Eqbal Ahmad over de bevrijding van Palestina: beter organiseren dan de vijand! (deel 2)

Eqbal Ahmad

Dit is het tweede en laatste deel van het artikel van Arun Kundnani over gewapend verzet en het organiseren van een effectieve internationale tegenbeweging. Het eerste deel lees je hier.

Kolonialisme bestrijden of kiezen voor twee afzonderlijke staten?

Zowel Ahmad als Sayegh en ook andere betrokken geleerden zagen de problemen waarmee de Palestijnen te maken hebben als het gevolg van de kolonisatie van Palestina door Israël, al vanaf de oprichting van de staat Israël in 1948. Maar tegen het midden van de jaren zeventig nam de PLO afstand van deze benadering en concentreerde men zich op de “twee staten-oplossing”, waarbij Palestina en Israël naast elkaar zouden bestaan. Het ging er voor de PLO dan vooral om waar precies de grenslijn tussen Israël en de toekomstige Palestijnse staat zou moeten komen te liggen. Door zijn tienerervaring met het verschrikkelijke geweld bij de opdeling van het Britse koloniale rijk in Zuid-Azië in India en Pakistan had Ahmad een natuurlijke afkeer van twee staten-oplossingen voor problemen die een koloniaal regime veroorzaakt had. Maar met het Oslo-akkoord van 1993 werd de deling een feit en werd de kwestie Palestina in de ogen van de meeste mensen een grensgeschil tussen twee staten die eigenlijk vrede zouden moeten sluiten. Bij deze benadering vallen echter drie groepen Palestijnen buiten de boot: 1. zij die als tweederangsburgers binnen de grenzen van Israël wonen, 2. zij die in militair bezet gebied wonen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, en 3. zij die als vluchteling in buurlanden en verder weg wonen.

Een tijd lang kreeg het bekritiseren van Israël als kolonistenstaat weinig aandacht. Maar sinds de eeuwwisseling veranderde dat, omdat duidelijk werd dat de Oslo-akkoorden niet zouden leiden tot een zelfstandige Palestijnse staat, maar dat de regering van Israël ze gebruikte om de militaire bezetting in stand te houden, terwijl de zionisten hun nederzettingen uitbreidden. De recente populariteit van de slogan “Van de rivier tot de zee, Palestina zal vrij zijn”, met de eis van vrijheid en onafhankelijkheid van heel historisch Palestina, is een uiting van deze kritische opleving. Zozeer zelfs dat onlangs in een reeks artikelen in Amerikaanse media het gebruik van de term “kolonistenstaat”, als het over Israël gaat, afgewezen werd als op zijn best modieus academisch jargon en op zijn slechtst antisemitisch. In de New York Times schreef Bret Stephens bijvoorbeeld dat Israël een kolonistenstaat noemen “oneerbiedig, schijnheilig en historisch ongeletterd” is, een “interessante, maar hopeloos gebrekkige academische” theorie. Spreken over kolonialisme, zo stellen deze artikelen, houdt in dat men de klok wil terugdraaien naar vóór de oprichting van Israël in 1948, wat volgens hen betekent dat je de Joden wil verdrijven. Maar het beëindigen van het kolonialisme in historisch Palestina houdt niet in dat de Joden moeten verdwijnen, maar de Joodse overheersing. Het gaat er niet om welke staat of staten er tussen de Middellandse Zee en de Jordaan moeten komen, maar dat Joden en Palestijnen gelijke rechten krijgen in dat gebied. Bovendien klopt de bewering niet dat Israël een kolonistenstaat noemen onlangs is uitgevonden door Amerikaanse professoren die zich graag radicaal willen voordoen, terwijl ze zich niet bekommeren over de gevaarlijke praktische gevolgen van hun standpunt. Deze benadering heeft de Amerikaanse academische wereld niet zelf uitgevonden, maar komt voort uit tientallen jaren strategisch denken binnen de Palestijnse verzetsbeweging.

