Er is gelukkig steeds meer oog voor de rol van ras en gender in bewegingen…. nu klasse nog

Citaat
Citaat

De afgelopen jaren hebben we gezien hoe activisten zich langzaam bewuster zijn geworden van de invloed die ras en gender hebben op de buitenparlementaire bewegingen zelf. Dat is een heel goede ontwikkeling, die nog wel grotendeels in de kinderschoenen staat: in te veel bewegingen bepalen witte mannen nog steeds relatief eenzijdig de toon. Waar echter nog nauwelijks aandacht voor is, zijn de gevolgen die klasse en opleidingsniveau hebben op de onderlinge verhoudingen in bewegingen. Sterker nog, de meeste bewegingen worden gedomineerd door relatief hoogopgeleide jongeren met een economisch veilige middenklasse-achtergrond. Over dat probleem schreef de Engelse activiste Nicole Vosper twee jaar geleden het artikel “Wat me moe maakt bij het organiseren met kameraden uit de middenklasse”. Hier een vertaling daarvan, gevolgd door een aantal eigen ervaringen in bewegingen in Nederland.

Activisten die zich het belangrijke begrip intersectionaliteit eigen hebben gemaakt, vergeten zelden om ook klasse te noemen in het rijtje van te bestrijden machtsverhoudingen. Maar als het om diepgaandere analyses en om de praktijk gaat, worden klassentegenstellingen nogal eens vergeten. Dat kan leiden tot een veel te schematische kijk op complexe maatschappelijke processen: alsof alle witte mannen vanuit een zelfde maatschappelijke positie vertrekken, alsof er binnen groepen zwarte mannen geen klassetegenstellingen zouden kunnen bestaan, enzovoorts. Patriarchaat, racisme, kapitalisme: natuurlijk zijn niet al deze machtstegenstellingen in elke analyse en op alle momenten even relevant, maar het systematisch niet meenemen van klasse kan de groei van de beweging ernstig beperken. Als we onze bewegingen groter en sterker willen maken, is het nodig dat iedereen zich er thuis kan voelen. Het is belangrijk om ook te luisteren naar zwarte en witte vrouwen en mannen met andere klasse-achtergronden. Nu eerst de vertaling.


Wat me moe maakt bij het organiseren met kameraden uit de middenklasse

Van onderop organisator Nicole Vosper verdiept zich op haar website in het thema “campagne burn-out”. In dit artikel bespreekt ze een aantal van de problemen rond het organiseren met middenklasse-kameraden.

Ik heb veel middenklasse-vrienden en kameraden waar ik dol op ben, en dit stuk is zeker niet aan iedereen gericht. Maar na jaren en jaren van organiseren, waarbij ik steeds tegen dezelfde frustraties aanliep, en na veel gesprekken met kameraden die eveneens een arbeidersklasse-achtergrond hebben, wil ik wat schrijven over hoe vermoeiend het werken met sommige middenklasse-activisten is.

Het is belangrijk om aan te geven dat ik dit schrijf als een witte cis-vrouw in Engeland en dat ik me bewust ben van het voorrecht dat dat met zich meebrengt. Ik vrees dat dit artikel een negatieve reactie zal veroorzaken, en dus vraag ik mensen uit de middenklasse die hierdoor worden getriggerd om er misschien met andere mensen uit de middenklasse over te praten en mij er niet over te mailen. Willen jullie, alsjeblieft, voor een keer gewoon luisteren en en erover nadenken?

Omdat ik zo constructief mogelijk wil zijn, heb ik aan het einde van het stuk enkele karaktertrekken opgesomd van vrienden en organisatoren uit de middenklasse die me niet de kast op jagen.

Hoe dan ook, daar gaan we….

Wat me moe maakt bij het organiseren met kameraden uit de middenklasse

– Het praten over de arbeidersklasse als een homogene massa maakt me moe. Ervan uitgaan dat bepaalde culturele stereotypen arbeidersklasse zijn en andere niet, is vervelend. Ook het praten over arbeidersklasse-mensen alsof het schurken, schapen of gehersenspoelde massa’s zijn, is betuttelend en elitair. Praten over hoe je de arbeidersklasse kunt “bereiken” is eveneens problematisch.

