Energietransitie: een strijd op twee fronten
Een beweging opbouwen voor zowel de afschaffing van fossiel kapitaal als voor duurzame energie in publieke handen.
Leden van de Public Power New York-campagne kregen op 2 mei vorig jaar goed nieuws: de wetgevende macht van de staat New York had de Build Public Renewables Act (BPRA – Produceer Publieke Duurzame Energie Wet) aangenomen. Overal in de staat New York kwamen leden van onze beweging bijeen om na een vier jaar durende strijd onze zwaarbevochten overwinning te vieren. We wisten dat de gevolgen van onze overwinning veel verder zouden reiken dan New York. De BPRA-wet geeft het openbare elektriciteitsbedrijf van de staat – de New York Power Authority (NYPA) – de bevoegdheid om duurzame energieprojecten in de hele staat te plannen, te bouwen en te beheren. In tegenstelling tot de situatie in andere staten breekt de BPRA-wet met decennia neo-liberale orthodoxie door een overheidsinstantie de leiding te geven bij de energietransitie. Onze campagne is er met andere woorden in geslaagd om met de macht van de staat het fossiele kapitaal te gaan bestrijden.(*)
De campagne van Public Power New York biedt een aantal waardevolle lessen voor energiedemocratie-bewegingen in andere delen van de VS en daarbuiten. Door zich te concentreren op een snelle, democratisch gecontroleerde en rechtvaardige manier produceren van schone energie, vermijdt onze campagne enkele van de valkuilen van de huidige overgang naar duurzame energie. Zoals het rapport “Energy Transition Mythbusters” van het Transnational Institute laat zien, is het gebruikelijke refrein in de mainstream media dat particuliere investeerders en geliberaliseerde markten een revolutie in schone energie teweeg hebben gebracht simpelweg onjuist: fossiele brandstoffen maken wereldwijd nog steeds 82 procent uit van het totale energieverbruik. Erger nog, het mondiale verbruik van kolen, gas en olie blijft nog steeds stijgen. Wat we met andere woorden zien, is een toename van energieverbruik in plaats van een energietransitie. Ondanks de Inflation Reduction Act van augustus 2022 van de regering Biden, die een impuls van vierhonderd miljard dollar betekent voor het produceren van hernieuwbare energie, heeft de binnenlandse olieproductie in de VS in 2023 een recordhoogte bereikt. De export van ruwe olie is met bijna 850 procent gestegen sinds de overheid het exportverbod in 2015 ophief.
Deze situatie betekent dat de beweging voor de afschaffing van fossiel kapitaal twee dimensies moet hebben die elkaar aanvullen. Aan de ene kant moet zij zich blijven inzetten voor het snel afbouwen van de fossiele infrastructuur. Aan de andere kant moet zij zich wijden aan een forse opschaling van de productie van duurzame energie. Terwijl de klimaatbeweging vecht voor het beëindigen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en zich richt op diverse tactieken om dit doel te bereiken, is het noodzakelijk dat zij begrijpt dat deze twee dimensies met elkaar verbonden zijn en dat we ze niet afzonderlijk kunnen bereiken. Steeds meer duurzame energie produceren zonder het gebruik van fossiele brandstoffen stop te zetten is zelfmoord voor de hele planeet, maar omgekeerd zullen gekozen leiders weigeren om een einde te maken aan het gebruik van fossiele brandstoffen, zolang er niet veel duurzame energie beschikbaar is. Daarom moet de beweging voor het afschaffen van het gebruik van fossiele brandstoffen een dubbelzijdige macht zien te worden. Het gaat hierbij om een strategie om door de overheid gecontroleerde productie van duurzame energie te koppelen aan een strijd tegen het fossiele kapitaal.
Naar de afschaffing van fossiel kapitaal
Er heeft een duidelijke verschuiving plaatsgevonden in de klimaatbeweging sinds het afnemen van de coronapandemie. De beweging richt zich steeds meer op de afschaffing van het fossiel kapitaal. Toen september 2023 75.000 mensen in New York City een mars hielden voor de Climate Ambition Summit van de Verenigde Naties, hing er een spandoek met de tekst “Biden: End Fossil Fuels” op het spreekgestoelte aan het eind van de mars. Het grote succes van Andreas Malm’s boek “How to Blow Up a Pipeline” – dat in 2022 werd verfilmd – is een voorbeeld van deze wending in de klimaatbeweging naar een radicalere en zelfs rebelse confrontatie met het fossiel kapitaal.