Moreel isolement van de tegenstander

“Na wat ik in Algerije gezien heb”, vertelde Eqbal Ahmad eens aan een interviewer, “kan ik gewapende strijd niet romantiseren”. Niet alleen was het aantal slachtoffers onder de Algerijnse bevolking erg hoog, merkte hij op, maar in feite hebben de Algerijnen de oorlog militair verloren. De bevrijding van het Franse kolonialisme kwam niet voort uit de gewapende opstand zelf, maar uit de politieke bewegingen die wereldwijd voor een groeiend besef zorgden dat het niet deugde dat Frankrijk probeerde om dit gebied in bezit te blijven houden. Deze actiegroepen waren succesvol in het moreel isoleren van Frankrijk. De allerbelangrijkste taak van revolutionaire strijd is het bereiken van een moreel isolement van de tegenstander, zowel in zijn eigen ogen, als in de ogen van de wereld. Ahmad stelde verder dat gewelddadige campagnes verwoestend kunnen werken, zowel voor de koloniale onderdrukkers als voor de onderdrukten, niet alleen vanwege de vergeldingsacties waartoe kolonialisten in staat zijn, maar ook vanwege de mogelijkheid dat het geweld dat eerst tegen het kolonialisme werd gebruikt later tegen delen van de gekoloniseerde bevolking wordt gericht, vooral wanneer het geweld van de politieke strijd zich vermengt met een bekrompen opvatting van de eigen identiteit.

Tegelijkertijd vond Ahmad dat er omstandigheden zijn waarin gewapende strijd noodzakelijk is. Waar het om gaat is dat die dan hecht verbonden is met een uitgebreide revolutionaire politiek, zodat de strijders niet willekeurig slachtoffers maken, maar hun aandacht vooral richten op het verbreden van politieke steun en er voor waken om potentiële bondgenoten van zich te vervreemden. Bewegingen die hun strijd richten op een bepaald gebied en een algemene revolutionaire opstand nastreven van de bevolking die daar woont, zijn geneigd om symbolen van onderdrukking als doelwit te kiezen, zoals landheren, corrupte ambtenaren en onderdrukkende legers, en proberen meer steun onder de bevolking te krijgen door haar te bevrijden van hun onderdrukkers. Effectief verzet vereist volgens Ahmad een flexibele benadering waarin verzetsbewegingen meerdere militaire en politieke tactieken combineren, afhankelijk van de positie van de tegenstander en de algemene politieke situatie, in plaats van geweld en geweldloosheid te zien als absolute en elkaar uitsluitende strategieën. In die zin hebben Ahmads gedachten over politiek geweld een andere achtergrond dan recente linkse veroordelingen van Hamas’ geweld op louter morele gronden.

Als voorbeelden van het effectief gebruik van revolutionair geweld noemde Ahmad de Chinese en Cubaanse revoluties, en de gewapende strijd van het Afrikaans Nationaal Congres tegen de apartheid in Zuid-Afrika en van de Partido Africano da Independência da Guiné e Cabo Verde (PAIGC), die Guinee-Bissau en Kaapverdië bevrijdde van het Portugese kolonialisme. In deze gevallen, zo zei Ahmad, zorgde een degelijke revolutionaire ideologie voor een goede strategie om de bevrijdingsstrijd voldoende diepgang te geven om de mensen te laten begrijpen dat deze strijd geen simpele botsing is tussen onderdrukten en onderdrukker, maar een poging om het systeem van onderdrukking te vervangen door iets beters. Ahmad citeerde vaak de uitspraak van Aimé Césaire (schrijver en politicus uit Martinique): “Er is een plaats voor iedereen op het feest van de overwinning”.

Deze benadering voorkomt ook dat mensen gaan denken aan “gemakkelijke overwinningen” in de gewapende strijd, zoals de leider van de PAIGC, Amilcar Cabral, het uitdrukte. Ahmads zorg was dat zwakke mensen, die niet goed begrijpen hoe ze moeten vechten, fantaseren hoe sterk ze wel niet zijn. Het gevaar is dat een beweging “haar zelfvertrouwen en energie ontleent aan een voortdurend triomfantelijk gevoel, aan het claimen van vooruitgang waar slechts een beetje beweging is, aan het verwarren van kleine overwinningen met grote”. Dit overdreven gevoel van kracht wordt vaak aangemoedigd door onderdrukkers, die verklaren hoe bang ze zijn voor verzet. Maar “de sterken zullen de zwakken altijd ‘heel gevaarlijk’ noemen, voordat ze hen vernietigen”.

