De Fabel van de illegaal 28, april1998
Auteur: Petra Schultz en Jelle van Buuren
Gedwongen uitzettingen van uitgeprocedeerde vluchtelingen roepen nogal wat weerstand op. De ministeries van Justitie en Ontwikkelingssamenwerking zijn daarom nu bezig met zogenaamde 'vrijwillige' terugkeerprojecten. Ook sommige ondersteuningsorganisaties voor vluchtelingen werken aan dergelijke projecten. "Uitgeprocedeerden hebben toch geen toekomst als illegaal in Nederland", menen ze. Maar veel vluchtelingen willen op geen enkele wijze terug.
"If you are an Ethiopian or Angolan whose application for asylum has been rejected, please read this leaflet carefully", begint de kleurige folder die sinds januari in de opvangcentra wordt verspreid. Daarna volgt een uitleg van de terugkeerprogramma's die vorig jaar zijn afgesloten tussen de Nederlandse regering en Ethiopië en Angola.
"Niet toelaten betekent terugkeren", luidt het uitgangspunt van de overheid. Veel vluchtelingen weigeren echter mee te werken en hun herkomstlanden houden vaak de deur dicht. Ook willen sommige gemeenten uitgeprocedeerde vluchtelingen niet op straat zetten en verlenen kerken hen soms asiel. De overheid reageert daarop met harde maatregelen, zoals de stopzetting van voorzieningen, de oprichting van verwijdercentrum Ter Apel en meer detentie. Maar de effectiviteit is volgens Justitie onvoldoende.
"Gefaciliteerde terugkeer"
Met de "gefaciliteerde terugkeer" kiest Justitie nu een andere benadering. Met 21 miljoen gulden van Ontwikkelingssamenwerking wil men landen over de streep trekken die hun uitgeprocedeerde onderdanen tot nu toe weigeren terug te nemen. Dat geld wordt gestoken in projecten in de lokale gemeenschappen waar de vluchtelingen naar terugkeren.
De uitgeprocedeerden zelf mogen eerst nog in Nederland een opleiding volgen en worden dan een jaar financieel ondersteund bij het opbouwen van een nieuw bestaan. Het gaat in de proefprojecten om zo'n 900 Ethiopiërs en 300 Angolezen. De meesten van hen werden jarenlang gedoogd, maar sinds 1995 vindt de overheid dat Ethiopië en Angola veilig zijn. Ze krijgen de kans om "waardig en met opgeheven hoofd terug te keren", aldus projectcoördinator Emile Samuels van Ontwikkelingssamenwerking.
Particuliere organisaties als Vluchtelingenwerk, het Nederlands Migratie Instituut (NMI), de Raad van Kerken, het Rode Kruis en Mensen in Nood hebben een actieve inbreng gehad in de totstandkoming van de projecten. Op initiatief van staatssecretaris D'Ancona hebben deze organisaties zich verenigd in het Knooppunt Vrijwillige Terugkeer. Er tekent zich nu een consensus af tussen overheid en particuliere organisaties die niet vaak voorkomt rond het vluchtelingenbeleid. Er was dan ook Kamerbrede lof voor staatssecretaris Schmitz en de "constructieve opstelling" van de hulporganisaties.
Achter de rug om
De zelforganisaties van vluchtelingen waren minder tevreden. De terugkeerprojecten hebben een wig gedreven tussen hen en de Knooppunt-organisaties. Jarenlang deelden ze hun kritiek op de kwaliteit van de asielprocedures en de ambtsberichten. En samen protesteerden ze tegen de voortdurende aanscherpingen van het vluchtelingenbeleid. Maar bij de besprekingen over de terugkeerprojecten werden de zelforganisaties door de overheid geweerd.
De Vereniging van Ethiopiërs in Nederland (VEN) vindt Ethiopië geen veilig land. VEN wijst op stapels rapporten van Amnesty, Africa Watch en de Ethiopian Human Rights Council, die een veel minder rooskleurig beeld schetsen dan het Nederlandse ambtsbericht. Nu ook organisaties als Vluchtelingenwerk meedoen aan terugkeerprojecten, vreest VEN dat meer mensen zullen gaan denken dat vluchtelingen hier eigenlijk niets te zoeken hebben. VEN-medewerker Tsega Teklu: "Je kunt niet waardig terugkeren met de dood voor ogen. Dat is het hele punt. Ook met geld en andere hulp willen we niet terug. Ons leven kent geen prijs."
Volgens NMI-medewerker Frans Reus "kun je wel over veiligheid blijven twisten. Als burger heb ik ook mijn twijfels bij de asielprocedures. Maar de Kamer en de rechtsspraak ondersteunen de terugkeerprojecten. We zitten dus met het gegeven dat die mensen terug moeten. We moeten soms ook een beetje reëel zijn in Nederland."
Bovendien, zegt Reus, doet het NMI niets anders dan het informeren van de vluchtelingen. "Deze projecten zijn een goed alternatief voor gedwongen verwijdering. Maar als iemand denkt echt niet veilig terug te kunnen, dan nemen wij afscheid. De consequentie is dan wel de illegaliteit en dat wordt toch een steeds minder rooskleurig perspectief. Daar wijzen we mensen wel op."