– Het romantiseren van bepaalde aspecten van de arbeiderscultuur is vermoeiend, als je ervaren hebt dat opgroeien zonder geld en zonder financiële stabiliteit het minst romantische ding ooit is. Ook het fetisjiseren van armoede, alsof het een spel of avontuur is, is een belediging voor mensen die daar geen keuze in hebben. Het gevoel beoordeeld te worden omdat ik eraan hecht om goed in mijn eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, zodat ik de hel van het niet hebben van voedsel in de koelkast niet opnieuw hoef te beleven, is vermoeiend. In tegenstelling tot de middenklasse hebben wij geen vangnet. We kunnen niet tien jaar lang de romantische arme anarchist spelen en daarna welvaart erven. Flirten met armoede als lifestyle-keuze is niet hetzelfde als opgroeien in armoede.

– Het praten over arbeidersklasse-mensen alsof wij het probleem zijn, alsof onze lifestyle-keuzes de oorzaak zijn van het systematisch lijden, maakt me woedend. Het is politiek naïef en gevaarlijk.

– Het is misschien een van de meer ontmenselijkende ervaringen in het leven om behandeld te worden als een soort onderwerp of studieobject voor academici. Ik ben daardoor wel eens in tranen weggelopen van een conferentie over gevangenissen. Het is verschrikkelijk om als ’token’ te fungeren of ingezet te worden om iemands carrière te bevorderen. De academische wereld heeft om die redenen voor mij voor altijd afgedaan (een wereld die sowieso voor mij geen ingangspunt kent).

– Je verwacht van mij en andere arbeidersklasse-mensen dat we enthousiast worden over je projecten, campagnes en initiatieven terwijl ze niet relevant zijn voor ons leven. We worden met veel grotere barrières geconfronteerd als we ons willen organiseren, en we worden geacht om op de een of andere manier een hoop extra werk te doen bovenop de uitdagingen van het van dag tot dag overleven. Over het algemeen komt ons organiseren nog eens bovenop het feit dat we verzorgers of ouders zijn, of vrienden in de gevangenis ondersteunen, of herstellen van trauma’s of alcohol, drugsmisbruik en huiselijk geweld, dingen die jij misschien nog niet hebt meegemaakt. (Ik ben me ervan bewust dat niet elke persoon uit de middenklasse een goede jeugd heeft gehad. Ik probeer slechts een patroon te benadrukken.) Vaak zijn er geen structuren aanwezig om ons te ondersteunen bij onze deelname, zoals reiskosten, kinderopvang of voedsel tijdens vergaderingen.

– Je veroordeelt vaak onze lifestyle-keuzes en neemt moreel superieure standpunten in. Een van mijn favoriete wetenschappelijke studies ooit was echter het onderzoek dat aantoonde dat mensen die in de bijstand leven een lagere CO2-voetafdruk hebben dan bewuste consumenten uit de middenklasse.

– Het is vervreemdend en machteloos makend als mensen uit de middenklasse praten over hun ervaringen alsof die volledig universeel zijn. Ik bracht eens een heel weekend door met mensen die het herhaaldelijk hadden over welke volgende internationale reis ze zouden gaan maken. Serieus, het voelt alsof we op verschillende planeten leven. In het verlengde daarvan heb ik de afgelopen 15 jaar een veelvoorkomend patroon waargenomen, namelijk dat middenklasse-mensen veel meer geneigd zijn om vrijwilligerswerk te gaan doen in het buitenland of spannende dingen te gaan doen, zoals meevaren op de Sea Shepherd, of in een protest-boomhut te gaan wonen aan de andere kant van de wereld. Of om deel te nemen aan nare koloniale projecten, zoals het schilderen van schoolmuren in Afrika of wat dan ook. Er wordt consequent niet deelgenomen aan enige vorm van van onderop- of community organizing in het Verenigd Koninkrijk. Dat moeten arbeidersklasse-organisatoren allemaal zelf doen (waarbij ze dan ook nog eens weggezet worden als niet radicaal genoeg).

– Mensen uit de middenklasse kunnen de vergaderingen domineren, vooral bij openbare evenementen. Er bestaat een gevoel van entitlement, van een recht dat de hele wereld jouw mening moet horen en dat jij alle antwoorden hebt. Ooit geprobeerd om te luisteren? Mensen uit de middenklasse kunnen ook de neiging hebben om bewegingen te domineren en een bevoorrechte positie van geweldloosheid in stand te houden. Ik ben in protestkampen geweest die aanvoelden als een love-in met de politie en andere machtsstructuren.

