Een ster in de spiegel (deel 9, slot)
In de tijd van Charles Dickens verschenen romans soms in de vorm van feuilletons in kranten en tijdschriften. Precies dat doen wij nu met de prachtige autobiografische roman “Een ster in de spiegel” van Doorbraak-activiste Lili Irani. Haar boek verscheen in maart 2013 en gaat over haar leven in Iran, haar komst naar Nederland en haar leven hier. Onderwerpen als moslimfundamentalisme, vrouwenonderdrukking en migratiebeheersing komen aan bod, maar ook thema’s als liefde en familie slaat ze niet over. Lees je net als veel anderen veel liever in een boek dan van een beeldscherm? Dan hebben we goed nieuws! Je kunt het boek nog steeds bestellen door 15 euro over te maken op IBAN-nummer NL97INGB0004418467 ten name van De Fabel van de illegaal te Leiden (de verzendkosten zijn daarbij inbegrepen). Vergeet niet je adres erbij te vermelden. Veel leesplezier.
Hoofdstukken 1. Koffiedik 2. Wildebras 3. Bruidstaartpoppetjes 4. Tortelduifjes 5. Aanmeldcentrum 6. Woordenschat 7. Assepoester 8. Weesgegroetjes 9. Liefdesverklaring |
Liefdesverklaring
Voordat ik naar Teheran vloog, belde ik Ladan op met het verzoek om een betrouwbare plastische chirurg te zoeken voor een correctie van mijn neus. Hij was best het aankijken waard, maar kon naar mijn stellige overtuiging zeker nog wel wat worden verfraaid. Jarenlang had ik geen aanleiding gezien om aan mijn neus te laten sleutelen. Mijn schoonfamilie had daar wel altijd op aangedrongen, omdat ik voor hun oersaaie heilige zoon de oogverblindendste vrouw ter wereld moest worden. Maar ik had in de loop der tijd steeds minder belang gehecht aan hun dringende wensen op het gebied van mijn uiterlijk. Al was het alleen maar omdat zoonlief een weinig opwindend voorkomen vergezeld liet gaan van een aantal weinig verheffende karaktertrekken, waaronder tomeloze zelfzucht en de onuitroeibare neiging om zijn echtgenote op te vatten als een lakei voor zijn koninklijke hofhouding.
Maar de verschijning van Soltani in mijn leven moedigde me aan om het risico van een operatie aan te gaan. Misschien zonder het zelf te beseffen, zette hij me ertoe aan om meer tijd aan mijn uiterlijk te besteden. Sterker nog: hij bracht me terug naar mezelf. Met Noeshin ontdekte ik het plezier van het zonnebaden en het genot van massages in schoonheidssalons. Trappelend van ongeduld wilde ik de schade en de verloren tijd van tien troosteloze eenzame jaren uitwissen, en zo snel mogelijk inhalen wat ik zo lang had moeten missen. Noeshin en ik spartelden eerst in het water van het zwembad en dreven daarna in de massage-olie van de salon. Zo werkten we onze rimpeltjes weg. Het deed me denken aan vroeger, toen ik stiekem een pot Nivea-crème van mijn moeder had gepakt en me zo overdadig met de crème insmeerde dat het in mijn ogen terecht kwam. Omdat de crème in mijn ogen brandde, begon ik te gillen en wild rond te rennen. Nu hadden Noeshin en ik aan één pot zeker niet genoeg. Bovendien was het huis-, tuin- en keukenmerk Nivea ons te min. We namen enkel genoegen met dure merken. Zodra we het ons financieel konden veroorloven, doken we in een parfumzaak, vroegen we advies aan het personeel en kochten we potjes en flesjes die ons bevielen. Soms kwamen oude tips over heilzame oliën van mijn moeder en mijn oma ons van pas. We struinden in diverse steden allerlei beauty-shops af, waarbij we regelmatig gratis tubes mochten uittesten of zelfs mochten meenemen. Als zelfbenoemde medewerksters van een schoonheidslaboratorium probeerden we van alles uit. De volgende dag keerden we naar de parfumzaak terug om tegenover het personeel onze tevredenheid over de producten uit te drukken, met als gevolg dat we ook andere merken mochten testen.
Mijn kennis over schoonheidsmiddelen breidde ik uit door steevast de bij de producten ingesloten informatiefoldertjes door te nemen. Noeshin en ik zouden zelfs niet vreemd hebben opgekeken als we na enige tijd onze eigen woningen zouden hebben omgetoverd tot schoonheidsmiddelenfabrieken. Met de hoeveelheid flessen en potten die wij ter beschikking hadden was het ons vast wel gelukt om een eigen merk op de markt te brengen. Misschien had ik het met mijn universitaire opleiding en met onze fantastische eigen producten in deze wereld zelfs tot een internationaal succesvolle zakenvrouw kunnen schoppen. In de andere wereld, dat wil zeggen: in het hiernamaals, hoop ik geen schoonheidsmiddelen nodig te hebben. Weliswaar schijnen ook in de hemel de vrouwen op hun uiterlijk te worden beoordeeld, maar de veronderstelde wellustige zwartogige dames die de heren daar blijkbaar aantreffen, hoeven hun volmaakte lichaam niet bij te werken en op te lappen met oliën, crèmes, parfums en make-up.
Onze rondgang langs parfumwinkels vond plaats in Nederland en België. De verfraaiingscampagne zette zich internationaal voort door naar Iran te reizen voor een neuscorrectie. Samen met Afshin vloog ik naar Teheran. Ik liet Noeshin achter met de proefflesjes, crèmes, massage-oliën, zwembaden en niet te vergeten haar auto die zuchtte en kreunde onder haar seksuele fantasieën. Nadat ik in het ouderlijk huis was aangekomen, liet Ladan me een lijst zien van bekende plastische chirurgen. Zoals altijd, maakte mijn moeder zich zorgen. “Opnieuw ben je eigenwijs. Maar nu van een ander soort”, mompelde ze. “Kijk naar je broer. Hij heeft vijftien jaar geleden ook een neusoperatie ondergaan, maar kan sindsdien moeilijker ademen.” We stelden haar gerust. “Er zijn nu hele goede dokters, mama, die genoeg ervaring hebben.”
Ladan en ik bezochten een stuk of vijf klinieken voor plastische chirurgie. Het was daar zo druk dat het erop leek alsof alle jonge Iraniërs tegelijkertijd hadden besloten om zich mooier te laten maken. Men liet ons digitale foto’s zien aan de hand waarvan we konden vaststellen hoe het gezicht van een persoon was verbeterd na een ingreep. Van sommige foto’s schrokken we, want het gelaat van de betrokken persoon leek er volgens ons niet op te zijn vooruitgegaan. Maar bij het bekijken van andere foto’s bedankten we God dat door deze nieuwe technologie de mensheid zichzelf kan herscheppen. Hoe langer onze zoektocht naar een betrouwbare kliniek duurde, hoe lastiger het werd om een ervaren chirurg te kiezen in wiens handen mijn neus veilig was. Uiteindelijk vonden we er een, een vrolijke en vriendelijke man.
Samen met Ladan en soms ook Sanaz stortte ik me in het uitgaansleven. We maakten afspraken met vriendinnen en bezochten feesten. Een volwassen geworden wildebras kwam in me bovendrijven, na lang verborgen te zijn gebleven. Net als vroeger, in de tijd van Neda en Shahrzad, bezochten we de wijk Jordan. Als oude bekenden begroette ik de straten, en verwelkomde ik de bijna vergeten herinneringen die langzaam opborrelden.
Maar ik was met een ander doel gekomen. Omdat ik niet zoveel weken vakantie had, had mijn aardige chirurg de afspraak voor de operatie naar voren geschoven. Na de ingreep zou ik nog een paar weken onder zijn controle moeten blijven. Onbevreesd stapte ik op de dag van de operatie de kliniek binnen. Ik trok de aan me uitgereikte operatiekleding aan. Veel andere patiënten zien huizenhoog op tegen dit soort operaties, maar ik bleef koelbloedig. Als een bal op volle snelheid plofte ik op het operatiebed, alsof ik zo snel mogelijk een doelpunt wilde maken. Het operatieteam stond te praten, wat me de gelegenheid gaf om een grapje te maken. “Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Ik wil graag mooi zijn, maar niet te veel pijn hebben. Maar jullie kunnen het klusje toch wel klaren, neem ik aan?”, vroeg ik lachend. ‘’Het gaat flink zeer doen. Maar als je wakker wordt, dan heb je een fraaie kokkerd”, lachte een operatiemedewerker. De chirurg liet weten positieve energie te krijgen van een patiënt die niet wit wegtrok van de zenuwen. “Ik vind het jammer dat we je moeten wegmaken. Je had ons anders best wel leuk verhalen kunnen vertellen, denk ik.”
Na de operatie kon ik naar huis gaan. Omdat de chirurg wist dat ik een druk en beweeglijk persoon ben, werd ik zwaarder onder narcose gebracht. Daardoor sliep ik een paar dagen na de operatie langer dan gebruikelijk. Langzaamaan kon ik meer wakker blijven. Mijn gezicht zat bijna helemaal onder de pleisters en het gips. Alleen mijn ogen waren zichtbaar. Maar het zou beter zijn geweest als ze ook onder de pleisters zouden zijn verstopt, want ze hadden een griezelige donkerpaarse kleur, als van aubergines. Ik moest rust houden en ging weinig naar buiten, voornamelijk naar de vervolgafspraken met de chirurg. Na een paar dagen verwijderde hij het gips en de pleisters. “Je mag jezelf in de spiegel bekijken”, zei hij. Brandend van nieuwsgierigheid bekeek ik mijn gezicht. Ik schrok toen ik mijn neus zag, die de vorm van een olifant had gekregen. De voorkant ervan was lang en groot geworden, alsof ik was voorzien van een slurf. “Je moet geduld hebben. Het krijgt niet zo snel de goede vorm, meid.” Lachend vervolgde hij: “Het is te laat om je zorgen te maken. Maar het is mooi geworden, hoor. Het komt goed.” Dat stelde me gerust.