Deze strategische verschuiving heeft geleid tot bedenkingen tegen geweldloze massaprotesten zoals die van Extinction Rebellion. Haar inspirerende overtuiging dat de beweging slechts 3,5 procent van de samenleving de straat op hoeft te krijgen om serieuze politieke verandering teweeg te brengen, heeft de politieke macht van het fossiele kapitaal en de enorme mogelijkheden van liberaal-democratische kapitalistische samenlevingen om grote protesten te negeren niet beperkt. Naast media-aandacht trekken via massademonstraties en arrestaties voor grote banken, hoofdkantoren van oliemaatschappijen en krantenkantoren, is er nu een groeiende interesse in militante strategieën om pijpleidingen, raffinaderijen en andere vormen van infrastructuur voor fossiele brandstoffen stil te leggen.
Maar de strategie van fossiele sabotage stuit op enorme obstakels. Ten eerste heb je het probleem van repressie. Protest is erg moeilijk geworden in ’s werelds belangrijkste oliestaten. In de VS bijvoorbeeld heeft de staat op actie gerichte milieugroepen (en andere bewegingen zoals Black Lives Matter) de afgelopen dertig jaar zwaar vervolgd. Het bestempelen van het Earth Liberation Front als een eco-terroristische organisatie, en de jacht op hen door de FBI in de jaren 90 en begin 2000 is een voorbeeld van criminalisering die een ernstige belemmering vormt voor fossiele sabotage. Het enorme machtsverschil tussen kleine groepjes fossiele saboteurs en het uitgebreide Amerikaanse onderdrukkingssysteem maakt effectieve sabotage-acties vrijwel onmogelijk. Meer dan een dozijn staten in de VS hebben wetten aangenomen die protesten tegen fossiele brandstoffen strafbaar stellen en de federale overheid heeft de mogelijkheden om demonstranten in de gaten te houden en te straffen uitgebreid. De aanklacht wegens afpersing die de staat Georgia indiende tegen demonstranten van de beweging Defend the Atlanta Forest toont aan welke extreme maatregelen de autoriteiten bereid zijn te nemen tegen iedereen die het fossiele kapitaal in de VS bestrijdt.
Bovendien kunnen oliemaatschappijen, als een pijpleiding wordt opgeblazen, deze herstellen, een andere aanleggen of de olie per trein vervoeren. Fossiele saboteurs zouden talrijk moeten zijn en in grote gebieden actief om de vele verschillende routes af te sluiten waarlangs olie in een land als de VS naar de afnemers kan stromen. Er zijn zeker enkele heldendaden verricht door zogenaamde “valve turners”, maar het aantal kraandichtdraaiers is bij lange na niet genoeg om de aanvoer van fossiele brandstoffen serieus te verminderen. Angst voor lange gevangenisstraffen heeft hier ongetwijfeld veel mee te maken.
In principe kunnen actievoerders zich beroepen op “zelfverdediging”, omdat het fossiele kapitaal het leven op aarde bedreigt. Maar dan moet je in de VS de rechter wel zien te overtuigen om de jury toe te staan om dit argument mee te wegen. Gezien het overweldigende aantal conservatieve rechters die de afgelopen jaren zijn benoemd door de aan fossiele brandstoffen gelieerde rechtse partijen, hoeven we niet te rekenen op een wijdverspreide acceptatie van dit verweer door rechtbanken.
Politieke angst voor inflatie
Daar komt bij dat fossiele brandstoffen nog steeds behoorlijk populair zijn. Ik heb het dan niet alleen over Harley Davidson-rijders, autorace-fanaten en pijplijnarbeiders. Fossiele brandstoffen zijn op dit moment cruciaal voor het economisch welzijn van veel – zelfs de meeste – mensen in de belangrijkste kapitalistische landen. In feite bepaalt het fossiele kapitaal het leven van de arbeidersklasse door de mogelijkheid die fossiele brandstoffen bieden om energie en arbeid in steden te concentreren en werkers daar sterk te controleren. Nergens is de “zwijgende dwang” die het kapitaal uitoefent op arbeiders duidelijker aanwezig dan in de wereldwijde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, die momenteel niet alleen de bron vormen van banen, maar ook van het meeste voedsel, warmte, kleding en licht.
