Er was pas algemeen kiesrecht in 2010
Wie zijn geschiedenisboeken erop naslaat, ziet dat in 1917 het algemeen kiesrecht werd ingevoerd voor mannen en dat sinds 1919 ook alle vrouwen in het Koninkrijk der Nederlanden mogen stemmen. In deze boeken kunnen we ook teruglezen dat de soevereiniteit van Indonesië werd overgedragen op 27 december 1949. Wanneer we een kaart opzoeken van het grondgebied van het Koninkrijk van voor 1949, zien we dat in deze tijd zowel Indonesië als Suriname een onderdeel vormde van Nederland, dit was ook al zo in 1919. Ik denk dat we onze boeken moeten herschrijven. Algemeen kiesrecht is niet ingevoerd in 1919, zoals ik hieronder zal betogen (…) Na de Tweede Wereldoorlog telde Nederland (het Europese deel) bijna 10 miljoen inwoners. Nederlands-Indië telde toen zo’n 70 miljoen inwoners, Suriname en de Antillen telde samen minder dan een miljoen inwoners. We hebben dus te maken met zo’n 80 miljoen inwoners van het Koninkrijk der Nederlanden rond 1945. In Indonesië hadden deze 70 miljoen Indonesiërs geen stemrecht. In 1945 mocht dus slechts 13 procent van de bevolking van het Koninkrijk der Nederlanden stemmen. Vanaf 1949 mochten bijna alle Nederlanders stemmen, toen hoorde Indonesië immers niet meer bij Nederland. Toch zou het nog tot 2010 duren voordat we echt van een algemeen kiesrecht kunnen spreken. Daarvoor hadden inwoners van de Nederlandse Antillen namelijk geen stemrecht, tenzij zij tien jaar of meer in Nederland (het Europese deel van ons grondgebied) gewoond hadden. Dit terwijl Nederlanders die buiten Nederland woonden, wel gewoon stemrecht hadden. We kunnen dus concluderen dat, wanneer we de niet-Westerse inwoners van het Koninkrijk der Nederlanden als gelijkwaardige mensen beschouwen, het algemeen kiesrecht pas in 2010 is ingevoerd en niet in 1919. De voorwaarde die we hieraan verbinden, accepteren we immers ook als het om andere landen gaat. Het is daarom vreemd dat onze kinderen leren dat het algemeen kiesrecht al in 1919 werd ingevoerd. We accepteren wel dat in de VS algemeen kiesrecht pas in de jaren 60 werd ingevoerd. En dat in 1994 algemeen kiesrecht werd ingevoerd in Zuid-Afrika.
Lasse van den Dikkenberg in Algemeen kiesrecht werd niet in 1919 ingevoerd (Joop)
Het punt dat gemaakt wordt hier, is waardevol. Maar er wringt wel iets, met name over Indonesië. Volgens mij was dat nooit een legitiem deel van het koninkrijk der Nederlanden, maar een kolonie.
Zeggen dat daar ‘eigenlijk’ hetzelfde kiesrecht had moeten gelden als in Nederland, komt neer op de legitimiteit van de koloniale verhouding erkennen, alsof Indonesië een Nederlandse provincie was die een beetje werd achtergesteld maar er ‘eigenlijk’ helemaal bij hoorde, afgezien van dat ontbrekende kiesrecht. Maar hoe Indonesië bestuurd wordt, was sowieso geen zaak die Nederland aanging. In in 1949, niet in 1945, en ook niet daarvoor. Nederland had daar bestuurlijk en staatsrechtelijk niets te maken. Hooguit kun je zeggen dat de afwezigheid van gelijk kiesrecht een uitdrukking, een symptoom, was van de koloniale verhouding. Maar voor de vraag of IN NEDERLAND algemeen kiesrecht bestond is de afwezigheid van dat kiesrecht IN INDONESIË – dat niet rechtmatig ‘van Nederland’ was, nóóit, ook niet formeel staatsrechtelijk! – dus geen relevant argument.
De vergelijking met de VS zou opgaan als Nederland bijvoorbeeld mensen van Surinaamse en Antilliaans/ Arubaanse herkomst IN NEDERLAND geen stemrecht toekende, vanwege de afkomst. De verhouding met Indonesië leek meer op de verhouding tussen VS en Puerto Rico: een koloniale verhouding, niet louter een verhouding van ongelijk stemrecht.