onderdrukten moeten doen?” Volgens mij ging deze discussie over het Leninisme, dus wat Lenin en zijn aanhangers gedaan hebben, en wat we daar eventueel van kunnen leren.
Dat omdraaien tot de vraag wat hadden de arbeiders en andere onderdrukten moeten doen maakt het m.i. tot een zinloze discussie. Als het concreter wordt, bijvoorbeeld over Peter zijn opvatting over ‘leiding’ en ‘bestuur’ geeft hij niet thuis maar blijft zich verschuilen achter abstracties als ‘de arbeiders en boeren’. Dat schiet niet op. Prettig weekend allemaal.
Over leiding en organisatie: ik denk dat ik helder ben geweest, maar ik probeer het nogmaals. Ja, zeggenschap moet je organiseren, er zijn procedures nodig – of dat nu stemming is of consensus, of een combinatie – om taken te verdelen en ook te delegeren. Maar dat is zeggenschap. Dat is niet automatisch leiding. Je kunt afspreken wie over welk besluit gaat. Je kunt echter niet afspreken wie een nieuw idee ingrengt, een nieuw initiatief gaat nemen. Leiding in die zin laat zich niet kiezen. Hooguit kun je een context scheppen waarin nemers van initiatieven en inbrengers van ideën zich gewaardeerd en aangemoedigd voelen maar tegelijk weten dat ze niet automatisch de bevoegdheid hebben om die op te leggen en uitgevoerd te krijgen. Daar gaat leiding namelij precies níét over, wat mij betreft.
De zinsnede van Willem: “Ook in die gevallen heb je dus een vorm van ’bestuur’ nodig, dat wil zeggen van georganiseerde besluitvorming, het geven van bepaalde instructies, en het delegeren van bepaalde taken” , is helemaal niet slecht, en als instructies opgevat worden als aanbevelingen en suggesties en niet als orders, dan ben ik het er zelfs mee eens ook. Nog altijd is dat iets anders dan een bestuur dat mensen dingen kan opleggen. De enige aanvaarddbare bestuursvorm is en blijft voor mij zelfbestuur. Maar dat behelst wel degelijk georganiseerde besluitvorming. Daar zit het meningsverschil niet. En dat weet Willem, want dat schrijf ik keer op keer.
Over Machno: het verwijt dat veel anarchisten daar te positief over zijn, vrij onkritisch over diens onaangename kanten, klopt. Daar is werk te doen, ook door mij.
Verder. Lastig discussiëren als ik word aangesproken op standpunten dien ik aantoonbaar niet heb. Zoals Alex doet waar hij schrijft: “Willem heeft twijfels aan de richting van de opstanden waar Peter voor pleit – Stalin had die twijfels ook. Dus is Willems positie eigenlijk vergelijkbaar met die van Stalin.” Ik schreef nu juist – niet hier, wel op een hier doorgelinkt stuk – dat Stalin, ironisch genoeg, twijfels had bij het NEERSLAAN van de opstand van Kronstadt. En het gaat dan ook nog om de Stalin van pakweg 1921, die zich niet wezenlijk van Lenin en Trotski onderscheidde. Dat het gedrag van onder meer dit vrolijke drietal – in essentie verdedigd door Willem en Alex – een voorbode is wat later kwam onder één van dit drietal, komt daar nog eens bovenop. Maar zoals Alex mijn argumentatie weergeeft heb ik hem nadrukkelijk niet gedaan. Verdraaiing van mij standpunt om het vervolgens te attaqueren is niet verhelderend. Bovendie heeft Willem het niet louter over “twijfels”: hij vindt het neerslaan van die opstanden gewoon terécht, want ze spelen de Witten in de kaart; hij toont daarover nu juist géén twijfel. De rest van het betoog van Alex over de revolutietijd laat ik maar rusten. Er worden mij daar allerlei meningen toegedicht die ik niet naar voren heb gebracht, en het kernpunt wordt weggewuifd als abstracties. Dit helderen we niet op via dit reactieformulier.
Achtergrondstukje op de website van Grenzeloos over dit debat:
http://www.grenzeloos.org/2013/04/19/lenin-discussie/
Ik ben blij dat er vrije discussies mogelijk zijn rond het onderwerp ”leninisme”. Binnen dogmatische trotskistische en stalinistische partijen is dat onmogelijk. Deze debatten over Lenin zijn goed want wie mogen inderdaad kritisch zijn over zijn rol in de Russische burgeroorlog. Maar kritiek houdt niet in dat we hem moeten neerzetten als ”Stalin light” zoals de kapitalistische media doet. Die zien Marx en Lenin dolgraag naast Stalin en Mao.
Als revolutionair socialist ben ik een voorstander van de vrijheid van discussies, maar ook de eenheid in actie. Het verbod op fracties in de Russische Communistische Partij heeft het Stalin makkelijker gemaakt om zijn tegenstanders uit te schakelen. Ook al had Lenin’s misschien goede bedoelingen ( hij wou eenheid bewaren en vreesde splitsingen ) gehad dan nog was het fractieverbod fout. Ook bekritiseer ik de wreedheid tijdens het Rode Terreur, dat hoefde niet zo wreed te zijn. Maar daar sta ik niet alleen in, ook enkele bolsjewieken hadden daar kritiek op. Trotsky kan wel zeggen dat het allemaal noodzakelijk was, maar het vermoorden van mensen zonder proces of bewijs van schuld is misdadig!
Revolutionair socialisten moeten Lenin en Trotsky niet vereren als grote leiders. Dat is de fout die velen nog maken. De persoonlijkheidscultus rond Lenin heeft helaas ook de trotskisten geïnfecteerd.
“Maar de kern blijft het idee dat de meeste mensen geleid moeten worden door de meest verlichte geesten.” Wie bepaalt wie een ‘verlichte geest’ is en volgens welke maatstaven? Deze vraag is nog nooit bevredigend beantwoord sinds de Franse Revolutie.
En Lenin was een mensenverachtende, criminele geest die staatsterreur als noodzaak zag om het regime instand te houden, een aanbeveling die netjes werd opgevolgd zoals we weten.