Thuis bij mijn ouders had ik niets te doen. Afshin, die bij zijn eigen ouders verbleef, kwam maar één keer bij me op bezoek. Wat hij in Nederland gewend was om te doen, deed hij ook in Teheran. Hoewel er genoeg uitgaansplekken waren, bleef hij de hele tijd binnen zitten. Andere familieleden moesten hem bezoeken, in plaats van andersom. Uitnodigingen om te komen eten sloeg hij af. Tijdens vakanties had ik de familiebezoeken altijd in mijn eentje afgelegd, zonder hem erbij. Ik luisterde graag naar de lieve woorden die mijn zussen en nichten telefonisch uitwisselden met hun vrienden. Ze vertelden me leuke anekdotes over wat ze hadden meegemaakt. Zo was ik steeds op de hoogte van de laatste nieuwtjes. Vooral mijn nichten hadden genoeg verhalen in voorraad om tot ’s avonds laat te kunnen doorpraten. Op elk ogenblik van de dag konden ze van wal steken met nieuws, roddels en achtergrondinformatie. Van ’s middags tot ’s avonds laat waren ze aan het bellen en sms-en. Als ze een ander belden, dan konden we soms met hen meeluisteren. “Mijn schat”, zei dan de vriend van een van de nichten, “heb je iets nodig, heb je honger? Of heb je soms trek in ijs?” Als mijn nicht om 3:00 uur ’s nachts zin in ijs kreeg, dan namen we aan dat een taxichauffeur niet veel later dat lekkers zou komen langsbrengen. Wel vormde daarbij een probleem dat een van ons geruisloos en behoedzaam naar beneden moest gaan, zodat onze ouders niet wakker zouden schrikken. Na enige tijd kwam die persoon met een bak ijs in zijn handen weer naar boven. Maar na een paar minuten kwam mijn moeder met slaperige ogen traag onze kamer binnen. “Wat doen jullie toch?”, wilde ze weten. Toen ze het ijs zag, kreeg ze van mijn nicht ook een paar scheppen en ging ze bij ons zitten.
Een andere nicht van me liet de dag erna weten dat het haar beurt was om lief te zijn en voor ons eten te kopen, zodat we haar zouden kunnen overstelpen met complimenten. ‘’Als jullie zin hebben in lekker eten, bewaar dat dan maar voor morgen. Dan komt mijn bestelling binnen.” En inderdaad werden er de volgende avond een paar lekkere pizza’s bij ons afgeleverd. Mijn familieleden probeerden me zoveel mogelijk te vermaken, omdat ik door het gedwongen thuisblijven weinig afleiding had. Ze kenden een soort waarzeggerspel met kaarten, dat ze me leerden en dat heel vermakelijk bleek te zijn. De waarde van de speelkaarten geeft daarbij aan welk gevoel de vriend of echtgenoot van de vrouw die op dat moment zit te spelen, voor haar heeft. Heeft hij haar gemist? Denkt hij nu aan haar? Gaan ze elkaar binnenkort weer zien? De diverse waarden van de speelkaarten hadden elk voor zich een betekenis, die verklaarde hoe het zat met de relatie of het huwelijk van de betrokken speelsters.
Het kaartspel zorgde voor een hoop plezier. Mijn zussen en nichten drongen er bij mij op aan om ook mee te spelen. Het gevoelsleven van mijn man kon me niet zo boeien, maar dat van Soltani wel. Hoe zou hij over mij denken? Daar was ik vreselijk benieuwd naar, zeker nadat hij zo geschokt had gereageerd toen hem duidelijk was geworden dat hij me twee maanden niet zou zien. Maar spijtig genoeg verscheen voor mij alleen een speelkaart met het cijfer zes, wat seks symboliseerde, en daarna de kaart met de bibi, de vrouw, wat zou betekenen dat er op het gebied van de liefde een mededinger in het spel is. Daardoor raakte ik zo teleurgesteld dat ik niet meer verder wilde spelen. Maar mijn nichten hadden dolle pret en pakten opnieuw de speelkaarten. Ze gilden het uit toen de kaarten met harten tevoorschijn kwamen, want dat zou duiden op liefde. “En die negen, die houdt in dat hij veel aan haar denkt”, schreeuwde een van mijn nichten. En ze konden niet stoppen met lachen en krijsen en mallotig doen. Terwijl de anderen de volgende dag gingen werken of studeren, greep ik naar de kaarten. Spijtig genoeg kreeg ik opnieuw te maken met de kaarten die seks en een kaper op de kust symboliseerden. Ik keek op mijn horloge om te weten te komen hoe laat het in Nederland was, en te kunnen inschatten of het daar tijd voor seks zou kunnen zijn. “Op grond van wat ik van hem weet, passen die kaarten goed bij hem”, dacht ik. Hoewel ik de kaarten wegsmeet, brachten mijn zussen en nichten me later toch weer in verleiding om mee te spelen. Maar wat schrok ik toen na de zes-kaart van die ochtend nog een paar keer achter elkaar het cijfer zes verscheen, en daarna zelfs alle vier de bibi’s achter elkaar. Nadat de bibi-kaart voor Ladan was gekomen, pakte ze meteen haar telefoon om haar vriend te bellen en na te gaan of er zich in zijn omgeving een mededingster bevond. De drang om langs bovenzintuiglijke weg meer te weten te komen over onze toekomst en onze vrienden en mannen bleek niet ingedamd te kunnen worden door een stel kaarten. Daarom was een zoektocht naar een waarzegster van levensbelang. Zo konden we misschien meer bereiken. Maar wat waarzegster Pani had opgemerkt over Soltani hield niets meer in dan wat de speelkaarten al hadden getoond, namelijk dat ik hem moest delen met een andere vrouw.
Langzamerhand brak de tijd aan om weer naar Nederland terug te keren. De paarse kringen rond mijn ogen namen elke dag af, maar ik moest er nog wel pleisters op plakken. De chirurg constateerde dat alles naar wens verliep. Hij gaf me nog wat opdrachten voordat ik ging vliegen. Het kaartspel deed ik het eerst in mijn koffer, samen met de voorspellingen van Pani. De ontmoeting met Soltani die ik in het vooruitzicht had, maakte het afscheid nemen van mijn familie minder zwaar dan eerdere keren. De laatste afspraak met hem was al langer dan twee maanden geleden. Toen Afshin en ik in Nederland terugkeerden, zag mijn gezicht er nog steeds dik uit. Ik moest nog enige tijd wachten totdat het minder opgezwollen was. Elke dag keek ik in de spiegel om het veranderingsproces in de gaten te houden. Noeshin kwam me kort na mijn terugkeer al bezoeken om te vertellen wat ze had gedaan en om na te gaan hoe mijn operatie was verlopen. Ze zag er nog steeds bruin uit. Haar huid glansde van de olie en de crème. Vergeleken met haar had ik scheve ogen en een dik gezicht. Ik ging met haar mee naar haar stad.
Het was haar uiteraard opgevallen dat ik een oogje had op Soltani. Daar keek ze niet van op. Ze moest er om lachen.
– Jij bent net als de anderen. Waarom maak je niet een vervolgafspraak met hem? Je bent toch nog steeds zijn patiënt?
– Ja, maar hoe moet ik dat doen? Ik zie eruit als een gemummificeerde farao. Hij zal zich wild schrikken.
– Okee, als je hem wilt zien, dan gaan we ergens vlakbij zijn kantoor stiekem in de auto zitten, in de hoop dat we hem in het vizier krijgen.
– Maar dit keer gaan we hem toch niet volgen?
– Daar hoef je niet bang voor te zijn. We zullen genoeg afstand van hem blijven houden.
Om mezelf toonbaar te maken haalde ik mijn pleisters eraf en maakte ik me mooi op. Want het zou kunnen dat ik hem toch onder ogen moest komen. De volgende dag regende het. We parkeerden ergens in de omgeving van zijn therapiepraktijk. Noeshin pakte haar telefoon en begon sms-jes te sturen. Ik rookte en luisterde naar mijn favoriete bluesmuziek. Er hing een romantische sfeer in de auto, maar we waren beiden verstoken van liefde. Noeshins ogen waren op haar mobiel gericht en de mijne op Soltani’s kantoor. Na enige tijd verscheen hij in de deuropening van zijn kantoor. “Soltani komt onze kant op”, waarschuwde ik Noeshin op gealarmeerde toon. “Noeshin, nu diep bukken, anders ziet hij ons.” Hij liep naar zijn auto, die blijkbaar vlakbij ons stond geparkeerd. We hielden onze hoofden onder het dashboard. Noeshin moest de helft van haar sms-bericht diep voorovergebogen intypen.
Waar ik me had proberen te verstoppen, steeg de rook van mijn sigaret op. Ik was mezelf bijna aan het verbranden toen we een geluid hoorden aan Noeshins kant. Opgeschrikt richtten we langzaam onze hoofden op. Hij stond naast de auto en klopte op het raam. Als stoute kinderen die door hun vader zijn betrapt, keken we hem stil aan. Hij gebaarde ons om het raam open te doen, waar Noeshin zich toe gedwongen zag.
– Wat doen jullie hier?
Omdat we geen tijd hadden gehad om een smoes te verzinnen, waren we helemaal uit het veld geslagen. Om de pijnlijke stilte te doorbreken, zei Noeshin haastig: “Meneer Soltani, Lili wil een afspraak met u maken.” Daarmee zette ze me voor het blok.
Hij keek me aan, zag de rook van mijn sigaret nog steeds opstijgen, en glimlachte.
– Mijn agenda ligt in het kantoor. Kom maar naar boven.
Hij keerde terug. We moesten bijkomen van de genante gebeurtenissen. Mijn hoofd voelde rood aan van schaamte en woede, maar Noeshin begon hard te lachen. Zelfs een emmer ijskoud water had me nog niet kunnen afkoelen. “Mijn God, wat een figuur hebben we geslagen!”, dacht ik. Het duurde tien minuten voordat ik weer mezelf was en naar zijn kantoor kon lopen. Ik was er boos over dat we op zo’n belachelijke manier contact met hem hadden moeten krijgen. Zijn kantoor was leeg. Toen ik zijn kamer binnenstapte, was hij een nummer op zijn mobiel aan het intoetsen.
