Lokaal Kabaal 22, april 1997
Auteur: Jeroen Breekveldt
Onderzoeken of de maatschappelijke achterstand van zwarten veroorzaakt wordt door hun eigen erfelijke biologische aanleg. Lange tijd was dat gelukkig not done in wetenschappelijke kringen. De herinneringen aan de praktijken van de nazi-wetenschappers lagen nog te vers in het geheugen. Nu, zo'n 50 jaar later en gewapend met een nieuwe genetische wetenschap, proberen steeds meer wetenschappers dat taboe te doorbreken. Maar ook sommige anti-racistische' wetenschappers grijpen naar diezelfde erfelijkheidsleer: om aan te tonen dat mensen juist ontzettend gelijk zijn. Maar is racisme wel te bestrijden met de biologie?
"Het IQ van zwarten is substantieel lager dan dat van blanken." Dat achtten de Amerikaanse wetenschappers Charles Murray en Richard Herrnstein in 1994 bewezen. Ze hadden immers in de honderden pagina`s van hun boek "The Bell Curve" met allerhande grafieken en onderzoeksfeiten aangetoond dat zwarten intellectueel minder presteren dan blanke Amerikanen. Dat verschil zou bovendien erfelijk zijn. De wetenschappers stelden voor de bijstandsuitkeringen omlaag te schroeven om mensen met een laag IQ het voortplanten te ontmoedigen. Ook zouden migranten met een laag IQ aan de grens moeten worden teruggestuurd. Murray en Herrnstein zeiden zo te willen voorkomen dat het IQ van de bevolking daalt.
"The Bell Curve" sloeg in als een bom. Het boek sloot perfect aan bij Newt Gingrichs Republican Revolution, die korte metten wilde maken met positieve actie, bijstand en scholingsprogramma s voor achtergestelden (waaronder veel zwarten). Herrnstein en Murray bewezen' immers dat het geen zin had om extra energie, aandacht of geld in zwarten te steken. Ze zouden gewoon dommer zijn.
Rassenhygiëne
Het boek riep veel tegenstand op, gelukkig ook onder wetenschappers. Die voerden aan dat IQ-tests zeer cultuurbepaald zijn. De tests meten voornamelijk in welke mate iemand aangepast' is aan de dominante witte cultuur. Mijn vader zou beduidend lager scoren op een vragenlijst die hij rappend moet beantwoorden, dan wanneer de vragen gerelateerd werden aan zijn klassieke helden Bach en Mozart. Minder bekend werd dat Murray en Herrnstein voor hun bewijzen blijken te drinken uit besmette bron: het in 1960 opgerichte blad Mankind Quarterly (MQ). Delen uit MQ worden geciteerd en in de bibliografie zijn 17 literatuurverwijzingen te vinden naar medewerkers van MQ, zoals Richard Lynn en Arthur Jensen.
MQ wordt financieel gesteund door het in 1937 door nazi-sympathisanten opgerichte Pioneer Fund, dat racistisch onderzoek steunt en streeft naar verbetering van het witte ras . MQ wordt sinds 1978 uitgegeven door Roger Pearson, de oprichter van de uiterst racistische Northern League. Een van de medewerkers aan het blad was Otmar von Verschuer, een van de bekendste rassenhygiënici in het Derde Rijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat MQ zeer populair is bij de theoretici van de nieuw-rechtse ideologie, zoals Alain Benoist, de grondlegger van Le Pens Front National. Mevrouw Megret, die onlangs voor het Front National burgemeester werd van de Franse plaats Vitrolles, voert nu bijvoorbeeld "genetische verschillen" aan om buitenlanders uit te sluiten van voorzieningen.
In mei 1996 werd de verspreiding gestopt van een soortgelijk boek als "The Bell Curve": "The G factor". Het werd geschreven door de Britse psycholoog Christopher Brand en ging ook over de lagere score van zwarten bij IQ-tests. Het boek was al gedrukt en de recensie-exemplaren waren al verspreid, toen de uitgever erachter kwam dat dit boek een rel zou kunnen uitlokken. Brand zei in een reactie: "Ik ben heel trots racist te zijn, in wetenschappelijke zin".
Caïro
In 1994 kwam het Duitse Bundes Institut für Bevölkerungsforschung (BIB) in opspraak toen directeur Charlotte Höhn zei: "Waarom zou je niet mogen zeggen dat intelligentie ongelijk verdeeld is over zwarten en blanken? Dat de doorsnee intelligentie van Afrikanen kleiner is dan van anderen? Dit soort denkverboden zijn onwetenschappelijk". Professor Höhn vindt zulke "denkverboden" kennelijk erger dan het doen van racistische uitspraken.
