De Peueraar 26, oktober 1992

Auteur: Harry Westerink


(Dwarsligger)

De stront van het goede doel

De voldane burgerij boert goed
na een overvloedige maaltijd
met duur en dood dier op het bord,
in de tuin van het riante pand,
gelegen aan een laan in een welvarende buitenwijk.
Knikkebollend en met kirrende kinderen op schoot
geniet de burgerij van de vrije uren
in de wachtkamer van het bestaan.

Regelmatig kom ik met u,
gegoede burgerij,
in aanraking.
In uw beschutte en beschamend beschaafde uithoeken
loop ik rond met stapels folders, bladen, kranten,
noodkreten, schreeuwen om steun
in de strijd tegen overheersing.

U speelt verstoppertje
en duikt voor mij weg,
maar ik blijf u opzoeken en lastig vallen,
liefst op de onverwachtste ogenblikken.
Ik ben geen blijde boodschapper.
Ik nader uw voordeur net een onheilstijding,
ik breng het onrecht bij u thuis.

Brandende vragen gooi ik in uw brievenbus.
Dringende eisen werp ik voor uw voeten.
Terwijl welgestelde poezen mijn benen aaien
en de parmantige struiken en lieflijke bloemen
van uw gelukzalige paradijzen mij omringen,
bezorg ik u de in lompen gehulde duisternis
en het vergiet van verdriet.

Een geletterd verzet ontploft in uw wandelgangen,
maar u poept het oproer uit.
U hebt er schijt aan,
en aarzelend maakt u een gering bedrag over
naar het goede doel van de armoede.

Terug