– Het is vermoeiend en frustrerend als je potentiële kameraden niet serieus neemt vanwege hun taal, achtergrond of gedrag, en je niet beseft dat het tijd kost om te leren en te ontleren hoe we ons gedragen. Als ik niet zo’n solide gevoel van eigenwaarde had gehad, zou ik al deze bewegingen jaren geleden al hebben verlaten. Het is vermoeiend als mensen uit de middenklasse niet-opbouwende opmerkingen maken over onze stukken, grammatica of taalgebruik. Niet iedereen heeft hetzelfde opleidingsniveau gehad. Het is ook echt betuttelend als je praat alsof we niet slim zouden zijn omdat we misschien geen diploma hebben. In mijn eerste jaren van organiseren hebben zoveel middenklasse-mannen me dingen uitgelegd omdat ze ervan uitgingen dat ik niet snapte wat ze bedoelden.

– Het is vermoeiend als je je privilege inzet als antwoord op repressie, of het nu gaat om het verkrijgen van verklaringen van goed gedrag van mensen die je kent in vergelijkbare posities van privilege, of gewoon door de financiële steun die je in je leven hebt, die ervoor zorgt dat je je kunt concentreren op het juridische werk. Je denkt er niet over na welke gevolgen dat kan hebben voor de mensen die deze kaart niet kunnen spelen.

– En tot slot, wat ik keer op keer heb waargenomen is die inherente behoefte van middenklasse-mensen om emoties te censureren, te controleren en te bemiddelen. Er is een diepe angst voor conflicten, het verliezen van status en controle. Mij is verteld dat ik minder boos moet zijn op demonstraties, minder emotioneel en serieuzer moet zijn bij bijeenkomsten. Stop met me te vertellen hoe ik me moet voelen. Als je in je leven voortdurend leraren, maatschappelijk werkers en reclasseringsambtenaren bent tegengekomen die je vertellen hoe je moet handelen, dan heb je geen behoefte aan hetzelfde bemiddelende gedrag van de middenklasse in je collectieven.

Dus wat heeft dit te maken met burn-out?

Het is uitputtend om je weg te vinden, voortdurend omringd door deze dingen. Nooit het gevoel hebben dat je erbij hoort, maakt machteloos en is isolerend en vervreemdend. Het is moeilijk om je gesteund te voelen door mensen die je werkelijkheid niet delen. Je verliest de affiniteit met mensen, groepen en netwerken, en je hebt meer kans op burn-out en drop-out.

Vechten tegen de staat is al moeilijk genoeg zonder je een weg te hoeven banen in een doolhof van middenklasse-entitlement. En ten gevolge daarvan slagen deze bewegingen er niet in mij iets te bieden dat mijn leven realistisch gezien kan verbeteren of het overleven in het kapitalisme gemakkelijker kan maken.

Zoals ik aan het begin van dit stuk al zei, werk ik met een aantal kameraden uit de middenklasse die ik zeer waardeer. Ik probeerde na te denken over wat hen anders maakte:

– Ze erkennen volledig dat ze geprivilegieerd zijn. Ze zijn er eerlijk over. Ze maken zichzelf belachelijk en proberen niet iets te zijn dat ze niet zijn.

– Ze zijn empathisch, maar niet veroordelend of betuttelend. Ze doen niet alsof ze een ander leven hebben geleefd dan werkelijk het geval is.

– Ze nemen risico’s en doen het werk aan de frontlinie dat hun privilege in gevaar brengt. Ze gaan er niet vanuit dat dat iemand anders verantwoordelijkheid is. En ze doen ook mee aan het saaie werk achter de schermen.

– Ze maken gebruik van hun privilege om anderen te ondersteunen. Het kan zijn dat ze iemand geld lenen, of een gratis plek aanbieden om een tijdje te verblijven. Of ze begeleiden iemand informeel bij het beter leren schrijven.

– Ze zijn zich bewust van hun spraak en gedrag, hoe ze dingen zo formuleren dat ze niet beledigend zijn.

