Freek Wallagh: “Wij benutten ons grondrecht om ons uit te spreken tegen een minderheid die ons niet ziet zitten”
Bij de manifestatie tegen Wilders, zaterdag op de Dam, hielden enkele activisten zeer strijdbare speeches. Zaterdag plaatsten we de toespraak van Hidaya Nampiima, gisteren die van Mustapha Eaisaouiyen. Vandaag is dichter en nachtburgemeester Freek Wallagh aan de beurt.
Goedemorgen allemaal. Wat een pokkenweer, hè? Het is fijn om jullie allemaal te zien vandaag. Ik sta hier vandaag als kunstenaar, maar ik sta hier ook als iemand wiens familie, generatie op generatie, uitgemoord, verstoten en ontheemd is door extreem-rechts. Ik sta hier bovenal als iemand die de nieuwe golf van haat aan den lijve heeft moeten ondervinden. En je ziet, je hoort het al, de bui hangen. En je ziet hoe onze gemeenschappen de haat aan den lijve moeten ondervinden en onder druk staan.
De kunsten zijn al langer in gevaar. Jaar naar jaar naar jaar moeten we dansen naar de pijpen van de markt in die neo-liberale apathie. Als de Zuidas zei: “Spring!”, dan vroeg Nederland BV: “Hoe hoog?”
Of hoe laag? Hoe laag moeten we zakken voordat de bodem bereikt is? Juist op momenten als deze, als ons internet en onze televisies dag in dag uit gevuld zijn met gruwelijke beelden van moord en genocide, moeten wij ons hier in Nederland realiseren dat solidariteit, gemeenschapszin, liefde en schoonheid ons schild zijn, en ons tegengif.
Het is ook geen wonder dat de crypto-fascisten, die nu steeds baldadiger door onze straten marcheren, ons als de bron van het kwaad zien. Omdat wij alternatieve visies willen presenteren waarop dit harde, grillige kikkerland kan opereren.
We waren al geshockeerd door de verkiezingsuitslag. Maar laten we niet in naïviteit leven dat dit niet óók Nederland is. Je ziel voor oud ijzer, je buurman voor een nieuwe fiets. Er is een grimmige apathie over Nederland gevallen. Waarin er velen meegaan in haat en verdeeldheid die dat soort spuiers zaaien.
Wij staan hier met een heel duidelijke boodschap. Onze solidariteit, onze kunsten zijn sterker dan hun haat en verdeeldheid. Dit land is van ons. En in deze stad, waar we hopen nog een laatste bastion van liefde te kunnen zijn. Tegenover het oorlogsmonument, waar ze laatst nog stonden: David Icke, neo-nazi’s met hun banners. Het is een schande!
We zouden kwader moeten zijn als land dan we zijn. We zouden kwader moeten zijn als gemeenschappen dan we zijn.
Wij zouden “anti-democraten” zijn, omdat we ons grondrecht benutten om ons uit te spreken tegen een minderheid van dit land die ons niet ziet zitten. Die zovelen van ons aan de kant wil schuiven. Een politieke voorkeur? Flikker op. Mijn voorkeur is leven, mijn voorkeur is weten dat mijn buren, mijn vrienden, mijn kameraden niet in angst hoeven te leven. Mijn voorkeur is weten dat al hetgeen dat het leven de moeite waard maakt, dat wat ons daadwerkelijk mens maakt en niet een stel ronddwalende organismen en zombies, dat dat veilig is!
Kunst en cultuur zijn kwetsbaar. Schoonheid is kwetsbaar. Niks daarvan is vanzelfsprekend. Ik mocht bij de Februaristaking spreken, bij de solidariteitsmars van Mokum tegen Fascisme. En we stonden daar bij de laatste bar waar Joodse artiesten op een podium mochten gaan tijdens de oorlog. Waarom sta ik hier namens de kunsten, waarom sta ik hier namens nachtcultuur? Omdat dat onlosmakelijk verbonden is met de gemeenschap in dit land voor wie vrijheid en veiligheid niet vanzelfsprekend zijn. Een laatste veilig thuisoord. Een Mokum, als je wil.
Ik ga het kort houden, als je dit al kort mag noemen.
We laten ons niet verdelen. Wij gaan nergens heen. Niemand van ons. En iedere keer als die leren laarzen door de straten marcheren zullen wij daar ook zijn, om duidelijk te maken dat onze schoonheid niet slechts een optie is: het is een levensrecht, het is een mensenrecht en een basisbehoefte. En nog belangrijker, we zijn te vervelend en te volhardend om ergens heen te gaan!
Verzet je tegen imperialisme. Verzet je tegen fascisme. Verzet je tegen de apathie van het neo-liberalisme. Toen niet, nu niet, nooit meer fascisme!
Dank u wel.
Freek Wallagh