– Hallo.
– Hallo.
– Ik heb je net al twee keer gebeld. Waarom neem je je mobiel niet op? Waar bleef je nu?
– Mijn mobiel ligt thuis.
– Sinds wanneer ben je aan het roken? Jij rookte niet.
Hij richtte zijn blik op de tafel. “Hoe weet hij dat ik vroeger niet rookte, en nu wel?”, vroeg ik me af. Ik was verbaasd over zijn vraag. “Had hij ons soms ook achtervolgd, net als wij hem?” Ik voelde me opnieuw een puber. Ditmaal eentje die door haar strenge ouders is betrapt op roken, en moet nadenken over een aannemelijke smoes, zoals: “Mijn vrienden roken ook en het komt door hen.” Maar ik slikte mijn woorden in, toen ik merkte hoe boos hij was. Dat had ik niet verwacht. Hij stelde zijn vragen op een agressieve toon.
– Waar was je al die maanden?
– In Iran.
– Wat is er met je gebeurd? Waarom ziet je gezicht er zo uit?
Hij keek me aan. Ik voelde me weer een kind dat iets stouts had gedaan en erop wacht om straf te krijgen. Terwijl ik naast zijn tafel stond, keek ik hem aan. Nog steeds onderzocht hij mijn gezicht. “Wat is er vandaag met hem aan de hand?”, vroeg ik me af. Ik had geen zin om het over de neusoperatie te hebben en ontweek zijn vragen.
– Ik zou graag een afspraak met u willen maken, meneer Soltani.
– Wil je nu een gesprek hebben?
– Nee, want Noeshin wacht op me. Kan ik een afspraak voor een andere dag maken?
Hij draaide zijn ogen van mijn gezicht naar zijn agenda. Ik kon weer ademhalen.
– Volgende week?
– Nee, over vier weken graag.
Hij wierp opnieuw een blik op me, en keek daarna weer in zijn agenda. Nog bozer dan eerst noemde hij een datum. Het werd tijd om snel naar buiten te gaan. Zijn hoofd was nog steeds over zijn agenda gebogen, toen ik haastig afscheid nam. “Bedankt. Tot over vier weken. Dag, meneer Soltani.” Ik kon zijn blik in mijn rug voelen priemen.
Het was oktober en de herfst was aangebroken, zoals bleek uit de jammerklachten van de mensen die weer en wind moesten trotseren. Afgezien van een korte warme zomer was de wind het de rest van het jaar niet gewend om met warme luchtstoten te waaien. De warme lucht werd ingeruild voor koude. Het werd ’s avonds weer vroeger donker. De modezaken hadden inmiddels volop winterkleding te koop. In die winkels stapte ik aarzelend binnen, op zoek naar kleding voor mijn komende afspraak met Soltani. Vanwege mijn kieskeurigheid kon ik moeilijk beslissen wat ik zou aantrekken. Ik moest goed voor de dag komen. Mijn kleding moest aan de ene kant niet feestelijk zijn, maar aan de andere kant ook weer niet te gewoon. Bij een mooie donkerblauwe jurk kocht ik bijpassende prachtige oogschaduw van een duur merk. Ook schafte ik een zwarte regenjas en korte laarzen aan. Naast alle dagelijkse werkzaamheden werd kleding kopen een plezierige hobby voor me. Maar ik bleef er moeite mee houden om me ten opzichte van hem een houding te geven. Ik had besloten om met hem te praten over mijn scheiding. Daarvoor was nodig dat ik hem meer dan voorheen mijn zwakke kanten zou laten zien.
Zonder de indruk te wekken dat ik blij was om hem te ontmoeten stapte ik zijn kantoor binnen. Juist op dat moment kwam hij zijn kamer uit. “Een ogenblik, alstublieft, blijf hier maar even wachten”, zei hij. Ik merkte meteen dat hij zich anders gedroeg dan bij eerdere afspraken.
– Kom binnen.
Onder zijn kalme gezicht zat een verborgen woede. Ik had me voorgenomen om de rol van patiënt te spelen. Het was bijzonder moeilijk om een neutrale houding aan te nemen tegenover iemand die me twee keer had gezoend. Maar ik was een meester in het onderdrukken van gevoelens en het me uiterlijk anders voordoen dan wat zich innerlijk in me afspeelde.
– Ga zitten.
– Meneer Soltani, ik wil met u overleggen over mijn scheiding. Ik heb besloten dat ik mijn leven niet langer meer aan mijn man wil verkwisten.
– Ik weet dat jullie huwelijk niet goed is. Maar waarom wil je scheiden?
– Meneer Soltani, ik denk dat de relatie met mijn man altijd zonder enig gevoel is geweest. Bovendien heeft mijn man me er altijd onder gehouden. Ik heb nooit een compliment van hem gekregen over mijn uiterlijk, mijn capaciteiten en mijn intelligentie. Hij heeft me altijd tegengewerkt bij mijn ontwikkeling. Als ik ergens heen wilde gaan, naar een vergadering bijvoorbeeld, of iets anders, dan mocht dat nooit van hem.
– Kom je naar me toe omdat je wilt horen wat je moet doen?
– Nee, ik weet zelf wel wat ik moet doen. Maar omdat ik een moeilijk leven heb gehad, weet ik niet of ik een scheiding aan kan. Ik heb geen familie in Nederland en ik twijfel erover of ik na een scheiding de eenzaamheid kan verdragen.
– Jij bent iemand die zich er wel doorheen kan slaan. Maar ben je er zeker van dat je alles zo goed weet? Ken je de gevoelens van de mensen om je heen eigenlijk wel?
Soltani zat tegenover mij op zijn stoel. In tegenstelling tot eerdere afspraken keek hij vrijwel voortdurend naar de grond. Soms wierp hij even een vluchtige blik op me. Ik dacht dat hij vermeed om me aan te kijken, omdat hij boos wilde blijven. Ik was er benieuwd naar wat hij wilde zeggen.
– Jij maakt soms ook fouten, vooral ten opzichte van mij. Ik ben niet zo iemand als jij denkt dat ik ben.
Stomverbaasd hoorde ik hem aan. Ik begreep wat hij bedoelde, en hij wist dat ik het begreep. Woorden hebben altijd een bedoeling, een goede of een slechte. Soms zegt iemand de prachtigste dingen, maar klinken ze toch oneerlijk of onecht. Maar Soltani had zijn woorden gesproken op een kinderlijk onschuldige toon, zodanig dat hij me recht in het hart had getroffen, het hart van een persoon die eerder sceptisch van aard is en vooral mannen het nadeel van de twijfel geeft. Ik hechtte geloof aan zijn woorden, en wachtte af hoe hij het gesprek zou voortzetten. Maar hij zweeg en bleef naar de grond kijken. Ik verbrak de stilte.
– Maar meneer Soltani, ik ben bang om alleen te zijn.
– Maar jij blijft toch niet alleen, meid?
Hij was in gedachten verzonken. Ik stond te popelen om te weten te komen waar hij zo diep over nadacht. Hij zette het gesprek voort.
– Drie maanden lang heb je toch genoeg gezelschap gehad, neem ik aan? Je hebt vast en zeker plezier beleefd. Waar was je al die tijd?
– In Iran.
– Drie maanden lang?
– Nee.
– Waar was je dan?
– Ik ben een maand in Iran geweest. De rest van de tijd had ik bezoek. Ik ben ook nog een korte tijd in Parijs geweest.
– En in die drie maanden had je niet eens een uur de tijd om naar mij toe te komen?
Nu begreep ik waarom hij boos op me was. Maar hij meende dat hij te ver was gegaan en begon daarom zijn rol van therapeut weer te spelen.
– Dit soort therapieën heeft een bepaalde regelmaat. Je kunt er niet zomaar een paar maanden mee stoppen en dan ineens weer hier opduiken.
Blijkbaar had hij een zakelijk imago nodig om zijn gevoelens te verbergen.
– Ik kan je met je scheiding niet helpen. Daar moet je zelf over beslissen. Dat is niet mijn taak. Ik bemoei me er niet mee, maar als je hulp nodig hebt, dan kun je op me rekenen.
– Bedankt.
– Wanneer heb je besloten dat je wilt gaan scheiden?
– Hoe eerder ik ga scheiden, hoe beter. Het huwelijk is niet alleen slecht voor mij, maar ook voor mijn man. Hij zou ook zijn leven kunnen delen met een vrouw op wie hij verliefd is. Zonder mij zou hij meer van het leven kunnen genieten. Als je het van beide kanten bekijkt, van mijn kant en van zijn kant, dan moet je vaststellen dat het verstandig om snel uit elkaar te gaan. Soms bestaan in het huwelijk te grote en dus onoverbrugbare verschillen tussen de man en de vrouw. Dat gaat verder dan een verschil in smaak of in mening. Zo’n huwelijk is tot mislukken gedoemd. Als je niet gaat scheiden, dan blijf je uiteindelijk alleen maar als vage huisgenoten bij elkaar wonen, zonder liefde en zonder intimiteit. Dat is fout, vind ik.
– Waarom kom je hier?
Verbaasd keek ik hem aan.
– Volgens mij kun je alles zo goed analyseren dat je daarvoor niemand nodig hebt. Je hebt mij dus niet nodig.
– Meneer Soltani, ik beslis zelf of ik u nodig heb. Ik ken mezelf en mijn omstandigheden. U hebt gelijk. Inderdaad, ik weet wat ik moet doen. Maar het is een lastige weg, en ik moet een moeilijke tijd doormaken.
– Maar in elk geval: ik ben je psycholoog en ik neem de beslissing of jij me nodig hebt. De volgende afspraak meld ik je of we nog met elkaar verder gaan.
Hij stond op en liep naar zijn agenda, waar hij snel doorheen bladerde.
– Over drie weken?