Het directe verband tussen de prijs van fossiele brandstoffen en die van andere grondstoffen heeft politiek gevolgen. Tijdens de recente inflatiegolf in de VS was bijvoorbeeld veertig procent van de prijsstijgingen in de hele economie het gevolg van hogere olie- en gasprijzen. Dit is geen uitzondering: elke recessie sinds de Tweede Wereldoorlog werd voorafgegaan door een stijging van de olieprijzen. Het zou dus een geweldig idee zijn om af te stappen van fossiel kapitalisme. Niet alleen vanwege de schade die fossiele brandstoffen toebrengen aan gemeenschappen die vlak in de buurt leven van olieraffinaderijen, zoals in Louisiana’s “Kankerlaan” – de honderdveertig kilometer lange strook land langs de Mississippi rivier waar meer dan tweehonderd petrochemische fabrieken en raffinaderijen staan. Het afschaffen van fossiele brandstoffen zal uiteindelijk ook een einde maken aan de plaag van “fossielinflatie”. Maar dat is op de lange termijn. Op de korte termijn, als de voorraden fossiele brandstoffen afnemen, stijgt de inflatie en worden benzine en voedsel duurder. Als dit gebeurt, zijn gewone mensen de dupe en stemmen ze vaak de politici weg, die ze verantwoordelijk achten voor hun narigheid.
De weigering van politieke elites om het fossiele kapitaal fors aan te pakken is, met andere woorden, niet simpelweg een gevolg van politieke corruptie – hoewel dat ongetwijfeld meespeelt. Weinig politici zijn bereid om het risico te nemen inflatie te veroorzaken en daarmee populistisch verzet uit te lokken door de aanvoer van fossiele brandstoffen te beperken. De gele hesjes-protesten in Frankrijk zijn daar een voorbeeld van. Ook maakt, in ieder geval in de VS, het idee om oliemaatschappijen en de rijken hogere belastingen op te leggen om de brandstofprijzen voor de bevolking te verlagen geen schijn van kans. Dit verklaart de nogal wanhopige aansporingen van Biden aan olieraffinaderijen om meer te produceren, toen de inflatie in 2022 omhoog schoot. Het maakt ook duidelijk waarom zowel hij als voormalig president Obama een dubbele energiestrategie hadden: uitbreiding van zowel de productie van fossiele brandstoffen als van duurzame energie. Obama’s Recovery Act van 2009, waarbij hij negentig miljard dollar aan belastinginkomsten opzij zette, was bedoeld om projecten voor hernieuwbare energie te stimuleren. Deze regeling, bekend als “tax equity”, is terecht bekritiseerd omdat het een handvol grote banken laat beslissen welke projecten particuliere ontwikkelaars van hernieuwbare energie mogen uitvoeren en welke niet.
Biden’s Inflation Reduction Act (wet over onder meer financiering van duurzame energieprojecten) zet deze beroerde regeling voort, hoewel die echter ook financiering van overheidsinstanties zoals de NYPA mogelijk maakt – een feit dat een sleutelrol speelde in onze campagne om de BPRA-wet in New York goedgekeurd te krijgen. Tegelijkertijd met het beleid ter ondersteuning van duurzame energie verdubbelde de regering Obama bijna de subsidies voor onderzoek naar nieuwe olie- en gasvelden, ondanks een belofte uit 2009 om dit geleidelijk af te bouwen. De steun van Biden voor de uitbreiding van de productie van zowel hernieuwbare als fossiele brandstoffen sluit aan bij dit tegenstrijdige beleid. Als gevolg hiervan zijn de VS op weg om ’s werelds sterkste uitbreider van olie- en gaswinning te worden tussen nu en 2050, verantwoordelijk voor meer dan een derde van de geplande wereldwijde groei.
Democratische controle over het energiesysteem
De enige manier om uit deze politieke impasse te geraken, die onze planeet in een steeds grotere klimaatchaos stort, is alles op alles te zetten om de fossiele infrastructuur te ontmantelen, gekoppeld aan het sterk versneld uitbreiden van de productie van hernieuwbare energie. Tegelijk met het bekritiseren – en uiteindelijk ontmantelen – van de olie-garchie, moeten we de beweging voor energieproductie in publieke handen zien te vergroten. In tegenstelling tot de mythen over een snelle energietransitie door de private sector en vrije markten en de feitelijke lagere prijs van hernieuwbare energie, is de enige manier om snel een rechtvaardige energievoorziening te krijgen energieproductie in publieke handen. Democratische controle over het energiesysteem is essentieel voor het om zeep helpen van fossiel kapitaal.