Haar uitspraken werden gepubliceerd in het progressieve dagblad Taz, vlak voor de aanvang van de Wereldbevolkingsconferentie in Caïro over geboortebeperking. Höhn had een centrale plaats in de Duitse delegatie op die conferentie. Afrikaanse delegaties vonden haar uitlatingen "zeer beledigend". Twee Duitse parlementsleden, de sociaal-democraat Bulmahn en de Groene Christel Zgaga, vonden dat Höhn niet langer directeur van het BIB kon blijven en onverwijld moest worden teruggetrokken uit de delegatie. Die zou namelijk, net als de andere Westerse delegaties, pleiten voor beperking van de bevolkingsgroei in de Derde Wereld. Höhns aanwezigheid zou de vermoedens bevestigen van sommige zwarte deelnemers dat het westerse pleidooi racistisch gemotiveerd is. Frau Höhn trad niet terug en wordt sindsdien bij spreekbeurten regelmatig geconfronteerd met protesterende anti-racistische studenten.
Erfelijke criminaliteit
De beschuldiging van racisme in de wetenschap speelde ook rond een Amerikaanse conferentie over criminaliteit en erfelijkheid. In 1992 werd die conferentie afgeblazen omdat een belangrijke sponsor, het National Institute of Health, zich terugtrok op aandringen van voornamelijk zwarte burgerrechtenorganisaties. Die vreesden dat het grote aantal zwarten in de Amerikaanse gevangenissen uitgelegd zou worden vanuit de erfelijkheidsleer en de biologie. Drie jaar later vond de conferentie alsnog plaats. Naast genetici en gedragsonderzoekers waren nu ook sociologen, moraalfilosofen, juristen en psychologen uitgenodigd. Een verband tussen criminaliteit en erfelijkheid kon natuurlijk nauwelijks aangetoond worden. Wat immers tot criminaliteit gerekend wordt, is overduidelijk een politieke beslissing.
Als bijvoorbeeld drugs gelegaliseerd worden, ontstaat er subiet leegstand in de gevangenissen. En als criminaliteit erfelijk is, zou Australië dan niet vol moeten staan met gevangenissen? De vroegere strafkolonie van het British Empire wordt immers bevolkt door witte nazaten van verbannen misdadigers.
Het enige waarmee aanhangers van biologische verklaringen voor gedrag enigszins kunnen scoren, is de schijnbare erfelijke aanleg voor agressiviteit. Maar ook die is niet onomstreden. Daarbij is de stap van erfelijke agressiviteit naar erfelijke criminaliteit volkomen onwetenschappelijk. Want criminaliteit wordt politiek gedefinieerd: op Jamaica is verkrachting bijvoorbeeld niet strafbaar, maar wiet roken wel. Willen wetenschappers criminaliteit desondanks toch aan erfelijkheid koppelen, dan laden zij de verdenking op zich uit politieke en racistische motieven te handelen.
Op het Amerikaanse ministerie van Justitie bevindt zich minstens één belangrijke ambtenaar, de criminologe Diana Fishbein, die biologische verklaringen voor criminaliteit zo serieus neemt dat ze er beleid op wil maken. Medio 1995 vertelde ze het wetenschappelijke tijdschrift "Scientific American": "Er zijn gebieden waar we kunnen beginnen ons een biologische benadering eigen te maken in het bestrijden van criminaliteit". Fishbein pleit voor een verplichte medische behandeling van gewelddadige criminelen. Wat zou de vondst van een zogenaamd criminaliteits-gen betekenen voor zo`n aanpak?
Zwarte Eva
Nieuw-rechts richt haar pijlen dus op denkverboden, positieve actie en de ondersteuning van "zwakkeren", en probeert haar racisme wetenschappelijk te onderbouwen. Sommige wetenschappers willen daar, naar eigen zeggen, een wetenschappelijke anti-racistische' visie tegenoverstellen. Eén van hen is Luigi Cavalli-Sforza, populatiegeneticus aan de Amerikaanse Stanford University. Hij is de drijvende kracht achter zo'n wetenschappelijk anti-racisme' project . Cavalli-Sforza onderzoekt hoe de mensheid zich over de aarde heeft verspreid. Door het DNA van honderden verschillende volken te vergelijken wil hij aantonen dat de mensheid afstamt van een zwarte vrouw in Oost-Afrika, Zwarte Eva genaamd. Hij noemt zijn project Human Genome Diversity Project (HGDP) en wil in feite de genetische diversiteit van de mens in kaart brengen. Met zo'n 30 miljoen dollar subsidie zullen wetenschappers bloed, wangslijm en haarwortels gaan verzamelen. Daaruit is DNA het makkelijkst te isoleren voor onderzoek. HGDP heeft het voornamelijk voorzien op inheemse volken. Bijzondere aandacht gaat uit naar geïsoleerd levende volken, die - naar men verwacht - genetisch weinig beïnvloed zijn door koloniserende volken.