– Nee. Als het kan, graag over vier weken.
Nadat ik de datum had genoteerd, ging ik naar buiten. Overmand door woede leek ik uit elkaar te barsten. Zelfs als ik de hele weg naar huis had moeten lopen, dan had ik toch niet tot rust kunnen komen. Wat probeerde hij me toch duidelijk te maken? Ik had er ontzettend behoefte aan om open en bloot met hem te kunnen praten over zijn gevoelens voor mij. Maar ik moest voor het volgende gesprek met hem vier weken wachten. Ik verweet mezelf dat ik de afspraak zelf had verzet. We speelden geen open kaart, moest ik toegeven. Het was volkomen onzeker of hij zich de volgende keer duidelijk zou uitspreken. Toch was ik al begonnen met het aftellen van de dagen tot aan die afspraak.
In de loop van mijn leven heb ik geleerd om een geduldig mens te worden. Maar het wachten op de volgende afspraak met Soltani was van een andere soort dan ik was gewend. Ik vroeg me af of ik die nieuwe foltering wel zou kunnen verdragen. Diverse categorieën van wachten had ik al leren kennen. Wachten op de brieven van advocatenkantoren, wachten op de beslissingen van de IND, wachten op de bezwaar- en daarna de beroepsfase van mijn verblijfsaanvragen. En na het verkrijgen van een afhankelijke verblijfsvergunning weer wachten, ditmaal op zelfstandig verblijfsrecht en op de Nederlandse nationaliteit.
Nadat ik drie jaar afhankelijk verblijfsrecht had gehad, werd het tijd om Nederlander te worden. Ik had begrepen dat ik daarvoor in aanmerking kwam, nu ik al die tijd samenleefde met mijn man, die naast de Iraanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft. Als ik Nederlander werd, dan zou ik voor mijn verblijfsrecht niet langer meer afhankelijk zijn van mijn bedwelmde tortelduifje. En de Nederlandse nationaliteit kon door de overheid heel wat moeilijker worden ingetrokken dan een verblijfsvergunning. Met alle paperassen toog ik opgewekt naar het stadhuis. Een gemeente-ambtenaar lichtte alle voorwaarden toe waaronder iemand de Nederlandse nationaliteit kan verkrijgen. Ze keek naar mijn inburgeringsdiploma’s en mijn andere papieren, formulieren en foto’s. Toen ze mijn cijfer over maatschappij-oriëntatie zag, voelde ik trots in me opkomen. “Nou, dat is een heel mooi resultaat. U hebt het echt goed gedaan”, zei ze complimenteus. Maar al snel volgde een enorme domper. “Voor de volledigheid wil ik u er nog op wijzen dat u de nationaliteit niet kunt verkrijgen, althans nu niet, als u bent veroordeeld tot een taakstraf. Maar dat is alleen maar ter informatie en geldt zeker niet voor u”, legde ze uit, zich van geen kwaad bewust. Haar woorden staken als naalden in mijn lichaam. Mijn warme gevoel van trots en enthousiasme werd ondergedompeld in een kil bad van verdriet en wanhoop. Mijn hoofd boog langzaam. Teleurgesteld liet ik het haar weten: “Sorry, maar ik heb helaas wel een taakstraf gekregen”. Ook zij leek er door ontdaan.
– Ah. Gaat het om een nieuwe straf?
– Ja, van ongeveer een jaar geleden.
– Dat is jammer. Voor zover ik weet kan ik u in dat geval nu niet verder helpen. Als regel geldt namelijk dat je pas vier jaar na het voltooien van de taakstraf een verzoek kunt indienen. Het spijt me heel erg, maar ik kan helaas niets voor u doen. U moet dus nog een paar jaar wachten. En gedurende die jaren moet u niet opnieuw worden veroordeeld.
Zo geruisloos was ik van een brave staatsburger in wording gedegradeerd tot een ontspoorde misdadiger dat ze het noodzakelijk achtte om me te waarschuwen voor de gevolgen van eventuele toekomstige vergrijpen. Ze begon mijn ingevulde formulieren te verscheuren en nam mijn inburgeringcertificaten van tafel. Ik moest erop voorbereid zijn om weer jarenlang te moeten wachten, in de hoop dat niemand mij nog een keer crimineel zou maken.
Na een paar dagen maakte mijn collega Herman me erop attent dat er nog een andere mogelijkheid voor me was dan Nederlander worden. Ik kwam namelijk in aanmerking voor zelfstandig verblijfsrecht, wat me een onafhankelijke positie zou geven. Zo snel mogelijk diende ik bij de IND een aanvraag in om niet langer meer Afshins schaduw over mijn leven te laten hangen. Tot mijn grote vreugde speelde mijn taakstraf geen negatieve rol bij de beoordeling van mijn aanvraag. Na een paar maanden mocht ik bij de IND het pasje van mijn zelfstandige verblijfsrecht ophalen.
Het werd hoog tijd om de scheiding te gaan regelen. Na zoveel jaar wachten brak eindelijk het ogenblik aan dat ik mijn nieuwe leven kon gaan opbouwen. Voor dat vrije bestaan moest ik eerst een nieuwe rechtszaak aanspannen en opnieuw mijn geduld betrachten. Om ergens op dit deel van de aarde vlak voor of na mijn scheiding woonruimte te krijgen, moest ik een inkomen hebben waarmee ik de huur kon opbrengen. Als een persoon geen betaalde baan heeft, zoals ik, en daardoor ook niet beschikt over een inkomen waarmee die persoon woonruimte kan huren, dan staan de gelukzalige engelen van de Nederlandse staat paraat om dat soort zielige armen uit hun lijden te verlossen. Maar de engelen stellen wel een voorwaarde aan een vrouw die in scheiding ligt. Zo’n vrouw krijgt pas een bijstandsuitkering als ze zelfstandige woonruimte heeft, dat wil zeggen: als ze niet meer bij haar echtgenoot woont. Maar ze kan juist niet elders wonen, omdat ze geen eigen inkomen heeft. Geen zelfstandige woonruimte, dus geen uitkering. Geen eigen inkomen, en daarom ook geen zelfstandige woonruimte. Dat was de vicieuze cirkel waar ik in gevangen zat. Ik kende niemand bij wie ik had kunnen wonen, en – nog belangrijker – op wiens adres ik me officieel had kunnen inschrijven. Omdat mijn man niet uit eigen beweging uit onze woning vertrok, zag ik me genoodzaakt om met hem te blijven samenwonen en dus geen bijstandsuitkering te ontvangen. Zo kon ik niet op eigen benen komen te staan. Zoals mijn hoop vervloog op een onafhankelijk bestaan, zo stegen de staatsengelen achter hun loketten op, zodra ik hun hulp inriep. Een voor een verwijderden ze zich uit het zicht en verdwenen ze achter de wolken, nadat ik bij hen had aangeklopt voor woonruimte, inkomen en werk.
Nu ik mijn man wilde verlaten maar met handen en voeten gebonden was aan zijn woning en inkomen, zag hij zijn kans schoon om er nog eens flink in te wrijven hoe afhankelijk ik van hem was. “Jullie vrouwen zijn niets zonder mannen”, durfde hij zelfs op te merken. “Kijk, jij kunt nergens naar toe”, sarde hij. Om te ontsnappen uit de vicieuze cirkel moest ik werk gaan zoeken. Vroeger reisde ik tijdens mijn zoektocht naar een baan kriskras door Teheran. Voor een nieuwe speurtocht stelde ik met de hulp van een vrouw die ook in het schuitje van de werkloosheid ronddobberde, een curriculum vitae op dat bij bedrijven en instellingen mogelijk interesse in mijn persoontje zou kunnen opwekken. Opvallender nog dan het gebrek aan voor Nederland relevante opleidingen en werkervaring vormde in mijn cv mijn verdachte – want allochtone – achternaam. Nee, ik heette niet De Vries of Jansen. Ik was een niet-westerse importbruid uit zo’n vreselijk islamitisch land, sprak gebrekkig Nederlands en at nooit inheemse gerechten als zuurkool. Ik zag er olijfkleurig uit en had zwart haar. Zo eentje was ik er, dat vertelde mijn achternaam aan de bedrijven en instellingen waar ik solliciteerde. Tevergeefs, want ik werd steeds afgewezen. Maar ik had geen andere keuze dan blijven solliciteren naar werk dat niet voor mij leek te zijn weggelegd, geen andere keuze dan blijven hopen op een werkgever die in een vorig leven zelf naar een ander land was gemigreerd of een keer op vakantie was geweest naar de Kaspische Zee en in Motel Gho een heerlijk mahi sefid-gerecht heeft genuttigd, de beroemde witte vis die een plaatselijke lekkernij is. Met andere woorden: de kans dat ik zou worden aangenomen, kwam in de buurt van nul komma nul.
Ik zag me dan ook genoodzaakt om andere wegen te bewandelen in de richting van een vrij leven. Onvermijdelijk leidde een van die wegen voor de zoveelste keer naar een advocatenkantoor. Ditmaal zonder dossier maakte ik kennis met mijn vierde advocaat. “Ik ga mijn best doen voor uw echtscheiding, maar u moet eerst een eigen bijdrage betalen van honderd euro”, liet hij weten, gelukkig zonder me de indruk te geven dat hij uit was op mijn geld. “Voor u zou het beste zijn als uw man de woning verlaat en zich op een ander adres laat inschrijven, desnoods op het adres van de daklozenopvang. Het maakt niet uit op welk adres hij zich vestigt, zo lang hij zich maar laat uitschrijven op het adres waar jullie nu nog wonen.” Maar als mijn man niet vrijwillig uit de woning zou vertrekken, dan zou de rechter moeten beslissen wie van ons tweeën in het huis zou mogen blijven wonen.