Een paar jaar geleden werd er veel gepraat over grote investeringen van fossiele brandstofbedrijven in hernieuwbare energie. Zo kondigde de nieuwe algemeen directeur van BP in 2020 aan dat het bedrijf de productie van fossiele brandstoffen met veertig procent zou gaan terugbrengen en de capaciteit om elektriciteit op te wekken uit hernieuwbare bronnen zou opvoeren tot vijftig gigawatt, een twintigvoudige toename. Er is echter alle reden om aan de duurzaamheid van BP’s investeringen te twijfelen, vooral omdat BP in 2001 zijn naam weliswaar van “British Petroleum” veranderde in “Beyond Petroleum” (Voorbij Aardolie), maar vervolgens zijn onderzoeksprogramma’s op het gebied van groene energie stopzette en de onderzoeksrapporten achter slot en grendel opborg in een speciaal archief. De aangekondigde omschakeling naar hernieuwbare energie in 2020 was geen lang leven beschoren. Begin 2023 liet het bedrijf deze plannen varen, waardoor zijn aandelenkoersen omhoog schoten. BP is niet de enige die bijna geen onderzoek doet naar duurzame energie. Volgens het Internationaal Energie Agentschap hebben olie- en gasbedrijven de afgelopen jaren in totaal minder dan vijf procent van hun investeringen in productie en onderzoek besteed aan duurzame energiebronnen.
Maar onbetrouwbaarheid is niet de enige reden waarom we de energietransitie niet aan het fossiele kapitaal kunnen overlaten. Door de verbranding van fossiele brandstoffen was het in staat om de energieproductie los te koppelen van natuurlijke bronnen, zoals de zon en de wind, en op die manier de arbeidersklasse te concentreren in stedelijke fabrieken, waar ze maximaal konden worden uitgeknepen. Deze strategie en de enorme hoeveelheid energie die fossiele brandstoffen kunnen opwekken, hebben ongeëvenaarde winsten opgeleverd – maar ook een ongekende, ja zelfs catastrofale vernietiging van het milieu, inclusief de huidige klimaatcrisis. De onderdrukking van de werkers zal niet zomaar verdwijnen, als het fossiele kapitaal zijn investeringen verschuift naar hernieuwbare energie. Zoals Tatjana Söding betoogt, is fossiel kapitaal onlosmakelijk verbonden met uitbuiting en milieuvernietiging. Volgens haar kunnen we de energietransitie niet overlaten aan fossiele brandstofbedrijven zoals BP, gezien hun diepgewortelde alles vernietigende uitbuiting van arbeiders en het milieu en hun grootheidswaanzin, die de vrijwel onbeperkte fossiele energiereserves opriepen.
Hoe we energieproductie in publieke handen wisten te krijgen in New York
Eind 2019 begon de afdeling New York City van de Democratic Socialists of America (DSA) de Public Power New York (PPNY) – campagne tegen een dreigende tariefsverhoging door het commerciële elektriciteitsbedrijf ConEd. Net als in andere staten van de VS worden de tarieven in New York gereguleerd door een Public Service Commission, waarvan de leden benoemd worden door de overheid. Maar hoewel deze commissie verondersteld wordt de tarieven betaalbaar te houden, ontdekten we dat ConEd de op een na hoogste tarieven in de VS heeft. Bovendien dreigen ConEd en gasbedrijven zoals National Grid, ondanks het binnenharken van megawinsten, routinematig met het afsluiten van stroom en gas voor klanten met een laag inkomen die hun rekeningen niet kunnen betalen.
Ook kwamen we erachter dat National Grid en andere commerciële energie bedrijven opzettelijk zoveel mogelijk infrastructuur aanleggen als voorwendsel voor tariefsverhogingen. Verder ontdekten we dat ConEd jaarlijks 1,4 miljoen dollar aan contributies betaalt aan brancheorganisaties, zoals het Edison Electric Institute en de American Gas Association, die lobbyen tegen duurzame energie, en voor het dereguleren van de energiemarkt om zo de macht voor particuliere energiebedrijven te vergroten. Het werd ons steeds meer duidelijk dat een snelle en rechtvaardige energietransitie alleen kan worden bereikt via een democratisch gecontroleerde overheidsinstantie.