Nubar Hovsepian, een Armeniër uit Egypte die nu universitair hoofddocent politieke wetenschappen en internationale studies is aan de Chapman University in Californië, werkte nauw samen met Eqbal Ahmad aan de Palestijnse zaak, soms als koerier die brieven meenam van Palestijnse leiders in Beiroet voor Ahmad in New York. Ahmad geloofde dat aandacht voor het detail van het grootste belang was voor het beter organiseren dan de tegenstander, herinnert Hovsepian zich. “Beter organiseren” betekent, zoals Ahmad het in 1983 verwoordde: het tot stand brengen van internationale steun en het moreel isoleren van de vijand, waarbij je niet zozeer de regeringen aanspreekt, maar allerlei maatschappelijke organisaties in de bolwerken van de tegenstander, om in dit geval het Israëlische en Amerikaanse publiek te bereiken. Het doel van het benaderen van deze groepen is niet het vinden van een soort compromis, maar het blootleggen van de fundamentele tegenstrijdigheden van de samenleving van de tegenstander. Zo presenteert Israël zich als het toevluchtsoord van een lang vervolgde bevolking, maar het is gesticht ten koste van een andere bevolking en het breidt zich nog steeds uit ten koste van die mensen. Het politieke en culturele leven van Israël draagt een schizofreen karakter, wat elke Israëliër wel min of meer beseft. Deze spanning moeten wij in de openbaarheid brengen door voortdurend politieke onrust te stoken.

PLO

In de jaren zeventig en tachtig hoopte Ahmad dat de PLO zich zou ontwikkelen tot een organisatie die complex en gedisciplineerd genoeg was om het soort verzet te plegen dat hij voor ogen had. Hiertoe reisde hij regelmatig naar het Midden-Oosten om de PLO-leiding, inclusief Arafat, te ontmoeten en te pleiten voor een bredere strategie dan alleen militaire en diplomatieke methoden. Ahmad werd vaak vergezeld door zijn vriend Edward Said, de beroemde Columbia University-geleerde en vanaf 1977 onafhankelijk lid van de Palestijnse Nationale Raad, het Palestijnse parlement in ballingschap. Tijdens zo’n bijeenkomst pleitte Ahmad eens voor een massale mars van ongewapende Palestijnen naar Israël, met spandoeken waarop stond “We willen naar huis”. Het idee werd ontvangen met “ongeloof en lichte paniek”, herinnert Said zich. Tijdens een andere samenkomst adviseerde Ahmad de PLO om een organisatie op te richten in de VS om te lobbyen voor de Palestijnse zaak, naar het voorbeeld van het American Israel Public Affairs Committee. Toen PLO-afgevaardigden in 1975 de Verenigde Naties in New York bezochten, ontmoette Ahmad hen en stelde hij dat ze een campagne moesten starten om steun te winnen van de Amerikaanse bevolking, waaronder Joodse mensen die vraagtekens beginnen te zetten bij het beleid van Israël. In de jaren tachtig bleef Ahmad er op aandringen dat de PLO een sterkere politieke campagne binnen de VS zou opzetten om de steun aan Israël te verzwakken. “Ik heb zo’n vijf of zes keer met Arafat in detail over deze lijn gesproken”, herinnerde Ahmad zich later. “Hij maakte altijd aantekeningen, beloofde altijd dingen te doen, maar deed nooit iets.”

Arafat was, zo bleek, bereid de rol van beheerder van Palestijnse enclaves (kleinere Palestijnse gebieden, eilanden als het ware, die volledig ingesloten zijn in een gebied dat in handen is van Israël) te spelen, zonder dat er enig vooruitzicht was op een onafhankelijke staat. Een rampzalige fout die de bezetting van Palestina alleen maar heeft bevestigd. Said concludeerde in 1989 dat de Palestijnse leiders geen begrip hadden van de koppige en vindingrijke wil van de bevolking om weerstand te bieden. In de ogen van Ahmad bouwde de PLO een schijnbaar welvarende nep-staat op voordat zij was gerijpt als een bevrijdingsbeweging. De combinatie van overvloedige financiering door Arabische staten, het grote verschil met het dagelijks leven in de bezette gebieden en het ontbreken van een bredere politieke strategie zorgde er voor dat Israël de PLO-leiders makkelijk kon inpalmen. Het Oslo-proces van de jaren negentig was het middel waarmee dat gebeurde. Toen Ahmad en Said de Oslo-akkoorden publiekelijk bekritiseerden als onderwerping, verbrak Arafat zijn contact met hen.