– Ze domineren geen vergaderingen of bewegingen of denken niet dat ze alle antwoorden hebben.

– Ze bieden praktische steun aan mensen zodat ze deel kunnen nemen aan evenementen, door ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld kinderopvang en reiskosten structureel geregeld zijn. Niemands deelname wordt als vanzelfsprekend beschouwd.

Ik hoop dat mensen dit stuk eerder constructief dan kritisch opvatten.

Nicole Vosper
(Dit is een vertaling van het artikel “What makes me tired when organising with middle class comrades” dat eerder verscheen in The Guardian. Het stuk maakt deel uit van een zeer lezenswaardige serie van een 23 delen tellende serie “Overcoming burnout”.)


Mijn ervaringen

Ik zal proberen het stuk van Vosper aan te vullen vanuit mijn eigen ervaringen van zo’n dertig jaar activisme en organiseren aan de absolute onderkant van de samenleving, met geïllegaliseerde vluchtelingen en migranten, baanlozen, flexwerkers, krakers en andere flexwoners, enzovoorts. Ik schrijf vanuit de positie van een inmiddels wat oudere witte man, ooit afgestudeerd en daarna altijd geleefd op bijstandsniveau zonder vangnet van rijke ouders. Mijn ervaringen worden gedeeld door een klein aantal Doorbraak-kameraden met wie ik mijn hele actieleven al samen strijd, en die over het algemeen ook al hun hele volwassen leven met heel weinig geld moeten rondkomen. In de loop der tijd heb ik ook verhalen gehoord van andere activisten. Van laag opgeleide feministen die vonden dat de hoger opgeleide vrouwen in hun groep teveel bleven hangen in onderzoeken en schrijven, en te weinig de straat opgingen om de confrontatie te zoeken. En van niet-witte activisten die klaagden over de middenklasse-types die hun beweging domineerden. Maar zij kunnen hun verhalen zelf het beste vertellen, daar hebben ze mij niet voor nodig.

Waar Vosper lijkt te schrijven vanuit een minderheidspositie, als arbeidersklasse-activist in voornamelijk middenklasse-organisaties, ligt dat bij mij wat anders. De meeste organisaties waarin ik deelnam en -neem, waren niet in meerderheid middenklasse, integendeel. Dat maakt dat ik haar gevoel van eenzaamheid en machteloosheid, dat kan leiden tot burn-out, persoonlijk zelden ervaren heb. In onze organisaties hebben in de loop der jaren best aardig wat middenklasse-kameraden meegedaan, tot wederzijds genoegen, maar de overgrote meerderheid van de middenklasse- types waarmee we te maken krijgen, participeren in de bredere bewegingen waaraan wij als organisatie deelnemen. Hún typische middenklasse-opstellingen roepen meestal geen persoonlijke frustratie op, omdat we ze als organisatie politiek en collectief kunnen duiden. Samen sta je sterker, ook op politiek-emotioneel vlak.

Groot plan

Ik heb best vaak meegemaakt dat jonge witte middenklasse-mensen (meestal mannen) bij de organisaties waarin ik actief ben, aankloppen met een groot verhaal over hoe de beweging beter kan. Ze komen meestal vers van de universiteit, hebben weinig tot geen ervaring in activisme of het organiseren, maar weten heel goed uit de doeken te doen hoe het allemaal zou moeten. Ze zijn gewend dat mensen naar hen luisteren, zijn altijd al zo bevoorrecht geweest en gaan ervan uit dat het zo hoort. Ze praten, blakend van zelfvertrouwen en van bovenaf naar beneden kijkend, over het een of andere grote verbindende politieke idee of organisatiemodel, maar vragen nauwelijks naar de geschiedenis van de beweging, naar de uiteenlopende ideeën die er leven of naar de concrete stand van zaken op organisatorisch gebied. Hoe vriendelijk en goed ze het ook bedoelen, voor ons is hun middenklasse-paternalisme bijna tastbaar.