Het racistische karakter van fossiel kapitaal kwam aan het licht toen New York City werd getroffen door een hittegolf. Midden in de gloeiende hitte sloot ConEd de stroom af in buitenwijken waar veel niet-witte arbeiders wonen, om zo de stroomtoevoer naar rijkere buurten in de stad veilig te stellen. Buurten als East New York zijn niet alleen armer, maar hebben ook minder toegang tot koele groene ruimten en airconditioning, wat je terugziet in een hoger sterftecijfer door hitte. Het afsluiten van hun stroomvoorziening was een huiveringwekkend voorbeeld van het creëren van “opofferingszones” in niet-witte wijken. Activisten van onze Public Power-campagne hebben gebieden bezocht die getroffen waren door stroomuitval en bijeenkomsten voor bewoners georganiseerd, waarbij we uitlegden dat de strijd voor democratisch gecontroleerde stroom de oplossing was voor zowel de onbetaalbare elektriciteitsrekeningen als het onrecht van stroomuitval.
Een lastige vraag waar we tegenaan liepen, was hoe we een alternatief voor commerciële elektriciteitsbedrijven konden opbouwen. Bedrijven als ConEd, die in de een of andere vorm al bestaat sinds de aanleg van het moderne elektriciteitsnet, hebben immers enorme economische en politieke macht. Gelukkig is er in de staat New York een alternatief elektriciteitsbedrijf: de New York Power Authority (NYPA). Toenmalig gouverneur Franklin Delano Roosevelt richtte dit bedrijf op tijdens de crisis van de jaren dertig als een openbaar alternatief voor de particuliere energiebedrijven met hun woekerprijzen. Hoewel de NYPA via haar waterkrachtcentrales aan de Grote Meren ruwweg twintig procent van de schone energie van de staat opwekt, was haar capaciteit om nieuwe duurzame energie te gaan produceren vóór de aanname van de BPRA-wet beperkt. Ons onderzoek naar de NYPA overtuigde ons ervan dat het bedrijf hernieuwbare energieprojecten goedkoper, sneller en efficiënter voor elkaar kan krijgen dan de commerciële sector. In tegenstelling tot commerciële energiebedrijven hoeft de NYPA bijvoorbeeld geen astronomische rendementen uit te keren aan haar investeerders. Bovendien kan de NYPA door haar grote kredietwaardigheid tegen zeer lage rente geld lenen om projecten te financieren. Dit betekent dat zij de elektriciteitstarieven niet hoeft te verhogen voor windmolenparken of zonnepanelenprojecten, zoals bedrijven die in handen zijn van investeerders wel moeten doen. Duurzame energieprojecten van de NYPA zouden kunnen voorkomen dat energiearmoede, waar onze campagne in eerste instantie tegen gericht was, toeneemt.
Steun van vakbonden is doorslaggevend
Organisatoren met ervaring in het gevecht voor energiedemocratie in New York realiseerden zich dat de Public Power-campagne op staatsschaal moest werken om de wetgeving te krijgen die we nodig hadden om de NYPA meer duurzame energie te laten gaan opwekken. Onze campagne besloot een brede beweging voor Public Power op poten te zetten en samenwerking te zoeken met socialisten en andere bondgenoten bij de wetgevende macht van de staat om de BPRA-wet aangenomen te krijgen. Eind 2019 vormden we de staatsbrede publieke energiecoalitie, waarin we activisten voor energiedemocratie, groepen die zich inzetten voor milieurechtvaardigheid en klimaatorganisaties zoals de Sunrise Movement samen brachten. Begin 2020 begonnen we collectief te onderzoeken hoe wetgeving op het gebied van openbare energie zou kunnen voorzien in de uiteenlopende behoeften in de hele staat, en startten we met een reeks openbare bijeenkomsten, “Energy 101”, in de hele staat om mensen te informeren over energieonrechtvaardigheid en de erbarmelijke prestaties van de commerciële elektriciteitsbedrijven. Tijdens de pandemie streden we met succes voor een tijdelijk verbod op het afsluiten van elektriciteit en voor kwijtschelding van schulden bij energiebedrijven voor mensen die hard waren getroffen door corona. Onze overwinningen lieten zien dat overheid en bedrijven met Public Power rekening moesten houden.