Hamas

Hamas verscheen eind jaren tachtig op het toneel met financiering van Israël, dat hoopte dat zij een tegenwicht zou vormen voor Fatah. Een tiental jaren later vulde Hamas het vacuüm op dat was ontstaan doordat Arafat mee was gaan doen met het Oslo-proces. Hoe meer de leiders van Fatah in de ogen van de Palestijnen medeplichtig waren aan de bezetting, en corrupt bleken in hun beheer van het geld dat de in Oslo opgerichte Palestijnse Autoriteit (PA) overeind hield, hoe populairder Hamas werd. Door haar campagne van zelfmoordaanslagen tijdens de tweede intifada (opstand, 2000-2005), behoorde Hamas volgens westerse beleidsmakers en zelfbenoemde terrorismedeskundigen tot de “radicale islam” en had zij banden met Al Qaida. Het argument was dat Hamas, in tegenstelling tot eerdere niet-religieuze nationale bevrijdingsorganisaties, zoals Fatah, het FLN in Algerije, of het Provisional Irish Republican Army (Voorlopige Ierse Republikeinse Leger, IRA) in Noord-Ierland, extremistisch, fanatiek, meedogenloos, gewelddadig en antisemitisch was. Dat standpunt had zeker te maken met het antisemitische oprichtingshandvest van de groep uit 1988, waarin zij opriep tot de oprichting van een islamitische staat over het hele historische Palestijnse grondgebied. Maar de ware reden waarom politici en ‘deskundigen’ Hamas zo graag in het verdomhoekje plaatsen is waarschijnlijk dat zij de vroegere strategie van de PLO heeft overgenomen om te proberen de bezetting van Israël te verzwakken door middel van een langdurige uitputtingsslag. Tegelijkertijd toonde Hamas’ deelname aan de gemeenteraads- en parlementsverkiezingen van de Palestijnse Autoriteit in 2006 aan dat zij bereid was om een belangrijke rol te spelen binnen de Oslo-structuren. Toen Hamas als grootste partij uit de bus kwam, organiseerden de VS en Israël een staatsgreep om te voorkomen dat Hamas de PA daadwerkelijk in handen kreeg. Fatah behield zodoende de controle over de PA in de enclaves op de Westelijke Jordaanoever en Hamas mocht alleen Gaza besturen, maar kreeg daarbij wel te maken met een Israëlische blokkade. Vervolgens gebruikte Hamas raketaanvallen om Israël onder druk te zetten om de blokkade te versoepelen en reageerde Israël met enorm veel geweld om de bevolking van Gaza collectief af te straffen.

Volksverzet

Het afscheiden van Gaza van de Westelijke Jordaanoever droeg bij aan de verdeeldheid van de Palestijnse beweging. Palestijnen werden opgesloten in afzonderlijke enclaves om het gevoel van de Palestijnen dat ze tot één samenhangende bevolking behoorden te vernietigen, en ze daardoor passief en individualistisch te maken. Maar in de jaren 2000 ontstond er nieuwe hoop op het overwinnen van die versplintering, door het opbloeien van Palestijnse volksverzet naast de gewapende strijd. Eqbal Ahmad heeft het niet meer mogen beleven, maar iets dat leek op zijn idee van doeltreffend verzet begon vorm aan te nemen. Zo riep bijvoorbeeld een groot aantal verschillende Palestijnse politieke partijen, vakbonden en andere organisaties op tot BDS-initiatieven tegen Israël, vergelijkbaar met de handels- en sportboycots tegen de Zuid-Afrikaanse apartheidsstaat vroeger. De drie BDS-eisen (Boycotten, Desinvesteren en Sancties opleggen) waren ontworpen om de drie verschillende groepen Palestijnen – vluchtelingen, mensen die in de bezette gebieden leefden en Palestijnen die in Israël woonden – te activeren, en een gevoel van saamhorigheid bij hen op te wekken. Een ander voorbeeld was de Mars van de Terugkeer in 2018. Wekelijks waren er demonstraties bij het hek tussen de Gazastrook en Israël, zowel tegen de belegering als vóór het recht van Palestijnen om terug te keren naar hun huizen in historisch Palestina waaruit ze waren verdreven. Deze acties sloten aan bij Ahmads eerdere voorstel om ongewapende Palestijnen naar Israël te laten lopen met spandoeken waarop stond “We willen naar huis”. Op Nakba dag (15 mei, de dag ter herinnering aan de grote ramp, de verdrijving uit Palestina) dat jaar doodden Israëlische troepen meer dan 59 ongewapende deelnemers aan de mars, wat leidde tot veel protesten in heel Palestina.

