Lokaal Kabaal 6, juli 1995![]()
Auteur: Harry Westerink
Het Studiehuis Leiden en regio is een centrum van basiseducatie voor volwassenen. De arbeidsomstandigheden daar zijn een schoolvoorbeeld van toenemende flexibilisering en rechtsonzekerheid op het werk. Dat blijkt uit de ervaringen van educatief werkster Gea Stellema.
Over tijdelijke contracten bij het Studiehuis kan Stellema een boekje open doen. Twee jaar lang werkte ze wekelijks steeds een ander aantal uren. Ook de duur van haar contractperiode varieerde onophoudelijk. Ze tekende contracten voor een paar maanden en soms zelfs maar voor een paar weken. Daardoor bleef ze steeds in het ongewisse over de hoogte van haar loon en over de vraag of ze na afloop van een contractperiode kon blijven werken. "En ik bleef afhankelijk van de Sociale Dienst. Het aantal uren was dermate laag dat ik steeds een aanvullende uitkering moest hebben", aldus Stellema. Ze ontving die uitkering pas als duidelijk was hoeveel ze had verdiend. Dat duurde in verband met allerlei berekeningen soms maanden. Gesol dus met iemand die werknemer en uitkeringstrekker tegelijk was. Iemand die in beide hoedanigheden werd geconfronteerd met bureaucratie en gebrek aan financiële en juridische zekerheid.
Vast contract
Vorig jaar kreeg ze een vaste aanstelling voor 5 uur per week. De rest van de uren bleef tijdelijk. Volgens de CAO is de werkgever verplicht om na 2 jaar een vast contract aan te bieden of de werknemer te ontslaan. Stellema: "Ik heb nog geluk gehad. Sommige mensen bij wie het contract was afgelopen, werden gewoon weggestuurd. Daar werd tegen gezegd: "Kom over een half jaar maar terug". Na een half jaar mag de werkgever namelijk weer beginnen met een periode van 2 jaar tijdelijke contracten." Stellema had weinig te willen; het was al 'mooi' dat ze überhaupt een vast contract kreeg aangeboden.
De vaste uren leken meer zekerheid te geven. Toch kleeft er volgens Stellema een groot nadeel aan. "Je zit met een vast contract niet meer in het Ziekenfonds. Je moet je aanmelden bij een particuliere ziekteverzekeraar. Die is aanzienlijk duurder. Ik hield daardoor netto minder geld over dan bij een tijdelijk contract." Ze moest een financiële aderlating doen om het schamele aantal vaste uren én een goede gezondheidszorg te behouden.
Geldstromen
Heeft het Studiehuis dan onvoldoende oog voor de arbeidssituatie van haar werknemers? In het Instellingswerkplan staat dat het Studiehuis streeft naar een vaste aanstelling van tenminste 15 uur voor iedere medewerker. Toch kreeg Stellema maar 5 vaste uren. Dat hangt volgens haar samen met de subsidiestromen: "Er is een tendens bij basiseducatie gaande dat de permanente geldstromen worden vervangen door tijdelijke. Netto blijft de hoogte van de geldstromen hetzelfde, maar met tijdelijke geldstromen mogen geen vaste uren worden betaald. Meer tijdelijke subsidie betekent dus meer tijdelijk werk." Zo wordt de onzekerheid naar onder, naar de werknemers, doorgeschoven.
De een z'n ziekte blijkt de ander z'n brood te zijn. Stellema: "Als je, zoals ik, een kleine hoeveelheid vaste uren hebt, en je wilt een behoorlijk loon verdienen, dan ben je afhankelijk van een grote hoeveelheid tijdelijke uren. Ziekte en zwangerschap van anderen komt dan als geroepen. Dan kun je invallen en meer tijdelijke uren werken." Zo dreigt de concurrentie tussen en de druk op werknemers toe te nemen.
Taakverzwaring
Naast de 5 vaste uren werkt Stellema momenteel 8,5 uur per week tijdelijk. Dat is onvoldoende om uit de uitkering te kunnen blijven. Daarom werkt ze op freelance-basis voor de Leidse Welzijnsorganisatie (LWO). De LWO draagt geen sociale lasten af. Stellema heeft geen recht op ziekte- of vakantiegeld. Ze verdient 36 gulden per uur. Dat is bruto weliswaar meer dan de 20 gulden per uur bij het Studiehuis, maar netto houdt ze er minder aan over. "Ik moet 38% afdragen aan de Belastingdienst. De kosten van ziekte en vakantie moet ik zelf ophoesten."
Er is een forse taakverzwaring bij het Studiehuis aan de gang. "In het algemeen kun je stellen dat we steeds meer moeten doen voor steeds minder loon." Dat levert wel een hoop gemopper op, maar er wordt weinig actie ondernomen. De organisatiegraad onder de werknemers is laag. En er zijn te weinig mensen lid van dezelfde vakbond. "De flexibilisering in het werk leidt tot individualisering van het verzet. Wel hebben enige werknemers onlangs geprotesteerd bij het managementteam. Het moet nog blijken of dat protest zó krachtig is dat de werkgever de bakens gaat verzetten."