Slimme zet
Ed Hollants van het Autonoom Centrum noemt de terugkeerprojecten een slimme zet van de overheid. "Gedwongen uitzettingen zijn duur en organisatorisch omslachtig en liggen bovendien maatschappelijk erg gevoelig. Als op een andere, vriendelijke manier hetzelfde resultaat wordt bereikt, vindt de overheid dat natuurlijk prachtig." De medewerking van de hulporganisaties is daarbij cruciaal, denkt hij. Zij kunnen de uitgeprocedeerden nog bereiken die met een half of heel been in de illegaliteit staan. En via hun vertrouwensrelatie neemt de druk om terug te keren toe. "In de praktijk informeert het Knooppunt natuurlijk niet alleen. Die zeggen ook dat terugkeer nog de enige optie is. Vluchtelingen krijgen nu dus niet meer alleen van de overheid te horen dat ze weg moeten, maar ook van organisaties waarvan ze dachten dat die voor hun belangen opkwamen", aldus Hollants.
Hans Wemmers van Mensen in Nood haalt zijn schouders op over de kritiek van de zelforganisaties. "Wat verwacht je anders van hen? Hun doelgroep wil niet terug, dus dan zeggen de kaders dat het onveilig is om terug te gaan. Als je het reëel bekijkt, dan is er geen ruimte voor een ander asielbeleid. Nederland is ook gebonden aan Europese normen. En als de uitgeprocedeerden dan hier naar de verdommenis gaan, dan moet je toch wat anders verzinnen? De illegaliteit is toch ook geen toekomst?"
Wemmers denkt dat de angst van veel vluchtelingen voor hun veiligheid overwonnen kan worden. Daarvoor is een individuele benadering nodig, waarin veel meer wordt ingegaan op de motieven en de verwachtingen van de vluchtelingen zelf. "Hoe denken ze over de situatie in hun land? Wat is de realiteit? Hoe zien ze zelf hun toekomst? Met zo'n individuele aanpak kunnen we heel wat blokkades voor terugkeer wegnemen. Er ontstaat gelukkig steeds meer ruimte voor onze ideeën."
Overlegpartners
Mensen in Nood onderzoekt momenteel wat de beste manier is om uitgeprocedeerden te interesseren voor de terugkeerprojecten. Daartoe heeft men onlangs de vluchtelingen-journalisten van de organisatie OnFile benaderd met de vraag of die 20 uitgeprocedeerde vluchtelingen willen interviewen over hun ideeën met betrekking tot terugkeer.
Mensen in Nood subsidieert een groot aantal organisaties die hulp bieden aan vluchtelingen. Volgens Wemmers zet Mensen in Nood die financiële relatie niet in om hun ideeën kracht bij te zetten. "Dat zou niet fair zijn. We brengen het in en vragen of ze met ons willen mee zoeken op deze weg. Zij hebben de contacten met asielzoekers."
Mensen in Nood subsidieert onder meer het Missionair Centrum in Heerlen. "Er is ons toch wel duidelijk te verstaan gegeven dat we meer aandacht moeten gaan besteden aan terugkeeropties", zegt Martin Jansen van het Centrum. "Dat verhaal houdt men bij alle clubs die ondersteund worden door Mensen in Nood, en dat heeft er zeker toe bijgedragen dat er nu meer over terugkeer wordt gesproken." Het Missionair Centrum vindt het op zich geen probleem om met uitgeprocedeerden over terugkeer te praten. Sommigen vragen er zelf naar. "Maar we zien weinig in de huidige projecten. We willen geen modelproject waar dan vervolgens mensen in gewrongen moeten worden."
Er is vergeefs gevochten tegen de aanscherping van het asielbeleid, meent Jansen. En met de Koppelingswet in aantocht wordt illegaal overleven nog zwaarder. "Onze eigen machteloosheid dwingt ons tot serieuzer nadenken over terugkeermogelijkheden. Maar wij zullen nooit voor anderen beslissen dat het veilig genoeg is om terug te gaan. We gaan terugkeer zeker niet promoten op een manier die ons vervreemdt van de zelforganisaties. Daarom blijven we ook illegalen ondersteunen en blijven we proberen om uitgeprocedeerden weer terug in de procedure te krijgen. Daar is nog steeds een groot draagvlak voor."
Hollants van het Autonoom Centrum: "Als je vluchtelingen serieus neemt en alle kritiek op het asielbeleid op een rijtje zet, dan moet je gewoon doorgaan met het uitbouwen van voorzieningen voor uitgeprocedeerden. En ook principiële oppositie blijven voeren tegen ontwikkelingen als de Koppelingswet. Dat betekent wel een veel confronterender opstelling naar de overheid toe. Voor veel organisaties is dat lastig. Die zien de overheid sinds jaar en dag voornamelijk als overlegpartner."
Serieuze kandidaten
Bij het NMI hebben zich inmiddels 7 serieuze kandidaten voor het terugkeerproject gemeld. Reus: "Natuurlijk staan de asielzoekers niet meteen te trappelen. We doen het daarom rustig aan." De IND is actiever en ziet erop toe dat elke Ethiopische en Angolese vluchteling de brochure persoonlijk in handen krijgt. Een maand later wordt geïnformeerd of er al een beslissing is genomen. "Justitie voelt zich bijzonder verantwoordelijk", aldus Reus, "het project heeft de belangstelling van vrijwel alle Europese landen. Als het projekt slaagt, dan zullen die er zeker ook gebruik van willen maken. Er staat dus nogal wat op het spel."
Minister Pronk kondigde in januari aan dat hij de terugkeerprojecten wil uitbreiden met Liberia, Ghana en Congo. Hij gaf ook aan in gesprek te zijn over een uitbreiding van de terugkeermogelijkheden voor vluchtelingen mét een status. Maar de terugkeerprojecten naar Ethiopië en Angola waren toch als proefprojecten bedoeld, waarvan eerst moest blijken of het werkte? Reus: "Dat dachten wij ook. Maar blijkbaar gaat het hard bij Justitie en Ontwikkelingssamenwerking."