EU-uitspraak over hidjab is een beschamend nieuw dieptepunt voor burgerlijke vrijheden in Europa
Bedrijven toestaan om werknemers te verbieden de hidjab te dragen om een “neutraal imago” te presenteren is een absurde rechtvaardiging voor een racistisch en uitsluitend beleid, schrijft Malia Bouattia.
De recente uitspraak van het hoogste gerechtshof van de EU dat bedrijven het dragen van de hidjab door werknemers mogen verbieden, is de zoveelste episode in Europa’s langlopende verhaal van het vastleggen van islamofobe praktijken in de wet.
Twee zaken van moslimvrouwen in Duitsland, die werden berispt omdat zij de hidjab droegen, werden onder de aandacht van het Hof gebracht. Op verschillende tijdstippen werd hen gevraagd om de hidjab niet te dragen, werd hen gezegd dat die niet was toegestaan op het werk, en werden ze geschorst.
Na toetsing van deze discriminerende behandeling heeft de rechtbank beslist dat “[een] verbod op het dragen van enige zichtbare uiting van politieke, filosofische of godsdienstige overtuiging op het werk [kan] worden gerechtvaardigd door de behoefte van de werkgever om een neutraal beeld naar de klanten te presenteren of om sociale geschillen te voorkomen”.
Het is bijna surrealistisch om te lezen dat de bescherming van de zogenaamde neutraliteit de rechtvaardiging is voor geïnstitutionaliseerde islamofobie. Moeten we geloven dat een kledingstuk een belemmering vormt voor neutraliteit? Waarom is het besluit om de hidjab niet te dragen een “neutraler” besluit dan het besluit om hem wel te dragen?
De onmogelijkheid van neutraliteit
Gender, ‘ras’, etniciteit en leeftijd dragen allemaal bij tot iemands identiteit, en deze kenmerken zijn niet gespeend van geschiedenis, politieke vooronderstellingen of associaties. Ze lokken allemaal gedrag en reacties uit van collega’s, klanten of cliënten. Neutraliteit is eenvoudigweg onmogelijk wanneer we gesocialiseerd zijn om diepgaande politieke betekenissen toe te kennen aan een brede waaier van fysieke en gedragskenmerken. Het lijkt niet meer dan normaal dat een rechtbank dat enigszins begrijpt.
Maar de oneerlijkheid tart de logica en de rede. De beslissing van de rechtbank versterkt de racistische overtuiging van de Europese landen dat de hidjab een polariserend, politiek geladen kledingstuk is, dat daarom op “normale” werkplekken in heel Europa kan worden verboden.
De uitspraak normaliseert de afwijzing, marginalisering en uitsluiting van moslimvrouwen uit openbare ruimten. Bovendien roept het echte vragen op over de status van de vrijheid van godsdienst in de EU. Als we vrij zijn om een godsdienst te hebben, maar niet vrij zijn om die te belijden in overeenstemming met onze overtuigingen, hoe belangrijk kan zo’n recht dan werkelijk zijn? Het is duidelijk dat dit verre van neutraal is.
Intensivering van islamofobie
De laatste tijd is er een domino-effect van Europese staten, van Frankrijk en Zwitserland tot Denemarken en Oostenrijk, die hun aanvallen op moslims, en met name moslimvrouwen, intensiveren door zich te richten op de manier waarop zij zich willen kleden. Door boerka’s, nikabs en hidjabs in bepaalde omstandigheden of zelfs helemaal te verbieden, beperkt een toenemend aantal Europese staten ook de mogelijkheden van moslimvrouwen om aan het openbare leven deel te nemen. De boodschap is duidelijk: werkgevers en staten zijn dan misschien wel op zoek naar hun goedkope arbeidskrachten, maar die moeten uit het zicht blijven en vermijden dat ze de samenleving beïnvloeden.
Deze beslissing is niet de eerste in zijn soort. In 2017 gaf het Europees Hof van Justitie bedrijven groen licht om werknemers het dragen van de hidjab te verbieden. Bovendien, toen Frankrijk meer dan tien jaar geleden haar boerkaverbod invoerde, was het het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat handhaafde wat nu een blauwdruk van beleid is geworden voor andere landen op het continent.
In feite is er zo’n onevenredige aandacht voor moslimvrouwen dat het onmogelijk is om deze verboden als iets anders dan politiek te zien. In Zwitserland bijvoorbeeld, waar in maart een boerkaverbod werd ingevoerd, waren er slechts ongeveer dertig vrouwen in een land van 8,6 miljoen die het religieuze kledingstuk droegen. De middelen die ingezet werden en de aandacht die het verbod opleverde, waaronder een nationaal referendum, toonden de schaamteloosheid van de islamofobe agenda.
Het verbod en endemisch seksisme
Zolang het nationale debat gericht is op moslims en hun vermeende achtergebleven manieren, kunnen het alomtegenwoordige seksisme en de onderdrukking van vrouwen onder het tapijt worden geveegd.
“Zij” zijn het probleem, niet “wij”.
Dit gebeurt tijdens een wereldwijde pandemie, die de genderspecifieke manieren waarop ongelijkheid tot uiting komt, verder heeft onderstreept, waarbij vrouwen de ongelijke economische last van sluitingen dragen, en het aantal gevallen van huiselijk geweld de pan uit rijst.
De waarschijnlijke reactie op deze uitspraak zal rook- en spiegeltactiek zijn – iets wat moslimvrouwen in Europa maar al te goed kennen.
Ons zal worden verteld dat deze uitspraak gevolgen zal hebben voor alle fysieke religieuze uitingen en dat het daarom oneerlijk is om te beweren dat dit een voorbeeld van islamofobie is.
Ten eerste is het geen troost om het doelwit te zijn van racistische praktijken als je weet dat andere religies daar ook het slachtoffer van kunnen worden. Het is geen nieuws dat er een nauwe correlatie bestaat tussen de groei van islamofobe en antisemitische sentimenten en beleidsmaatregelen – zoals de Franse premier Gerald Darmanin heeft aangetoond in zijn onlangs gepubliceerde boek, dat erin slaagt zowel islamofoob als antisemitisch te zijn.
Ten tweede kan er, gezien de context van toenemende islamofobie in heel Europa, in combinatie met het feit dat de uitspraak het gevolg is van het feit dat twee moslimvrouwen tot slachtoffer zijn gemaakt wegens het dragen van de hidjab op het werk, geen twijfel over bestaan dat dit een onevenredig grote impact op moslims zal hebben.
Hoewel de alsmaar uitdijende methoden van gegenderde islamofobie velen terneergeslagen of wanhopig zouden kunnen maken, zou de uitspraak in plaats daarvan moeten dienen als een motivatie om actie te ondernemen.
Elk nieuwtje kan worden omgezet in brandstof en een kans om de racistische behandeling van moslimvrouwen door de staat te weerstaan. Elke instelling die dominante en haatdragende standpunten versterkt, moet waar mogelijk worden aangepakt met protesten, juridische uitdagingen en burgerlijke ongehoorzaamheid. De enige manier om onrechtvaardige wetten te breken is immers collectief te weigeren om ze uit te voeren, te volgen of te legitimeren.
Malia Bouattia
(Dit is een vertaling van het artikel “EU hijab ruling marks a shameful new low for civil liberties in Europe” dat op 28 juli 2021 verscheen op de website The New Arab. Malia Bouattia is activist, voormalig voorzitter van de Britse Landelijke Studentenvakbond en medeoprichtster van het Students not Suspects/Educators not Informants Network. Volg haar op Twitter: @MaliaBouattia.)