Drie jaar later laaide het volksverzet opnieuw op, toen Palestijnse bewoners van de wijk Sheikh Jarrah in Oost-Jeruzalem – velen van hen vluchtelingen die in 1948 verdreven waren van hun land – het bevel kregen om hun huizen te verlaten en ze over te dragen aan Israëlische kolonisten. De Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever en aan de Libanese en Jordaanse grenzen demonstreerden gezamenlijk tegen alle zionistische uitzettingen. Daarna brak er een algemene staking van Palestijnse arbeiders uit. Een manifest uit die tijd heeft het over een nieuw hoofdstuk van verenigde strijd tegen de Israëlische kolonisten:

“Wij zijn één volk en één samenleving in heel Palestina. Zionistische bendes verdreven met geweld het grootste deel van ons volk, stalen onze huizen en verwoestten onze dorpen. Het zionisme was vastbesloten om degenen die in Palestina achterbleven uit elkaar te scheuren, ons te isoleren in verschillende gebieden, zodat elke groep in een aparte grote gevangenis leeft. Dit is hoe het zionisme ons onder de duim houdt door ons te verhinderen gezamenlijk te strijden tegen het racistische, koloniale systeem in heel Palestina.”

Deze initiatieven van de Palestijnse bevolking, die alle Palestijnen omvatten ongeacht de plek die het zionistische kolonialisme hen had toegewezen, reikten verder dan de Oslo-akkoorden, die de Palestijnse bevolking verdeeld hadden over zoveel verschillende gebiedjes. Dit was een bijzonder belangrijk moment in de Palestijnse nationale strijd, omdat het een nieuwe visie op de toekomst gaf.

Ook Hamas steunde de demonstraties van de bevolking in 2018 en 2021. Uit angst dat zij uiteindelijk niet meer zou zijn dan een dienstverlener in een geblokkeerd Gaza, terwijl Israël gewoon doorging Palestina te koloniseren, vaardigde Hamas in 2021 een ultimatum uit dat zij raketten zou afvuren als de Israëlische troepen Sheikh Jarrah niet zouden verlaten. Israël trok zich echter niet terug en reageerde door Gaza te bombarderen, waarbij 256 Palestijnen omkwamen en bijna tweeduizend gewond raakten.

Om waarschijnlijk dezelfde reden besloten Hamas en andere gewapende groepen tot de Operatie Al-Aqsa Vloed op 7 oktober 2023. Tijdens de verrassingsaanval die het beleg van Gaza doorbrak, doodden zij ongeveer twaalfhonderd mensen in Israëlische gemeenschappen en op militaire bases en namen ze 250 mensen in gijzeling. In de ogen van Hamas moesten de Palestijnen kiezen tussen een langzame dood sterven of een fundamentele verandering voor elkaar zien te krijgen. Tegenwoordig hoopt een groot deel van de progressieve westerse opinie op een Palestijns verzet zonder Hamas. Hoewel de Palestijnen lang niet allemaal dezelfde mening hebben over het beleid van Hamas, is een grote meerderheid van hen het erover eens dat deze organisatie een belangrijk onderdeel is van hun bevrijdingsstrijd. En terecht: van een bevolking die lijdt onder genocide kan je moeilijk verwachten dat het de belangrijkste gewapende groep die hen probeert te verdedigen afwijst.