Gevangen in de vicieuze cirkel van “geen eigen woonruimte en daarom ook geen eigen inkomen” wachtte ik op de komst van de rechtszitting over de echtscheiding. Maar ik keek nog reikhalzender uit naar de komende ontmoeting met Soltani, het enige lichtpunt in mijn bestaan. “Wat moet ik aantrekken? Wat moet ik tegen hem zeggen?”, dat soort vragen leidden me af van het regelen van de scheiding. Ik moest denken aan zijn complimenten, aan zijn pogingen om zijn irritatie te verbergen achter een beroepshouding, en aan zijn behoefte om mij ervan te overtuigen dat ik hem niet moest beschouwen als een rokkenjager, maar als een man die oprecht van me hield. Toen hij tijdens ons gesprek zijn hoofd naar de grond boog, was hij nog steeds meer in zichzelf gekeerd dan ik had gewenst en ook had kunnen voorzien. Van meet af aan had hij het verkeerd aangepakt. Hij was eerst lichamelijk intiem geworden. Pas veel later had hij zijn gevoelens onder woorden gebracht, en dan ook nog eens schoorvoetend. Als hij eerst gevoelsmatig voorzichtig toenadering had gezocht, dan zou ik me naar hem toe waarschijnlijk welwillender en toeschietelijker hebben opgesteld.
Naarmate zijn kantoor dichterbij kwam, begon mijn hart heviger te bonzen. Gelukkig haalde hij me snel uit de wachtkamer. Met mijn verzorgde haar, mijn zwarte colbertje, en mijn donkere spijkerbroek met een bruine cowboyriem zag ik er anders uit dan bij eerdere ontmoetingen. Ik taxeerde hem snel om na te gaan of hij nog steeds was geërgerd. Het viel me op dat hij niet boos was, maar wel vermoeid.
– Bent u moe?
– Nee, alleen een beetje ziek. Ik wilde eerst na de afspraak met jou naar huis gaan, maar toen bleek dat een andere patiënt mij dringend moest spreken. Daarom moet ik hier nog blijven.
Hij zat niet ver van me vandaan.
– Je bent erg veranderd sinds onze eerste afspraak.
“Ja, en dat komt door jou”, dacht ik. Maar dat wilde ik nog niet laten merken. Dus ik hield me op de vlakte.
– Ik heb een neuscorrectie laten doen.
– O ja? Dat was me helemaal niet opgevallen.
– Misschien is het nu nog wat opgezwollen en daardoor nog niet zo veranderd.
– Waarom heb je je neus laten corrigeren?
– Ik wilde mooier zijn.
– Wilde je mooier zijn dan je nu al bent?
– Ben ik mooi?
– Als je dat zo vraagt, dan leid ik daaruit af dat niemand je ooit heeft verteld dat je een aantrekkelijke vrouw bent. Je man ook niet?
– Nee, vrijwel nooit. Ook toen ik nog jonger was, gaf hij me nauwelijks complimenten. In zijn ogen was ik altijd een vrouw zonder smaak, een vrouw die niet weet wat ze moet dragen en hoe ze zich moet opmaken. Ik dacht altijd dat hij me niet leuk vond. Maar sinds hij weet dat ik wil gaan scheiden, is hij ineens van mening veranderd. Nu vindt hij me schattig en doet hij poeslief tegen me. Hij doet zijn best om me te beïnvloeden, waardoor hij hoopt dat ik mijn besluit terugdraai.
– Als je man zo aardig tegen je doet, waarom wil je dan scheiden?
– Meneer Soltani, ik kan niet de rest van mijn leven samenleven met een man die pas verandert nadat ik hem heb laten weten dat ik wil scheiden. En ook niet met iemand die me altijd heeft gekleineerd vanwege de familie waar ik uit afkomstig ben. Ik heb me jarenlang afgemat om een goede vrouw voor hem te zijn. Maar hij heeft geen oog voor alles dat ik voor hem doe. Als ik een keer kritiek op hem heb, dan vergelijkt hij me met een krabbende kat die ontevreden is over de verzorging die ze krijgt. Zo draait hij de wereld om, want ik ben het juist die hem verzorgt.
– Denk je dat je man nooit verandert?
– Ik denk dat iemands wortels altijd hetzelfde blijven. Als je aardig bent, dat blijft dat zo, ook al krijg je er niets voor terug. Misschien zul je je aanpassen, als het nodig is, maar de kern van je identiteit blijft gehandhaafd. Soms veranderen mensen hun gedrag onder druk van buitenaf. Ze moeten zich anders gaan gedragen, omdat hun maatschappelijke status dat vereist, of omdat ze de liefde niet willen verliezen, of omdat ze hun werk willen behouden. Maar die gedragsaanpassingen worden snel weer teruggedraaid, als de eigen belangen zijn veiliggesteld, als is bereikt waar men naar verlangde. Ik denkt dat het tijdelijk vriendelijke gedrag van mijn man voortkomt uit zijn angst om mij te verliezen. Misschien blijft dat gedrag langer hangen, maar in dat geval wordt hij geleid door angstgevoelens die een onveilig en onzeker emotioneel contact met zich meebrengen. Dat is geen gezonde basis voor een huwelijk.
Opeens hield ik op met het geven van mijn mening. Ik wilde voorkomen dat hij net als de vorige keer van zijn stoel zou opspringen om op te merken dat ik hem niet nodig had, omdat ik zelf alles zo goed kon analyseren. Daarom wachtte ik zijn reactie af.
– Maar ik heb de eerste keren al tegen je gezegd dat je geen moeite hebt gedaan om het gedrag van je man te veranderen. Je aanvaardde hem zoals hij was. Hoe kun je zo zeker weten dat iemand nooit zal veranderen, als je dat zelf niet in gang probeert te zetten?
– Maar hoe lang hou je het vol om erop te wachten dat iemand ooit nog eens gaat veranderen? En het is uiterst onzeker of hij zich blijvend anders gaat gedragen. Je loopt het levensgrote risico dat je altijd moeten blijven zeuren. Ik probeerde er altijd voor op te passen om hem het gevoel te geven dat ik geestelijk superieur ben.
– Dat is een heel ander punt. Het komt voort uit je zorg voor je omgeving. Je wilt bescheiden blijven en anderen niet verdrietig maken. Maar volgens psychologische inzichten moet je eerst aan jezelf denken, aan je eigen verlangens en verwachtingen. Daar voel je je prettiger bij.
– Ja, ik weet het. Je eigen identiteit en je zelfrespect, dat zijn de belangrijkste dingen. Maar soms vraag ik me af waar de medemenselijkheid blijft, als we voortdurend onze eigen belangen nastreven en onszelf in de hoogte steken. Als we zo met onszelf en met anderen omgaan, dan komen we arrogant en egoïstisch over. In sommige samenlevingen leert de mens dat hij een sociaal wezen is, dat hij ook of vooral moet denken aan anderen. Hoe kunnen we goed met elkaar samenleven, als we alleen maar met onszelf bezig zijn? Is er dan nog wel plaats voor filosofie en spiritualiteit? De wereld draait toch niet alleen maar om het materiële, om het eigengewin? Hoe kunnen we anders de solidariteit tussen mensen verklaren?
– Het is geen egoïsme, het gaat om zorgen voor jezelf. Dat heb je nodig om jezelf te beschermen. Het heeft als voordeel dat je je nooit teveel hoeft aan te trekken van wat anderen zeggen en doen. Het gaat erom dat je je eigen grenzen moet kunnen stellen. Daarbinnen kun je je dan veilig en rustig voelen.
– Dat vind ik erg moeilijk. Ik moet veel afleren en opnieuw leren. Dat duurt een lange tijd, want ik ben met mezelf in gevecht. Aan de ene kant wil ik een bepaald gedrag kwijtraken, aan de andere kant heb ik daar nog geen nieuw gedrag voor in de plaats gekregen.
– Maar je moet het niet beschouwen als strijd. Het is eerder een proces van jezelf leren waarderen. Het is belangrijk om in te zien met welke omstandigheden je in je dagelijkse leven aan het worstelen bent, en wat je doet om dat te veranderen. Je krijgt van mij een opdracht. Schrijf op welke ervaringen in je dagelijkse leven je lastig en vervelend hebt gevonden, en wat daarop je reactie is geweest. De volgende keer gaan we daar over praten.
Met huiswerk was ik blij, want het hield in dat onze gesprekken doorgingen. Toen ik thuis kwam, dacht ik er net als vroeger op school over hoe ik dat huiswerk zo moest maken dat mijn docent er tevreden over zou zijn. In tegenstelling tot het opstel op de basisschool had deze schrijfopdracht een emotioneel thema. Op de basisschool hadden de schrijfopdrachten thema’s als “rijkdom of kennis”. Mijn moeder hielp me niet met dat soort huiswerk, want ze vond het leerstof waarbij ik mijn eigen mening moest geven. “Als je klaar bent met je opstel, dan mag je het aan me voorlezen. Dan corrigeer ik je grammaticale fouten, maar niet de inhoud.” Na lang nadenken over mijn voorkeur voor rijkdom of kennis schreef ik een stapel papieren vol. Ik verbeeldde me dat ik een sjieke dame was geworden. Ik lag met een bikini aan naast mijn eigen zwembad te zonnebaden, terwijl mijn moeder me een schaal vol kleurige bolletjes ijs aanbood. Ik wilde onder een parasol een wetenschappelijk boek lezen, maar dat bleek me moeite te kosten. “Nee’’, zei ik tegen mezelf, terwijl ik uit mijn dagdroom ontwaakte, “het is verkeerd om alleen maar rijk te zijn en geen moeilijke boeken te kunnen lezen”. Daarop verscheurde ik de papieren waar ik op had geschreven dat rijkdom viel te prefereren boven kennis. En ik begon me te verbeelden dat ik een bril droeg, diverse diploma’s had behaald en aan de muur had gehangen, en met het donkerblauwe uniform van mijn school de universiteit bezocht. Met een paar boeken onder mijn arm zat ik in een drukke en snikhete bus. Toen de bus bij een halte plotseling remde, vielen de reizigers over elkaar heen. Ik was op de grond beland en de andere vrouwen lagen bovenop me. Niettemin bleef ik mijn boeken goed vasthouden. Door het incident had ik een hoogrode kleur gekregen. Mijn moeder gaf me alleen maar een fles water en bevrijdde me uit de mensenmenigte, vlak voor ik zou sterven. “Nee, ik wil niet arm zijn”, dacht ik, “het is leuker om rijk te zijn. Want dan ga ik niet dood en kan ik lekker ijs eten”. Maar het opstel zou niet netjes zijn, als ik zou opschrijven dat rijkdom beter is dan kennis. Daarom bleef ik de dag van het opstel zogenaamd ziek thuis.