Het project wekte de woede van de inheemse volken toen bekend werd dat patenten waren aangevraagd op stukken DNA van de in Panama levende Guaymi en de in West Papua levende Hagahaai. Een Amerikaanse instelling bleek zonder hun toestemming ineens eigenaar van de exclusieve rechten over het gebruik van hun genetisch materiaal. De achterdocht tegen DNA-wetenschappers nam nog toe toen een jaar geleden bekend werd dat honderden stukjes DNA van Colombiaanse Indianen, Papua's en andere volken ligt opgeslagen in genenbanken van het Amerikaanse National Institute of Health. Dat DNA wordt uitgewisseld met andere instellingen, bedrijven en zelfs het Amerikaanse leger. Allemaal zonder medeweten van de betrokkenen. Organisaties van inheemse volken beschuldigen de genenjagers van bio-kolonialisme: "Eerst stalen ze ons land, nu onze genen", zo stellen zij.
Officieel is het HGDP nog niet van start gegaan met het verzamelen van DNA. De aandacht van de wetenschappers richt zich nu nog volledig op het binnenhalen van subsidie en het maken van plannen. De genoemde voorvallen zijn dan ook niet op hun conto bij te schrijven. Het is echter zeer goed mogelijk, zegt een projectmedewerker, dat het reeds verzamelde DNA wordt opgenomen in het HGDP-onderzoek. Dat Cavalli-Sforza zijn project anti-racistisch noemt lijkt ingegeven om de vele kritieken te pareren. Ineens hebben de HGDP-ers veel aandacht voor het opstellen van ethische protocollen.
Streepjescode
De vraag blijft of anti-racisme überhaupt wel biologisch onderbouwd kán worden, zoals Cavalli-Sforza beweert. DNA kan je je voorstellen als een soort streepjescode. Die codes zijn bij ieder mens verschillend, maar verreweg het meeste DNA van mensen komt overeen. Je kunt het vergelijken met het uiterlijk van mensen: er zijn verschillen, maar het is altijd duidelijk dat iemand een mens is. Weliswaar komt DNA van mensapen en mensen voor 98% overeen, maar: al zijn twee mensen nog zo verschillend, ze lijken altijd meer op elkáár dan op een aap.
Volgens Cavalli-Sforza en andere wetenschappers heeft de mens zich uit Oost-Afrika naar Azië verspreid en vandaar naar Europa, Australië en Amerika. Iedere keer als een groep zich afsplitste, ontwikkelde die een eigen versie van het basis-DNA. Elke groep kreeg zo eigen kenmerken en die verschillen steeds van een groep die zich eerder of later afsplitste. Volken met DNA-streepjescodes die veel op elkaar lijken zijn dus vlak na elkaar afgesplitst. Indianen verschillen zodoende meer van Afrikanen dan van Aziaten. Dit hele verhaal lijkt op het eerste gezicht een wetenschappelijke onderbouwing voor het bestaan van rassen te zijn. De clou is volgens Cavalli-Sforza echter dat het DNA van Afrikanen onderling meer verschilt dan het DNA van een Afrikaan en een Indiaan. Biologische en genetisch homogene mensenrassen bestaan niet, is dan ook zijn conclusie.
Zou met deze conclusie de grond voor racisme verdwijnen? Het is maar zeer de vraag of racisten zich iets zullen aantrekken van wetenschap die niet in hun straatje past. Bovendien: op biologische gronden racisme bestrijden is een gevaarlijke strategie. Wat heb je nog in handen als iemand anders bewijst' dat rassen wel bestaan. Zou racisme dan wel mogen?
Het gaat niet om de vraag of rassen bestaan. Verschillen tussen mensen bestaan - gelukkig maar. De vraag is veeleer wanneer wetenschappers zich gaan verzetten tegen tendenzen om die verschillen biologisch te verklaren. Armoede en andere sociale posities van mensen worden immers niet biologisch, maar maatschappelijk bepaald.
Medewerker van het Wageningse biotechnologie Archief NoGen en redacteur van BioBrief, een kwartaalblad over biotechnologie en bio-ethiek (tel: 0317-423588).