Ze gaan er bij voorbaat vanuit dat mensen zoals wij, die van dag tot dag met de voeten in de modder staan, vechten tegen dwangarbeid of voor verblijfsvergunningen, zelf niet intellectueel genoeg zijn. Dat we nooit de tijd nemen om te evalueren, om kennis te vergaren van andere strijden. Dat we niet voortdurend op zoek zijn naar betere strijdmethoden, niet proberen meer mensen en organisaties bij elkaar te brengen. We moeten bij zulke types echt heel erg ons best doen om voorbij hun denigrerende houding te kijken, om het gevoel behandeld te worden als kinderen niet te laten overheersen, en ondanks alles toch objectief te kijken of ze dingen inbrengen die voor ons nuttig kunnen zijn. Maar soms gaan ze echt te ver. Zo iemand vroeg ons ooit: maar waarom schrijven jullie niet gewoon een stuk in De Volkskrant? Natuurlijk hebben we dat wel eens geprobeerd, zeggen we dan, maar zulke media staan niet erg open voor radicaal-linkse politiek. Daarnaast is het halen van de krant niet ons hoogste doel, en erkenning van de middenklasse die daar aan de touwtjes trekt al helemaal niet.

Carrière

In en om de verbanden waarin wij actief zijn, draaien vaak flink wat studerende middenklasse-types mee, soms voluit maar meestal toch wat voorzichtig om hun verdere carrière niet te schaden. Het is vanzelfsprekend niet hun bedoeling om zelf door omstandigheden gedwongen ook een laagbetaalde arbeider, of zelfs baanloos, te worden. Ze houden emotioneel meestal een beetje afstand van de mensen die niet tot hun klasse behoren, stellen zich vaak wat individualistischer op en zijn bang om teveel op te gaan in ‘de groep’. Ze zien vooral de beperkingen van collectieve besluitvorming, omdat die hun vrijheden binnen de beweging maar beperkt. Voor saaie en zware klussen zijn ze niet zo te vinden, maar als het gaat om statusverhogende contacten met middenklasse-bondgenoten van buiten de beweging, dan staan ze plots voorop. In zulke overleggen, waar wij ons juist ongemakkelijk voelen en niet helemaal geaccepteerd zoals we zijn, voelen zij zich juist opperbest. Daar wordt hún taal gesproken, daar gelden hún omgangsvormen. En het gebeurt wel eens dat ze daardoor na verloop van tijd met die bondgenoten gaan meepraten en meedenken, en óns als het probleem gaan zien. Maar het kan nog erger: ik heb meegemaakt dat zo’n type tijdens een interne actievergadering plots even ging bellen, naar later bleek met de burgemeester, om te polsen hoe bepaalde acties bij hem zouden vallen. Vanzelfsprekend was die ‘kameraad’ daarna niet meer welkom bij onze overleggen.

Na hun studie gaan middenklasse-activisten soms in de politiek, de wetenschap, de journalistiek of gaan ze betaald werken bij een ngo. Ze maken daar de collectieve kennis en contacten die we van onderop opbouwen individueel te gelde. Ze maken mensen van de arbeidersklasse tot object van hun artikelen, studie of steunprojecten. Ze blijven onze structuren aftappen voor actuele kennis, en vragen regelmatig of we iets voor hen kunnen doen. Of we iemand kennen om te interviewen of te betrekken bij een onderzoek, bijvoorbeeld. Allemaal onbetaald natuurlijk. Hun aandacht zou goed zijn voor de beweging, beweren ze. Als politici willen ze onze eisen ook wel eens ‘vertalen naar de politiek’, naar een middenklasse-publiek feitelijk, maar ze halen er dan wel altijd eerst de radicale angel uit. Zodat de kapitalistische klassenverhoudingen, het racisme en het patriarchaat nooit fundamenteel ter discussie komen, en er alleen relatief kleine ‘haalbare’ cosmetische veranderingen benodigd lijken te zijn, die bovendien de efficiëntie van het systeem ten goede kunnen komen. Wanneer wij vanuit onze doelstellingen een beroep op hen doen, dan kunnen ze daarentegen meestal weinig betekenen. Ze reageren dan dat ze niet ‘partijdig’ willen overkomen, want dat zou hun positie schaden om verder nog iets te kunnen doen.