Maar bij Soltani spijbelde ik vanzelfsprekend niet. Nadat hij me met zijn blik een compliment had gegeven, wilde ik hem mijn huiswerk laten zien. Hij vroeg me om hem uit te leggen wat me de afgelopen tijd had dwarsgezeten. Sinds mijn maandenlange afwezigheid probeerde hij me niet meer aan te raken. Hij gaf me zelfs geen verbale blijken van waardering meer. Maar ik merkte aan zijn ogen dat hij me leuk vond.
– Vertel eens, wat heb je gedaan voor je scheiding? Is het gelukt?
– Nee, nog niet. Ik wacht op de rechtbank die moet gaan beslissen wie van ons tweeën in ons huis mag blijven wonen.
– Kun je dan niet een eigen woning krijgen?
– Nee, helaas niet. Vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld, komen sneller in aanmerking voor andere woonruimte. Maar ik niet, want ik ben niet door mijn man mishandeld. Verrassend genoeg doet hij de laatste tijd zelfs steeds liever tegen me. Plotseling ben ik in zijn ogen een heel mooie vrouw geworden. Zo’n engel als ik zal hij nooit meer kunnen vinden, zegt hij nu steeds. Hij belt me een paar keer per dag op om na te gaan waar ik me bevind.
Hij was diep in gedachten verzonken, zag ik, en leek zo geërgerd dat ik meende dat hij zelf therapie nodig had. Hij haalde een paar keer diep adem om zijn irritatie onder controle te krijgen.
– Hebben die woorden invloed op je?
Er leek veel gevoel te zitten achter zijn vraag.
– Helemaal niet. Daarom denkt mijn man dat ik een hart van steen heb. Dat hart heeft het afgeleerd om weg te smelten. Hij heeft mij namelijk nooit liefde of zelfs maar vriendschap getoond. Nu hij ineens de aardige vent gaat uithangen, in een poging om het onheil van de scheiding af te wenden, stroomt mijn hart bepaald niet over van geluk en tederheid. Hij heeft er gelijk in dat ik voor hem een ongenaakbaar stenen beeld ben. Zo ben ik door hem geworden. Hij ziet nog steeds niet in dat ik de beste jaren van mijn leven heb verspild door zijn huishoudpersoneel te zijn. Nooit heb ik me door hem gesteund gevoeld, niet toen ik illegaal was en ook later niet. Alles heb ik op eigen houtje moeten ontdekken. Toen ik pas in Nederland was en nog helemaal geen Nederlands begreep, heb ik de stad waar we woonden, op eigen kracht moeten leren kennen. Ik heb zelf zijn verslaving moeten ontdekken. Ik heb zelf moeten begrijpen wat zwart werk inhield en wat daarvan de risico’s waren. Ik heb zelf de taal moeten leren, en me de regels en gewoonten van het land eigen moeten maken. Door zijn toedoen ben ik veroordeeld tot een taakstraf en werd ik een crimineel. Nooit had ik het warme gevoel dat ik was getrouwd met een man die me liefdevol koesterde. Vanwege zijn verslaving kan ik geen kind krijgen. Het was zwaar om dat allemaal in eenzaamheid met me mee te moeten dragen en te merken dat ik steeds eenzamer werd. Ja, het is waar dat ik hard ben geworden. Maar vroeger was ik niet zo.
– Volgens mij ben je een goed mens. Ik hoop dat je snel je eigen weg zult vinden, dat je zult vliegen als een vogel, dat je van alles zult meemaken, behalve eindeloos wachten en eenzaam lijden.
– Denkt u dat hij begrijpt dat ik in de relatie met hem altijd heb geprobeerd om er het beste van te maken?
– Daarvoor is het wel noodzakelijk dat jullie hecht en diepgaand met elkaar in verbinding staan. Ik denk dat mensen niet met hun verstand, dus niet met hun intellect met elkaar in contact staan. Wat mensen aan elkaar koppelt, is het hart, het gevoelsleven. Door gebruik te maken van je verstand kun je je in de materiële wereld om je heen staande houden en je eigen leven leiden. Maar voor de niet-materiële en emotionele kant van het bestaan heb je geen behoefte aan rationaliteit. In die wereld zie je alles met het oog van je hart, en heb je soms geen woorden of daden nodig. Met alleen een blik kun je de ander al iets duidelijk maken. Je voelt ook meteen wanneer iemand liegt. Ik praat nu niet over je man, maar in het algemeen over andere mensen om ons heen. Zonder woorden kun je al een indruk krijgen van vriendelijkheid en eerlijkheid.
Ik moest denken aan de mensen zonder papieren die de steungroep bezochten. Zij toonden vaak hun gevoelens zonder veel te zeggen.
– Ja, ik ben het met u eens. Vaak heb ik ook aan een enkele blik genoeg om te weten wat de andere persoon voelt.
– Als je dat zo ervaart, wat denk jij dan over mijn gevoel voor jou?
Het leek eindeloos te duren voordat ik hem antwoord durfde te geven. Ik overwoog allerlei soorten reacties. Ondertussen keek hij me nieuwsgierig aan. Hoe moest ik weigeren om op zijn vraag in te gaan?
– Ik denk dat we in die emotionele wereld, waar u net over sprak, met elkaar in contact staan. Tussen ons beweegt zich een stroom aan gevoelens die sterker is dan woorden.
Brandend van nieuwsgierigheid wachtte ik af hoe hij zou gaan reageren. Ik nam een risico door me zo dubbelzinnig te uiten. Misschien was het alleen maar projectie van mijn kant. Misschien voelde hij wel helemaal niets voor me, of voelde hij wat voor me op een manier die me niet aansprak.
– Als je er zo over denkt, weet je dan alles over mijn gevoelens voor jou?
Dat was een vreselijk lastige reactie waarmee ik tussen hemel en aarde bleef hangen. Het voelde alsof ik plotseling terecht was gekomen in een koude zee waarin ik moest zwemmen om te overleven, zonder te weten wat zich onder het zeeoppervlakte bevond.
– Ja, maar woorden hebben zeggingskracht. En ik heb u nog niet horen spreken over gevoelens.
– Ik hou al een hele tijd van je. Vanaf onze eerste ontmoeting heb je mijn hart weten te veroveren.
Ik wist dat hij een oogje op me had, maar ik had me niet kunnen voorstellen dat zijn liefde zo diep zou gaan. Hij keek naar de klok en stond op om zijn agenda te pakken. Hij noemde de datum voor een volgende afspraak. Dat was een schok voor me.
– Dat is over vier weken, toch?
– Ja.
In tegenstelling tot mijn verwachting stelde hij geen eerdere datum voor. Ik noteerde de afspraak in mijn agenda en nam afscheid van hem, zonder merkbare verandering in mijn houding. Zijn liefde voor mij droeg hij al een paar maanden met zich mee, stelde ik vast. Hoewel het de eerste keer was dat hij er uiting aan gaf, hadden zijn woorden geklonken alsof hij zijn gevoelens al vaker had uitgesproken. Toch had zijn stem een neutrale en zelfs uitdrukkingsloze toon gehad. Misschien was hij door ons moeizame gedoe van aantrekken en afstoten zo afgemat dat hij zijn enthousiasme had verloren.
Ik ging naar buiten, maar een deel van me bleef achter in Soltani’s kantoor. Hij nam al een paar maanden mijn geest in beslag. Nu had hij ook mijn hart veroverd. Omdat hij eerlijk blijk had gegeven van zijn liefde voor mij, stond ik het mezelf nu ook toe om naar mijn eigen gevoel te luisteren. Eindelijk had hij opgebiecht wat hij als een geheim met zich had meegedragen. Omdat hij me de indruk had gegeven dat hij me behandelde als zijn zoveelste scharrel, had ik hem eerder anders beoordeeld dan hij nu leek te zijn. Met een vreemde vreugde, die me herinnerde aan de tijd toen ik met Shahab kennismaakte, rende ik, nee, vloog ik naar huis. Weliswaar bleven mijn voeten op de grond, maar ik was ervan overtuigd dat ik vleugels had gekregen.
Thuisgekomen bekeek ik mezelf in de spiegel om te zien of ik mooi genoeg was. Mijn uiterlijk stemde me tevreden. Uit de schittering in mijn ogen kon ik afleiden hoe opgewekt ik me voelde. De klok in de kamer waarschuwde me dat ik zo snel mogelijk mijn make-up moest veranderen. Ik wilde niet dat mijn man zou merken dat ik me extra had opgemaakt. Omdat ik op het gebied van huisvesting nog steeds afhankelijk van hem was, had ik er belang bij om geen nieuwe conflicten tussen hem en mij op te roepen. Net als vroeger, toen ik mijn moeder onder ogen moest komen en daarom alle make-up diende te verwijderen, maakte ik ook nu mijn gezicht helemaal schoon. Mijn man vervulde in dat opzicht dezelfde rol als mijn moeder. De spanning die ik vroeger had gevoeld, was nu zelfs nog toegenomen. Opgelucht stelde ik vast dat ik nog tijd genoeg had om een maaltijd klaar te maken. Tijdens het koken en later op de avond bij de tv dacht ik de hele tijd aan Soltani. Alles dat me sinds mijn eerste bezoek aan hem was overkomen, liet ik voor mijn geestesoog passeren. Hoe meer ik aan hem dacht, hoe meer zijn blik, zijn glimlach en zijn complimenten een andere kleur kregen, de kleur van de liefde. Hij werd mijn metgezel. Die nacht sliep ik nauwelijks. Het was winter, maar ik had het warm door de energie die mijn gevoelsleven me gaf. Een vergeten gevoel had zich na lange tijd weer aangemeld, een gevoel waarover ik jarenlang had gedacht dat het nooit meer zou terugkeren. Het liefdesgevoel was terug, terug van weggeweest. Urenlang draaide ik muziek. De teksten van de liedjes brachten me in een roes. Ik pakte mijn speelkaarten. Deze keer verscheen niet alleen maar het cijfer zes en de bibi, maar ook het cijfer tien van de liefde. Mijn hart stroomde over van vreugde. Nadat we naar een grotere woning waren verhuisd, gingen mijn man en ik voortaan apart slapen, hij beneden en ik boven. Dat stelde me in staat om op de eerste verdieping alleen en gelukkig te zijn in mijn rijk van de liefde. De zachte regen die vlak voor de schemering begon te vallen, droeg bij aan de romantische sfeer om me heen.