Hoop voor de toekomst

Sinds het offensief van Hamas is er tot nu toe (mei 2024) geen sprake geweest van ideologische versplintering in het zionistische kamp of van een wezenlijk isolement van Israël. De Israëlische samenleving heeft zich voorlopig grotendeels verenigd rond de regering van Netanyahu. De steun van de regering Biden is solide, ondanks uitgebreide demonstraties in de VS en grote aantallen Democratische aanhangers die dreigen niet meer op Biden te stemmen bij de presidentsverkiezingen van dit jaar. Frankrijk en Duitsland onderdrukken solidariteit met de Palestijnse zaak fel. Groot-Brittannië probeert lokale overheden en universiteiten te verbieden BDS-beleid in te voeren en overweegt steun voor Palestina officieel extremistisch te verklaren. De heersende opvatting onder zowel liberale als conservatieve westerse regeringen is dat steun voor Israël absoluut noodzakelijk is.

Tegelijkertijd zien we overal in de wereld solidariteit met Palestina toenemen. Dat is niet alleen een spontane reactie op de gruwelijke beelden van het lijden in Gaza, maar ook het resultaat van meer dan twintig jaar organisatie van basisgroepen, vooral in de VS, maar ook in sommige Europese landen en in Zuid-Afrika. In de afgelopen maanden hebben miljoenen mensen op alle continenten deelgenomen aan demonstraties om Israël op te roepen om zijn militaire aanval op Gaza te beëindigen en zijn militaire bezetting van de Westelijke Jordaanoever op te geven. BDS-campagnes hebben de basis gelegd voor deze bloei van wereldwijd verzet tegen het zionisme.

Israël is nu de propaganda-oorlog aan het verliezen. Pogingen om het Palestijnse verzet voor te stellen als een terreurbeweging “net als ISIS en Al Qaeda”, zoals de Israëlische president Isaac Herzog het uitdrukte in de New York Times, zijn niet overtuigend. In de VS en Europa ontmoeten Palestijnen steeds meer begrip van de publieke opinie, vakbonden, beroepsorganisaties en dergelijke. Hoewel je voor steun aan Palestina nog steeds ontslag kunt krijgen als je op een Amerikaanse universiteit werkt, is de omvang van die steun toch veel groter dan ooit tevoren. Ondanks de pro-Israël opvattingen van de grote Joodse organisaties in de VS, zijn de Amerikaanse Joden nu sterk verdeeld. Doordat deze organisaties zich steeds meer zijn gaan richten op een klein aantal schatrijke donoren, zijn ze vervreemd geraakt van veel Amerikaanse Joden. In tegenstelling tot twintig jaar geleden wijzen Amerikaanse media nu eerder naar de Israëlische leiders dan naar de Palestijnen als degenen die het vredesproces van de Oslo-akkoorden belemmeren.

Bovenal is het begrip voor het opdelen van de Palestijnse bevolking over een groot aantal “eilanden”, omgeven door Israëlisch gebied, afgebrokkeld. Terwijl regeringen in de VS en de meeste Europese landen nog steeds op dat spoor zitten, heeft meer dan twintig jaar van organiseren er voor gezorgd dat het grote publiek Israël ziet als een koloniale apartheidsstaat. Eqbal Ahmad zou wanhopig zijn geweest over de huidige Israëlische massaslachting in Gaza en zou hebben betreurd dat er geen Palestijnse regering is die effectief een veelzijdig verzet weet te organiseren. Want ondanks haar beperkingen wist de PLO van de jaren zeventig en tachtig de Palestijnse bevolking te vertegenwoordigen en haar verzet te stimuleren. Maar hij zou ook hoop hebben geput uit de ongekende golf van wereldwijde solidariteit en het groeiende inzicht dat zionisme staat voor kolonialisme. En net als vroeger zou Ahmad zeggen dat we nog creatiever moeten worden in het beter organiseren dan de vijand.

Arun Kundnani

Het originele artikel “Out-Organise the Enemy! – Eqbal Ahmad and the liberation of Palestine” verscheen in mei 2024 op de website van het Trans National Institute (TNI). Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.