Bevrijden

We kennen ze, de middenklasse-types, die soms vroeger zelf ook actievoerders waren en die met bewondering spreken over de strijd die we vandaag de dag leveren aan de onderkant van de samenleving, samen met andere baanlozen en met vluchtelingen. Ze tonen zich enthousiast over de onderzoeken die we doen, over de analyses die we maken en de stukken we schrijven. Maar ze vinden het wel ‘zonde’ dat we op dit niveau blijven ‘hangen’. Waarom gaan we niet op de universiteit werken, in de journalistiek of bij de vakbond? Dan word je serieuzer genomen en komen je ideeën verder, bij meer mensen. Anderen raden ons aan om in ‘de politiek’ te gaan, omdat je dan echte tastbare resultaten kunt boeken. Kortom, we zouden ons moeten ‘bevrijden’ van ons sociale en politieke milieu. Je voelt de enorme minachting als er zo gesproken wordt over jou, en vooral dus over de mensen om je heen, over de klasse waartoe we behoren. Het is een vernedering in de vorm van een compliment, waarna het best moeilijk is om nog enigszins vriendelijk te reageren!

Simpelweg arrogante klootzakken zijn de mede-activisten die zodanig neerkijken op de arbeidersklasse dat ze woorden gebruiken als “tokkies”. Toen een aantal jaar geleden een paar mensen in een park in de Haagse Schilderswijk een kleine pro-Zwarte Piet actie organiseerden, werden ze op sociale media door een reeks van anti-racisten uitgemaakt voor “tokkies”. Die Hagenezen mochten dan een racistische traditie verdedigen, toch voelde ik me op dat moment meer met hen verwant dan met zulke hautaine middenklasse-toetsenbordridders. Ook irritant is de vanzelfsprekendheid waarmee in sommige kringen bijeenkomsten in het Engels georganiseerd worden. Voor heel veel mensen is dat een drempel, en sommige lager opgeleiden die er toch nog heen gaan, generen zich vaak om iets te zeggen. Natuurlijk, het gebruik van Engels is soms onontkoombaar, bijvoorbeeld vanwege sprekers die het Nederlands niet machtig zijn, maar soms bekruipt me het gevoel dat er echt nauwelijks nagedacht wordt over het uitsluitende effect op veel lager opgeleiden. Die vallen volkomen buiten de belevingswereld van veel middenklasse-activisten en worden zo hoe langer hoe meer uitgesloten van de beweging.

Geweld

Veel middenklasse-activisten zijn nadrukkelijk tegen geweld. Maar de hele structuur van de samenleving is gefundeerd op geweld. Geweld dat in allerlei vormen tot de dagelijkse realiteit behoort van veel van de mensen uit de arbeidersklasse. De middenklasse-types weigeren simpelweg in te zien dat ze geprivilegieerde levens leiden waarin geweld zich over het algemeen niet tegen hen richt (zeker als het om mannen gaat). Ze zijn overdreven bang van elke vorm van geweld, en ze willen liefst altijd in gesprek met de tegenstander – heel soms zelfs met de politie – om samen oplossingen te zoeken. Tegelijk hebben we ook veel witte middenklasse-jongens gekend die voor een relatief korte periode kwamen meedoen in bewegingen, die hele grote en heftige woorden gebruiken en het liefst zoveel mogelijk willen demonstreren en rellen. Om die hobby vervolgens snel weer gedag te zeggen en terug te vallen in een braaf burgerleventje. Een voorrecht dat arbeidersklasse-activisten vanzelfsprekend niet hebben.

Middenklasse-activisten zijn bij campagnes vaak ook bereid tot verregaande compromissen, juist omdat het niet om hun eigen levens gaat. De compromissen waarmee ze aankomen, gaan vaak ten koste van een deel van de mensen met wie we samen strijden, en zijn daarom voor ons volkomen onacceptabel. Middenklasse-activisten zijn dan ook meestal geen fan van stellige leuzen met harde woorden, zoals bijvoorbeeld “Stop dwangarbeid” of “Zwarte Piet is racisme”, want die zouden mensen tegen ons in het harnas jagen en ‘de dialoog’ maar bemoeilijken. Demonstreren vinden ze soms eng (vooral als ze voor het eerst gaan meedoen, en dat is best begrijpelijk), maar ook een soort van niet netjes of onfatsoenlijk. Dat doe je niet. Plots zijn ze heel zelfbewust en zien ze zichzelf door de ogen van hun eigen klasse als ‘heel ordinair’, want demonstreren is iets wat ‘ons soort’ mensen niet doet.

Eric Krebbers