De Fabel van de illegaal 35, juli/augustus 1999
Auteur: Eric Krebbers en Merijn Schoenmaker
De Fabel van de illegaal en andere linkse organisaties die meedoen aan internationale campagnes tegen vrijhandelsverdragen als het MAI, worden regelmatig geconfronteerd met de welwillende interesse van extreem-rechts. De ongevraagde liefdesbetuigingen komen niet zomaar uit de lucht vallen. Kritiek op vrijhandel is al lang een specialiteit van extreem-rechts, en blijkt bovendien gemakkelijk uit te kunnen monden in antisemitisme.
Straks worden wij allemaal "slaven" van de "internationale geldmagnaten in de Rivièra", voorspelde NSB-ideoloog Hylkema al in 1934. Vrijhandel zou volgens hem de ondergang worden van de Nederlandse fabrieken en boerenbedrijven. Nederlandse waar zou op de vrije markt verdrongen worden door goedkope import.
Alleen een fascistische economie kon volgens hem nog redding brengen. "Wij dienen onze volkshuishouding zo te beheersen, dat niet ons volk verarmt omdat een vaderlandsloze groep ons volstopt met import. Zó, dat niet onze fabrieken stilgelegd worden omdat in Oosterse landen koelies werken voor enkele dubbeltjes per dag." Hylkema riep op tot verzet tegen "de handels- en bankwereld, die nog altijd de lof zingt van het beginsel van de open deur. Maar de boer voelt, dat als het zo door gaat, het einde nabij is."
"Denk niet dat dan de importhandels- en trustkapitalen ons zullen helpen. Die zijn wel zó mobiel. In één vliegmachine brengt men in enkele uren een heel miljard papieren waarden over de grens. Heel Nederland kan dan door internationale speculanten voor een appel en een ei gekocht worden en wij Nederlanders zullen zijn geworden een volk van armen en afhankelijken", aldus een verontwaardigde Hylkema.
Wanneer hij een halve eeuw later nog eens had kunnen rondneuzen op internet, dan zou Hylkema bij het zien van veel van de anti-MAI sites goedkeurend geknikt hebben. Ook zijn huidige opvolger Marcel Rüter blijkt ervan gecharmeerd. Rüter is lid van de organisatie Voorpost en is een van de vooraanstaande ideologen van Nederlands nieuw-rechts. Hij raadde zijn lezers aan om eens naar de homepage van "MAI niet gezien!" te surfen. De nationalistische studenten van de NLSV linkten daarop zelfs hun homepage aan die van de campagne.
De polderfascisten staan niet alleen in hun afkeer van het MAI. Ook de Republikaner in Duitsland en het Front National in Frankrijk spraken zich uit tegen het MAI. In sommige landen kwamen nieuw-rechtsen zelfs doodleuk een kijkje nemen op campagnebijeenkomsten.
Staat versus globalisering?
In extreem-rechtse kringen wordt al geruime tijd geprobeerd de oude fascistische ideologie in een nieuw jasje te steken. De uitgangspunten en begrippen van de huidige campagnes tegen de vrijhandel lijken zich daar prima voor te lenen. Die zijn niet persé links en blijken zich zelfs erg gemakkelijk in te laten passen in het traditionele extreem-rechtse wereldbeeld.
Neem bijvoorbeeld het modieuze begrip "globalisering van de economie", dat bij de campagnes tegen het MAI zo'n centrale plaats krijgt toegewezen. Achter de term globalisering gaat het onterechte idee schuil dat het kapitalisme van oorsprong lokaal is, en pas recentelijk bezig is om zijn tentakels over de hele wereld te verspreiden. In werkelijkheid is het kapitalisme echter altijd al mondiaal geweest en heeft het zich alleen kunnen ontwikkelen via de uitbuiting van het zuiden.
Door die vermeende globalisering als hoofdprobleem aan te wijzen, maken de anti-MAI activisten ons denken ook rijp voor de ermee samenhangende logische consequentie: de strijd voor een lokale "eigen" economie, en in het verlengde daarvan voor de "eigen" staat en cultuur. Sommige bewegingen in de arm gemaakte landen, die strijden tegen het MAI, trekken precies die conclusie. Dat is gezien de omstandigheden daar misschien enigszins begrijpelijk, maar zeker niet progressief.
In de rijke landen kan het promoten van de strijd tegen de globalisering een voedingsbodem bieden aan extreem-rechts. In die hoek werd altijd al veel waarde gehecht aan een zelfvoorzienende economie. "Geen import van zaken die onze eigen mensen kunnen voortbrengen, zielsgraag willen voortbrengen, voortreffelijk kunnen voortbrengen. Want er is geen beter arbeider ter wereld dan de Nederlandse", meende Hylkema al.