Ondanks het gebrek aan slaap was ik niet moe. Ik had het gevoel dat ik wakker was geworden uit een jarenlange slaap. Een nieuw bestaan stond op het punt om te beginnen. Het leven had me eindelijk zijn rooskleurige zijde laten zien, na me jarenlang alleen maar zijn woedende en verdrietige kant te hebben getoond. De wereld groette me. Ik groette hem niet alleen terug, maar omhelsde hem ook. Op mijn werk gedroeg ik me alsof ik achter elkaar een paar glazen wijn had gedronken. Steeds verscheen er een robijnrode liefdeslach op mijn gezicht. Op weg naar huis regende het, maar dat deerde me niet langer. Het voelde niet langer meer koud en nat aan, want het was een liefdesbries geworden. Het geluid van de regen was veranderd in een symfonie voor de geliefde. Op een avond nam ik mijn cd’s naar boven en stofte hen af. Ze hadden verwacht dat ze nooit meer mijn aandacht zouden krijgen en waren zwaar teleurgesteld geraakt in mij. De verhuizing hen had zo aangenaam verrast dat ze zichzelf vliegensvlug in een rij gingen zetten en onderling probeerden voor te dringen om maar als eerste door mij gedraaid te kunnen worden. Ze deden hun best om aan mijn intense gevoelsleven bijzondere klanken toe te voegen. Zo brachten we samen de nachten door, met westerse muziek vroeg in de avond tot Iraanse muziek van Faramarz Aslani, Googoesh, Mohammad-Reza Lotfi en Hossein Alizadeh in de kleine uurtjes. Hun muziek sloot goed aan bij de emoties die mij in hun greep hadden. De klanken brachten mij in vervoering over het wonder van de liefde, wat nog werd versterkt door het geluid van de regen die op het slaapkamerraam tikte. De regen die ik vroeger verafschuwde, was mijn kameraad geworden. Net als vroeger tekende ik een hartje op het raam om te laten zien dat ik me bewust was van Soltani’s aanwezigheid in mijn leven. Hij leefde steeds meer met me mee en werd langzamerhand een deel van mijn bestaan. Ik had geen contact met hem, maar aan hem denken was al voldoende om levenslustig te worden.
Terwijl ik aan het koken was, vroeg ik me af welk eten hij lekker vond. In plaats van voor mijn man wilde ik voor hem koken en hem van mijn kookkunst laten genieten. Ik wilde hem beminnen zoals nog nooit iemand hem had bemind. Toen mijn man een keer ziek was, wilde ik toch liever die andere man verzorgen. Met zoveel vreugde dacht ik aan hem en aan zijn kinderen. In gedachten stelde ik me voor hoe lief ik voor hem zou willen zijn en zelfs voor zijn ouders, voor wie ik meer zou willen doen dan voor Afshins ouders. Ik probeerde me voor de geest te halen hoe zijn ouders eruit zouden zien. Zouden ze al oud zijn? Zou zijn moeder ook zo slecht kunnen lopen, net als Afshins moeder? Hoeveel broers en zussen zou hij hebben? Ik stelde me verder voor dat ik zijn familie bij mij thuis zou uitnodigen, hen zou verzorgen en hen ook cadeautjes zou geven.
Hoewel ik beroerde ervaringen had gehad met mijn schoonfamilie, verlangde ik ernaar om de schoonfamilie van mijn nieuwe vlam te leren kennen, en hen vriendelijk en liefdevol te behandelen. Ik voelde me opgewekt, alsof ik eindelijk een nieuwe bestemming en mijn eigen weg had gevonden. Mijn verdriet en smetvrees leken als sneeuw voor de zon te zijn verdwenen. Mijn angsten en paniekaanvallen leken in rook te zijn opgegaan. ’s Avonds meende ik naast hem te liggen. Hij nam mij in zijn armen en ik kuste hem liefdevol. De fantasie deed me glimlachen. Maar die lach verdween toen ik aan zijn vrouw dacht. Zij lag immers naast hem in bed, ik niet. Haar lichaam werd door Soltani bemind, niet het mijne. Ik was niet de vrouw die van top tot teen werd overladen met innige kussen die ieder voor zich als een heerlijk eerbetoon aan haar bekoorlijkheid voor eeuwig leken te worden afgedrukt op haar voorhoofd, wang, mond, hals, borsten, buik, en benen. Want het was zijn vrouw die het alleenrecht had op dat soort liefkozingen. Ik troostte me met de gedachte dat ook hij jaloers zou kunnen zijn, namelijk op de seksuele omgang die ik met mijn man had. Hoe tragisch was het toch dat Soltani er niet van op de hoogte was dat ik tijdens de echtelijke seks voortdurend aan hem moest denken, waarbij ik uit afkeer van mijn man en uit verlangen naar mijn geheime geliefde de ogen sloot en me inbeeldde dat hij me zoende, in plaats van mijn naar alcohol ruikende echtgenoot. Soms herinnerde ik me de woorden van Noeshin die me had opgebiecht: “Ik geniet van de seks met mijn man als ik aan mijn minnaar denk. Ik weiger om mijn man te zoenen, want kussen zijn een uiting van liefde en ik houd niet van mijn man. Als hij me toch wil kussen, dan wend ik snel mijn gezicht af.”
Maar alsof ik de waarheid niet onder ogen wenste te zien, wiste ik de gedachte uit mijn hoofd dat mijn geliefde getrouwd was. Weer kregen mijn gevoelens vleugels en zweefde ik gelukzalig door het luchtruim van de liefde. “Kijk, Lili”, zei ik tegen mezelf, “je bent altijd aan het nadenken. Je piekert je suf en maakt je overal zorgen over. Behalve pijn heb je daar bitter weinig aan overgehouden. Nu moet je eens naar je hart luisteren. Vertrouw eens op je gevoel en laat dat eens een beslissing nemen.”
De winterse uitverkoop van de kledingzaken was aangebroken, wat me de gelegenheid gaf om leuke kleding voor zachte prijsjes aan te schaffen. Voor de komende afspraak met Soltani kocht ik een mooie donkergrijze jurk en grijze cowboylaarzen met versierselen erop. Ook nam ik een kijkje bij de lingerie, die zo was afgeprijsd dat veel vrouwen kans zagen om snel de ondergoedvoorraad van hun kledingkasten aan te vullen. Er hing zulke sexy kleding tussen dat ik het verleidelijk vond om het in de paskamer aan te trekken en te kijken hoe het me stond. Ik vroeg me af welk ondergoed hij aantrekkelijk zou vinden. “Die witte is mooi, en die zwarte ook”, zo overwoog ik bij mezelf. “Nee, nee, die rode met zwarte guipure is beter, die past goed bij mijn huidskleur.” Ik keek naar de andere vrouwen in de winkel die met het oog op hun echtgenoot of vriend lingerie aan het uitkiezen waren. Maar terwijl ik in de richting van de paskamer liep, keerde ik terug. Ik hing de uitgekozen lingerie weer terug op de rekken en snelde naar buiten. “Hij heeft een vrouw”, wees ik mezelf terecht. “Dat moet je goed onthouden, Lili.”
Mijn geest was van hem doordrongen. Ongeduldig keek ik uit naar onze volgende ontmoeting. Ondanks mijn hang naar perfectionisme, waardoor ik niet snel tevreden ben over mezelf, keurde ik mijn uiterlijk goed, toen ik in de spiegel keek. Maar bij nader inzien nam ik ook wat anders waar. Ik zag een vrouw die zichzelf mooi maakte voor een getrouwde man. Ik schaamde me en liet mezelf beloven dat ik me tijdens onze komende afspraak als een gewone patiënt zou gedragen.
Vlak voordat ik het kantoor van Soltani binnenstapte, borg ik mijn verliefdheid op en zette ik mijn vertrouwde masker van ondoordringbare zakelijke neutraliteit op.
– Hallo.
– Hallo.
Naast bewondering zag ik deze keer ook iets anders in zijn ogen.
– Hoe gaat het met je? Heb je nog last van paniekaanvallen?
– Gelukkig niet .
– Slaap je goed?
Hoewel ik dat wilde ontkennen, zag ik er tegenop om hem daarna de reden te moeten melden of anders gauw een leugen te moeten verzinnen.
– Ja.
– Waarom kom je hier? Ik zie dat je niet meer ziek bent. Zo te zien heb je me niet meer nodig.
Mijn hele lichaam verkilde. Hij leek geen gelegenheid meer te willen bieden om ons gevoelsleven eindelijk eens wat meer aan elkaar toe te vertrouwen.
– Meneer Soltani, u hebt helemaal gelijk. Gelukkig heb ik de laatste tijd geen last meer van mijn geestelijke klachten. Maar nu ik bezig ben met mijn scheiding, vrees ik dat ik weer onder druk kom te staan. Want het is geen gemakkelijke beslissing. En ik sta er alleen voor in een land waar ik heel weinig mensen ken die me zouden kunnen steunen.
– Maar wat ik van je weet, is dat je een sterke vrouw bent die zeker haar eigen problemen kan oplossen.
Ik bleef volharden in het blinddoekspelletje dat we al langere tijd met elkaar aan het spelen waren. Op de tast gingen we voortdurend op zoek naar de gevoelens die we voor elkaar leken te koesteren.