Ondertussen bleven we ons flink inzetten voor de BPRA-wet, maar zagen we dat de discussie daarover twee jaar lang voortsukkelde in wetgevende commissies. We beseften dat we publieke druk moesten blijven uitoefenen. Daarom organiseerden we publieke protesten, zoals een demonstratie waarin we parlementsleden uitscholden die geld aannamen van elektriciteitsbedrijven en – niet geheel toevallig – tegen de BPRA waren. Onze verkiezingscampagne legde contact met belangrijke parlementsleden, die vervolgens hielpen om minder progressieve collega’s over de streep te trekken. We organiseerden ook acties, zoals een menselijke keten op Broadway in het centrum van Manhattan, vlak bij de kantoren van belangrijke parlementsleden.
De sleutel tot het vergaren van de politieke macht die nodig was om de BPRA erdoor te krijgen, was het overtuigen van de vakbonden. Hoewel de arbeidersklasse in het algemeen baat heeft bij democratische controle over productiemiddelen, vormen arbeiders geen homogene groep wanneer het gaat om energietransitie. In tegenstelling tot wat Matt Huber beweert over een verenigde klassenstrijd tegen de kapitalistische aanjagers van de klimaatcrisis, ontdekten we dat sommige vakbonden onze oproepen om mee te doen aan de campagne voor publieke energie aanvankelijk afwezen, terwijl andere enthousiast reageerden. De snelle steun van mijn eigen vakbond, het Professional Staff Congress of the City University of New York, leidde vervolgens tot steun van de New York State Teachers Union en andere vakbonden in de dienstensector. Het over de streep trekken van de arbeidersvakbonden kostte ons heel wat meer inspanning, gezien de twijfel van de werkers over de grotendeels commerciële hernieuwbare energie-industrie in de VS, berucht om haar anti-vakbondshouding. Om aan deze bezorgdheid tegemoet te komen, voegden we met hulp van de grote vakcentrale AFL-CIO belangrijke arbeiderseisen toe: geen loonsverlaging bij omschakeling naar duurzame energie, geen verslechteringen van de bestaande arbeidsovereenkomsten, en 25 miljoen per jaar voor omscholing.
Democratisch en rechtvaardig
De definitieve versie van de BPRA-wet die de staat New York in mei 2023 aannam, bevatte de belangrijkste bepalingen waarvoor we lang hadden gevochten. De NYPA, het energiebedrijf van de staat New York, kreeg eindelijk de opdracht om hernieuwbare energieprojecten op te zetten en te beheren. Elk jaar moet de NYPA rapporteren in hoeverre zij op schema ligt om zeventig procent hernieuwbare energie te bereiken in 2030 en honderd procent in 2040. Als zij achter ligt op schema moet zij speciale maatregelen nemen. Dit alles betekent dat de NYPA haar fossiele energiecentrales geleidelijk aan uit bedrijf neemt. Inclusief de zogenaamde piekcentrales voor noodstroom tijdens elektriciteitspieken, die voornamelijk in de niet-witte wijken staan. Dat is een belangrijke overwinning van onze campagne. De BPRA-wet verplicht de NYPA ook om een programma op te zetten waardoor elektriciteitsklanten met een laag of modaal inkomen een afbetalingsregeling kunnen treffen als ze een schuld hebben bij het bedrijf. Tot slot bevat de BPRA alle arbeidersvriendelijke maatregelen die de Public Power campagne in samenwerking met de vakbonden heeft opgesteld.
Nu de BPRA is aangenomen, moeten we blijven vechten voor een goede uitvoering van de wet. De situatie is best lastig. Door het hardnekkige verzet van het fossiel kapitaal tegen energietransitie moet de staat New York de komende acht jaar zijn elektriciteitsproductie met 2,5 gigawatt uitbreiden om de klimaatdoelstelling van zeventig procent hernieuwbare energie in 2030 te halen. Ter vergelijking: de staat heeft zijn elektriciteitsproductie de afgelopen twintig jaar in het totaal met slechts dertien gigawatt elektriciteit opgevoerd (zowel fossiel als hernieuwbaar), gemiddeld zo’n 0,6 gigawatt per jaar. De vereiste sterke toename van duurzame elektriciteit is alleen al nodig om het huidige elektriciteitsnetwerk koolstofvrij te maken. Om genoeg energie op te wekken voor een vloot elektrische voertuigen en om de verwarming en koeling van gebouwen en de industrie koolstofvrij te maken, moeten we de huidige hoeveelheid elektriciteit ruwweg verdrievoudigen.
