De Peueraar 22, juni 1992

Auteur: Eric Krebbers


(boekrecensie)

Wie wordt er vet van olie?

Schaars, dat wel, maar zo af en toe blijkt er toch iets te verschijnen waarin de opkomst van biotechnologie kritisch wordt doorgelicht. Ditmaal dus van de werkgroep oliën en vetten, dat een samenwerkingsverband is van SOMO, IUCN-ledencontact, Contactgroep Biotechnologie en Samenleving en Vereniging Milieudefensie. In de slechts 27 bladzijden tellende brochure wordt de ontwikkeling van biotechnologie in de oliën- en vettensector verrassend helder en duidelijk geanalyseerd.

"Margarine, bak- en braadolie, bakkerijproducten, zeep en wasmiddelen, brandstof, cosmetica, explosieven, drukinkt: wat al deze producten met elkaar gemeen hebben is, dat er plantaardige oliën en vetten in verwerkt worden. Een lange lijst die moeiteloos kan worden uitgebreid. Op deze groeiende markt van oliën en vetten neemt het Nederlands-Engelse Unileverconcern een centrale en invloedrijke positie in. Unilever is de marktleider in deze sector. Het researchapparaat van Unilever is daarbij van groot belang. Unilever heeft een gigantische kennis opgebouwd over de onderlinge uitwisselbaarheid van oliën en vetten. Biotechnologie speelt daarbij een grote rol. Door toepassing van biotechnologie zijn eindproducten niet langer gebonden aan een specifiek type olie of vet. Afhankelijk van de wisselende prijzen op de wereldmarkt wordt steeds de goedkoopste olie of het goedkoopste vet in de producten verwerkt. Blue band, dan weet je wat je krijgt? Maar dat is niet alles. Van oudsher heeft Unilever grote belangen in palmolie. Met behulp van een gericht biotechnologisch programma is Unilever bezig om de productie van oliepalmen, nu al het productiefste oliehoudende gewas, fors te vergroten. Daardoor zal palmolie een steeds groter aandeel opeisen op de wereldmarkt van oliën en vetten. Koppelen we dit groeiende aandeel van palmolie aan de toenemende uitwisselbaarheid van oliën en vetten dan wordt direct duidelijk welke gigantische veranderingen zich voltrekken: de positie van Unilever zal nog sterker worden; de producenten van oliehoudende gewassen worden moordende concurrenten van elkaar." Tot zover dit citaat.

In de brochure wordt bovenstaande tendens beschreven en geanalyseerd in een viertal hoofdstukken. Het eerste heet: "Het gevecht op de wereldmarkt", en daarin wordt een schets gegeven van de oliën en vetten-wereld met haar concurrentiepatronen, im- en exportlanden, de belangengroepen, het EG-beleid en de Uruguay-ronde van de GATT. Het tweede hoofdstuk heet: "Unilever, de spin in het web", waarin de ontwikkeling van Unilever tot multinationale onderneming met een dominante positie op de wereldmarkt, uit de doeken wordt gedaan, en hoe Unilever die positie uitbuit en opbouwt. Hoofdstuk drie legt de "Biotechnologische gereedschapskist" uit en de gevolgen van de verschillende technieken. Onder het kopje "Biotechnologie goed voor u?", dat hoofdstuk vier inluidt, wordt uiteen gezet welke consequenties de invoering van biotechnologie heeft voor de kokos- en cacaoboeren en voor het milieu. "De uitdaging" heet het laatste hoofdstuk en daarin trekt de werkgroep oliën en vetten haar conclusies. Een paar citaatjes:

"Al in de jaren zestig werden op wereldschaal pogingen ondernomen een einde te maken aan de honger. Daartoe werd de Groene Revolutie gelanceerd (een door het Noorden opgedrongen productieverhoging in de landbouw die met name gericht was op de export en die gepaard ging met een enorme schaalvergroting en het gebruik van veredelde zaden en kunstmest en dergelijke, red.) De gevolgen waren desastreus. Het aantal landloze boeren groeide explosief verder, de welvaart concentreerde zich in handen van steeds minder mensen en ecologisch gezonde landbouwsystemen verdwenen. De FAO, de motor achter de Groene Revolutie, leverde het lot van de boeren uit aan de belangen van de techneuten en creëerde zo afhankelijkheid waar onafhankelijkheid bestond. Resultaat: 80 procent van alle landbouwgrond in de Derde Wereld die is bestemd voor export gewassen is in het bezit van multinationals. En inderdaad, de Derde Wereld exporteert meer voedsel naar de geïndustrialiseerde wereld dan ze zelf importeert of ontvangt in de vorm van voedselhulp. Voor boeren geldt niet in de eerste plaats een hoge voedselproductie maar voedselveiligheid, de zekerheid dat ze te eten hebben. Voor het bereiken van voedselveiligheid is biotechnologie geen vereiste. Met lokale veredeling en verbetering van lokale rassen kan heel veel bereikt worden. Mocht verhogen van de voedselproductie met behulp van biotechnologie toch noodzakelijk zijn (of niet te stoppen), dan moeten ecologische en sociale randvoorwaarden worden opgesteld."

Tot zover de citaatjes, die randvoorwaarden zal ik maar achterwege laten. Deze brochure is de eerste publieke activiteit van de werkgroep oliën en vetten. De komende tijd (in maart 1991 schreven ze dat) gaat deze werkgroep zich inzetten voor het tot stand brengen van een uitwisseling van informatie tussen producenten van oliehoudende gewassen. Deze uitwisseling moet leiden tot een nieuw perspectief voor boeren inde sector van de plantaardige oliën en vetten.

Wie wordt er vet van olie? De rol van biotechnologie in de oliën- en vetten sector, Werkgroep oliën en vetten Milieudefensie. UItgeverij: Milieudefensie Amsterdam, ƒ 7,50.

Terug