– Maar meneer Soltani, als u het niet erg vindt, dan zou ik graag bij u in therapie willen blijven totdat mijn scheiding is geregeld. Ik wil mezelf in deze moeilijke tijd niet eenzaam voelen.
– Je bent altijd welkom, maar ik denk dat je me niet meer nodig hebt.
Het spelletje zette zich voort. Ik moest hem zeggen waar het op stond.
– Zonder te weten waarom denk ik de laatste tijd veel aan u. Ik denk dat ik aan u gehecht ben geraakt.
Hij haalde zo diep adem dat het leek alsof hij eindelijk hoorde waar hij al zo lang op had gewacht. Ik merkte zijn opluchting op.
– Waarom heb je dat niet eerder gezegd?
– Omdat ik mijn grenzen in de gaten houd. Bovendien moest ons contact zich nog ontwikkelen. Ik was van plan om u elke keer wat meer te leren kennen. Zo hoopte ik te ontdekken of u genegenheid voor mij zou hebben.
– Maar je weet toch dat ik van je hou.
– Okee. Dan wil ik de gelegenheid hebben om me in u te verdiepen.
– Je hebt nog genoeg tijd om te weten te komen wie ik ben. Maar ik denk dat je eerst vrij moet zijn. Je moet je eerst losgemaakt hebben van de ketting aan je been. Pas dan weet je wat je wilt doen, waar je staat en welke weg je wilt volgen. Je kunt op mijn hulp rekenen, als je me nodig hebt. Zullen we weer een nieuwe afspraak maken?
– Ja.
Terwijl ik door mijn agenda bladerde om de afspraak te noteren, dwarrelde ik ook door de dagen waarop ik hem elk uur zou gaan missen, waarop ik steeds op hem zou gaan wachten en aan hem zou gaan denken.
– Dag, lieveling. Laat het me weten als je me nodig hebt.
Even leek het erop dat hij me in zijn armen wilde nemen. Maar hij bleef afstand houden en schudde alleen mijn hand. Ik verliet de praktijk. Mijn ziel bleef bij hem in de buurt en liet zich in zijn armen sluiten. Wat buiten het kantoor liep, betrof niet meer dan een voortstrompelend stoffelijk overschot. “Hoe kan ik het tot aan de scheiding volhouden om hem alleen maar in mijn dromen als geliefde te ontmoeten, en niet in het werkelijke leven?”, vroeg ik me diepbedroefd af.
Maar gelukkig kon ik twee weken later al de papieren van de echtscheiding tekenen, waarover mijn man tot op het laatste moment had ontkend dat ik er ooit toe zou overgaan. Nu hij met officiële papieren werd geconfronteerd, drong het eindelijk tot Afshin door dat het onoverkomelijk was dat hij mijn voormalige tortelduifje zou worden. Verdrietig stemde hij er alsnog mee in dat ik in het huis zou blijven wonen. Hij huilde zoals ooit Vahid had gehuild. Maar voor tranen was het te laat. Hij was geruisloos in mijn leven gekomen, maar zijn vertrek verliep heel wat moeizamer. Zijn pogingen van de laatste tijd om aardig tegen me te doen, waren tevergeefs gebleken. Mijn besluit stond vast en was onomkeerbaar.
Nadat mijn man voorgoed het huis verliet en naar Iran terugkeerde, werd ik vaker overvallen door angstgevoelens dan me lief was. Ik was bang om alleen te zijn, in de duizelingwekkende stilte van de woning. De tv en de radio moesten voor afleiding zorgen, zodat ik tot diep in de nacht tenminste stemmen van mensen om me heen kon horen. De eerste paar dagen na zijn vertrek voelde ik me soms zo verlaten dat ik ondanks mezelf de behoefte kreeg om hem om me heen te hebben. Dat bewees uiteraard niet dat hij prettig gezelschap is, maar toont aan hoezeer ik ernaar verlangde om in noodgevallen mijn toevlucht te kunnen zoeken bij iemand die me zou kunnen helpen. Willekeurig welk persoon dan ook was daarbij voor mij beter dan geen enkel persoon. Maar het bestaan van Soltani bezorgde me een intens gevoel van vreugde. Door aan hem te denken nam mijn gevoel van eenzaamheid af. Ik nam me voor om hem tijdens de volgende therapie-afspraak te melden dat ik nu alleenstaand ben. Het werd tijd om hem ondubbelzinnig mijn gevoelens te laten zien.
“Zoek voor de liefde geen reden. Geniet van je gevoel. Hou het niet tegen.” Dat zei ik tegen mezelf. Het was bijna Valentijnsdag. Overal wensten de winkels de geliefden geluk. Wanneer ik de mooie poppen en rode rozen zag, was ik blij dat er in mijn hart ook iemand was die ik met een roos de liefde kon verklaren. Ik vroeg mezelf af wat voor cadeautjes ik voor hem zou kunnen kopen, bijvoorbeeld voor zijn verjaardag of voor noroez. Spijtig moest ik vaststellen dat ik zelfs niet op de hoogte was van zijn verjaardag. Ik wist in feite helemaal niets over hem. Hoe meer ik aan hem dacht, hoe meer ik besefte dat het zo lang zou duren voordat ik hem weer zou zien en wat beter zou leren kennen. Thuisgekomen besloot ik om hem te bellen, te zeggen dat mijn man was vertrokken en te vragen hoe wij nu met elkaar zouden kunnen omgaan. Dat was geen goed idee, wist ik, maar ik was het wachten beu.
– Mag ik met meneer Soltani spreken?
– Ja, moment.
– Hallo.
– Hallo. Mag ik even iets vragen?
– Ja, maar graag kort. Ik heb een vergadering en moet weg.
De manier waarop hij zei geen tijd te hebben, irriteerde me meteen. Ik wilde ophangen, maar daar was het te laat voor.
– Wil je het snel zeggen? Ik heb een vergadering.
– Ja, ik wilde vragen of ik je telefoonnummer kan krijgen, zodat ik je makkelijker kan bereiken.
– Nee, ik geef mijn telefoonnummer aan geen enkele patiënt. En als ik het zou geven, dan ga je me voortdurend bellen, zeker.
Ik was helemaal ontdaan. De man op wie ik verliefd was, gedroeg zich horkerig en hufterig. De schellen vielen van mijn ogen. Zijn sneer naar mij riep het vermoeden in me op dat hij zichzelf al vaker in de positie had gebracht dat hij vrouwen van zich af moest schudden. Vrouwenverslinder, die eerste indruk van me was waarschijnlijk toch de beste geweest.
– Okee.
Uit mijn toon maakte hij op dat ik verdrietig was geworden.
– Tijdens de volgende afspraak gaan we met elkaar praten.
Ik bleef kalm. Hij probeerde iets te zeggen dat rust in mijn hart zou brengen.
– Je moet niet boos zijn. Ik hou van je. Je kunt me altijd bellen op dit nummer. Nu moet ik weg.
– Okee. Dag.
– Dag.
Wezenloos en overmand door verdriet bleef ik zitten. Het voelde alsof ik zojuist had vernomen dat iemand die me na aan het hart lag, plotseling was overleden, alsof het tijd was om te rouwen. Hoe lang zou het duren voordat mijn verdriet zou zijn weggeëbd?
Het was water naar de zee dragen. Hij had een mobiel voor zijn werk en voor zijn privé-leven, en beide nummers wilde hij me niet geven. Met andere woorden: hij liet me niet toe in zijn bestaan. Hij hield alleen van me in de spreekkamer van zijn kantoor. Zodra ik het gebouw verliet, ging de deur naar zijn leven voor mij op slot. Hij had me respectloos behandeld, alsof ik een van zijn vele liefjes was. Het duurde een paar dagen voordat ik was bijgekomen. In een hoekje van mijn verdriet verscheen een licht, dat groter werd, mijn aandacht trok en me wakker schudde. Ik besloot om afscheid te nemen van de therapeut die van me leek te houden, terwijl ik inmiddels als gescheiden vrouw door het leven ging. Ik stuurde hem een kort bericht.
Geachte heer Soltani,
Ik heb de beslissing genomen dat ik geen behoefte meer heb aan uw therapie. Ik heb geleerd wat ik voor mijn leven nodig had, en dat ik mijn eigen wensen en verlangens moet nastreven. Daarom stop ik met uw therapie.
Met vriendelijke groet, Lili
Nooit had ik er invloed op kunnen hebben uit welke hoek de wind van de mannenmacht kwam waaien. Die mannenstormen bepaalden hun eigen kracht en snelheid, en bliezen vrouwen omver die in de weg stonden. Wie niet weggevaagd wilde worden, was gedwongen om zich te laten meevoeren en met die winden mee te waaien. Daardoor wilde ik zoveel mogelijk afstand houden tot mannen, zoals ook mijn moeder en mijn tantes gewend waren om te doen. Ze deden het huishouden en voeden hun kinderen op. Voor de rest hielden ze zich zoveel mogelijk afzijdig van hun echtgenoten. Volgens hen bestond er geen liefde, en leidden mannen tot niets anders dan verdriet en ellende.
Maar ik heb een andere levensles geleerd, namelijk dat ik geen behoefte moet hebben aan een persoon die met complimenten over mijn uiterlijk mijn hart probeert te veroveren. Wanneer ik voor de spiegel sta, probeer ik van dat uiterlijk te genieten en mezelf respect toe te kennen. Als een ster wil ik stralen en schitteren. “Ik mag er zijn”, denk ik zelfbewust. “Ik doe er toe. En ik eis mijn plek op.” Ik heb geleerd om mijn hart en mijn liefde aan een persoon te geven van wie ik hetzelfde gevoel terugkrijg. Ik weiger om nog langer als een marionet aan de touwtjes van mannen te hangen, om op zoek te gaan naar mannen die mijn hart met een glimlach veroveren, en daarna met een woedende blik en op harde toon dat hart breken. Zoals waarzegster Pani had voorspeld, nam ik mijn levensbestemming in eigen hand.
Lili Irani