De campagnevoerders van Public Power New York zijn zich wel degelijk bewust van de noodzaak om energie-efficiëntie te bevorderen. Het uitbreiden van de opwekking van elektriciteit – zelfs als deze hernieuwbaar is – heeft veel schadelijke gevolgen voor het milieu, bijvoorbeeld door mijnbouw in landen in het mondiale zuiden zoals Bolivia. Hoewel we snappen hoe noodzakelijk het is om energie-efficiëntie te bevorderen, hebben we dergelijke maatregelen niet opgenomen in onze BPRA campagne, omdat we ons wilden focussen op opwekking van duurzame elektriciteit in publieke handen, maar ook omdat de staat al uitgebreide energie-efficiëntie wetgeving heeft. New York City’s Local Law 97 uit 2019 bijvoorbeeld verplicht emissiereducties van veertig procent voor de grootste gebouwen in de stad in 2030, en tot tachtig procent in 2040.
Het zal een enorme klus zijn om de snelle, grootschalige ontwikkeling van hernieuwbare energie die door de klimaatwet van 2019 wordt opgelegd, op een democratische en rechtvaardige manier uit te voeren. Gelukkig bevat de BPRA-wet een planningsproces voor het NYPA-elektriciteitsbedrijf om te bepalen waar, wanneer en hoe hernieuwbare elektriciteit opgewekt moet worden. Hoewel de staat niet al onze eisen voor democratisering van de NYPA heeft ingewilligd, maakt dit planningsproces inbreng vanuit de bevolking mogelijk, aangezien deze instantie verplicht is om deskundigen op het gebied van klimaat en milieurechtvaardigheid, en belangenbehartigers van midden- en kleinbedrijf te raadplegen bij het opstellen van haar ontwikkelingsplannen. Om ervoor te zorgen dat de NYPA de opdracht om alle betrokkenen te raadplegen serieus neemt, ben ik momenteel bezig een Public Power Observatory op te zetten om het werk van deze instantie nauwgezet te volgen en te documenteren en op een creatieve manier het grote publiek bij de energietransitie te betrekken.
Bouwen aan een wereldwijde beweging voor publieke energie
De overwinning van onze campagne voor de opwekking van elektriciteit in publieke handen zal uiteindelijk weinig betekenen als zij geen bewegingen voor energiedemocratie buiten New York weet te inspireren. Slechts een op de tien mensen in de VS krijgt stroom van de overheid en veel van deze publieke elektriciteitsbedrijven, overblijfselen uit het New Deal-tijdperk voor algemene elektrificatie, worden beheerst door conservatieve krachten met grote investeringen in fossiele brandstoffen. In 2022 was hernieuwbare energie goed voor slechts dertien procent van het totale energieverbruik en 21 procent van de totale elektriciteitsopwekking in de VS. De inspanningen van één staat om af te stappen van fossiele brandstoffen, hoe heldhaftig ook, zullen deze algemene gemiddelden niet echt veranderen. Anders gezegd, je kunt eco-socialisme niet in één staat opbouwen; de door fossiele brandstoffen veroorzaakte klimaatrampen stoppen nou eenmaal niet bij staats- of landsgrenzen. Alleen door het idee van publieke energie buiten de staat New York te verspreiden, kunnen we de snelle energietransitie mogelijk maken die nodig is om een klimaatramp af te wenden.
Gelukkig inspireert de overwinning van Public Power NY andere bewegingen in de VS. Hoewel de Nationalize Grid (Nationaliseer het Elektriciteitsnet) campagne in Rhode Island, die onze actie in New York inspireerde, minder actief is geworden, verspreidt het idee van publieke energie zich over andere staten. In november 2023 werd in Maine een referendum gehouden over de oprichting van een openbaar elektriciteitsbedrijf, Pine Tree Power. Inwoners van Maine krijgen hun elektriciteit momenteel van Central Maine Power, een commercieel bedrijf dat eigendom is van de Spaanse energiegigant Iberdrola, waarvan fossiele kapitalistische machten als Qatar en Noorwegen de belangrijkste aandeelhouders zijn, evenals Blackrock, de enorme investeringsmaatschappij die geweigerd heeft om de door haar beheerde pensioenfondsen niet langer te laten investeren in fossiele brandstoffen.
Helaas haalde het referendum in Maine het niet. Wat betekent dat voor openbare energiecampagnes? Publieke energie-activisten moeten zich natuurlijk niet laten ontmoedigen. De campagne bracht actievoerders voor openbare energie uit het hele land bij elkaar om solidariteit op te bouwen en van elkaars werk te leren. De campagne zorgde voor een belangrijke overwinning bij de aanname van een ander referendum dat buitenlandse overheidsbedrijven (zoals Iberdrola en Versant) verbiedt om geld uit te delen bij toekomstige referenda. Dit betekent dat wanneer er opnieuw een referendum voor een publiek energiebedrijf plaatsvindt in Maine, activisten een veel grotere kans maken die te winnen.
Ook andere nederlagen hebben de strijd voor publieke energie toch vooruitgeholpen. Zo nam de stad Boulder in Colorado in 2011 het initiatief tot een publieke overname van het elektriciteitsbedrijf Xcel Energy. Na een decennium van felle tegenstand van Xcel besloten de kiezers in de stad het overnameproces te beëindigen. Ondanks deze nederlaag hielp de campagne de stad om belangrijke concessies van Xcel te krijgen, waaronder toezeggingen om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen.
Het is goed ons te herinneren dat de New York Power Authority er in 1931 pas kwam na tientallen jaren strijd voor openbare energie in de VS en de rest van de wereld. De oprichting vond plaats naast andere overwinningen, zoals de stichting van de Tennessee Valley Authority (TVA) in 1933. Huidige campagnes kunnen inspiratie putten uit de krachtige massabewegingen die hielpen om de steun van parlementsleden te winnen voor de oprichting van instanties als NYPA en de TVA.
Terwijl we vechten voor publieke elektriciteitsopwekking in de VS, moeten we in gedachten houden dat deze campagne niet kan stoppen bij de landsgrenzen. We moeten een wereldwijde beweging voor openbare energie opbouwen. Dit betekent dat ons werk om de NYPA om te vormen niet simpelweg moet eindigen met ervoor te zorgen dat deze instelling voldoende hoeveelheden hernieuwbare energie opwekt. We moeten ook publiek-publieke partnerschappen (PPP’s) opzetten, waarbij een openbaar elektriciteitsbedrijf zoals de NYPA openbare energiecampagnes en overheden in andere landen kan ondersteunen. Het ontwikkelen van zulke PPP’s moet een van de toekomstige prioriteiten van onze campagne zijn. Fossiel kapitaal veroorzaakt mondiale ongelijkheid door grondstoffen te winnen in afgelegen gebieden, ten gunste van elites die zich ver van alle narigheid bevinden die zij aanrichten. Als de arbeidersklasse alleen in de kapitalistische kernlanden de controle over de transitie naar hernieuwbare energie zou weten te verkrijgen, zou een wereldwijd systeem van energie-imperialisme intact blijven. Zoals bijvoorbeeld Trade Unions for Energy Democracy in een recente publicatie vaststellen, is het model van privatisering van elektriciteitsbedrijven, dat organisaties zoals de Wereldbank (lees: de VS en de EU) opdringen aan minder ontwikkelde regio’s in de wereld een faliekante mislukking. Na dertig jaar van neo-liberale hervormingen heeft een groeiend aantal mensen in veel Afrikaanse landen geen toegang tot elektriciteit. Landen in Afrika en de rest van de wereld hebben in plaats van commerciële energiebedrijven juist dat nodig waar we in New York voor hebben gevochten: echt democratische openbare energiebedrijven, openbare financiering en volledig openbaar eigendom van hernieuwbare energie.
Ashley Dawson
Voor het originele artikel zie: “Dual Power – Building a Movement for the Abolition of Fossil Capital and the Construction of Public Renewables”, een TNI publicatie van februari 2024. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit. Ashley Dawson is hoogleraar aan de City University of New York en publicist.
Noten van de redactie
(*) Met dit artikel willen we laten zien hoe ook sommige sociaal-democraten een serieuze bijdrage willen leveren aan de klimaatstrijd. De beschreven campagne is echter niet radicaal-links, want met de staat het kapitaal aan banden leggen is uiteindelijk geen werkelijke oplossing, voor zover dat überhaupt al kan, gezien hoe beide met elkaar verweven zijn en zonder elkaar niet kunnen bestaan. De enige daadwerkelijke manier om de voortgaande ecologische ondergang te stoppen is het beëindigen van het kapitalisme. Maar dat gaat vanzelfsprekend te ver voor de genoemde DSA, die goeddeels opereren binnen de regerende Democratische partij in de VS. Als hun campagne in Nederland plaatsvond, dan zouden wij hen van de linkerzijde steunen én onder druk zetten om verdere, radicalere stappen te zetten.