Zestig jaar later schrijven de ideologen van Voorpost over de "mondiale globalisering van het Amerikaanse kapitalisme" en pleiten ze voor een "volkskapitalisme op grote schaal en werknemersparticipatie op kleine schaal", want dat zou de beste "garantie bieden voor het behoud van een eigen industrie".
In de eerste landelijke actiefolder schreef "MAI niet gezien!" dat het verdrag "enorme belemmeringen" zou opleggen aan staten om "zelf richting te geven aan hun economie". Maar volgens Rüter wil "de politieke elite niet langer leiden of beslissen: ze heeft haar macht verruild voor een onmachtige dienstbaarheid aan een economisch systeem dat omwille van haar mondiale hegemonie de specificatie "kapitalisme" overbodig maakt".
Het is opvallend dat zowel de anti-MAI activisten als de nieuw-rechtse ideoloog menen een scherp onderscheid aan te kunnen brengen tussen de staat en het economische systeem, het kapitalisme. Maar dat onderscheid is er in werkelijkheid niet. De moderne staat en het kapitalisme zijn samen ontstaan en veronderstellen elkaar. Staten scheppen de voorwaarden voor het voortdurend veranderende kapitalisme, en zijn juist daarom samen met het bedrijfsleven in de weer met verdragen als het MAI.
De anti-MAI activisten lopen met hun verzet tegen de "globalisering van de economie" het risico uiteindelijk ook te belanden bij pleidooien voor een sterkere staat. Nu al wordt in die kringen bijvoorbeeld soms bewonderend geschreven over de Maleise staat, die het kapitaal streng aan banden zou leggen. Maar Maleisië benadert in veel opzichten een moderne variant van de fascistische staat.
Productief versus speculatief kapitaal?
Voor links is de belangrijkste economische tegenstelling altijd die tussen kapitaal en arbeid geweest. Wanneer activisten termen als globalisering gaan benutten, neigen ze er daarentegen haast als vanzelf toe om te gaan denken in termen van het goede "lokale kapitaal" en het slechte "internationale kapitaal". Maar de productie en de handel zijn in werkelijkheid nauwelijks uit elkaar te trekken. En beide onderdelen van het kapitaal vermeerderen zich over de ruggen van de werkende mensen en via de plundering van de natuur.
Hét schrikbeeld dat regelmatig terugkeert bij de internationale campagnes is dat van het kleine plaatselijke bedrijf dat wordt weg geconcurreerd door een grote buitenlandse, liefst Amerikaanse, multinational. Veel activisten pleiten daarom ook voor investeringen in regionale bedrijven, of in sociale projecten die arbeidsplaatsen en positieve ontwikkelingen op gang zouden brengen. En die meer zekerheid zouden geven dan het "casino-kapitalisme", dat verantwoordelijk wordt gehouden voor de recente grote economische crises.
Dit denken sluit naadloos aan bij het traditionele extreem-rechtse denken. Voor Hylkema was er maar één werkelijke tegenstelling op het gebied van de economie, die tussen het "nationale, scheppende productieve kapitaal" en het "verwerpelijke internationale grootkapitaal". Extreem-rechts is nooit principieel tegen het kapitalisme geweest en ontkent traditioneel zelfs elke belangentegenstelling tussen het "nationale" kapitaal en de arbeiders. "Alsof fabrikant, werkbaas, spinner niet één belang hebben, het belang van een welvarend spinnersbedrijf", legde Hylkema al uit. Het ging er volgens hem juist om de "klassenhaat" te verminderen en de eenheid binnen "het volk" te vergroten.
Daartoe is het handig om een gezamenlijke vijand te hebben die verantwoordelijk gesteld kan worden voor de economische problemen, crises en onzekerheden die het kapitalisme altijd weer oplevert. Het "internationale kapitaal" kan in die behoefte voorzien. Ook de huidige nazi-ideologen begrijpen dat heel goed. "In plaats van het volk komt er een soort universele solidariteit tussen de rijkeren, de bedrijfsleiders, de industriëlen: op talloze internationale congressen bedisselen zij hun strategieën", aldus Voorpost.
Vaderlandsloos kapitaal
Eenmaal ideologisch afgesplitst kan het "verwerpelijke internationale kapitaal" gemakkelijk gekoppeld worden aan "de vijand", bijvoorbeeld een andere staat of een andere welomschreven groep mensen. Systeemkritiek kan zo uiteindelijk uitlopen op het waanidee dat een kleine groep vijandig gezinde mensen ons leven beheerst. Zulke denktrends zijn historisch gezien nauw verbonden met het antisemitisme.
Er is een diepgewortelde en voornamelijk Europese denktraditie waarbij steevast een ideologische verbinding wordt gelegd tussen "het internationale kapitaal", Amerika en "de joden". Het "internationale speculatiekapitaal" zou volgens die ideeën in handen zijn van joden die samenzweren om de wereld te overheersen. Dit "joodse kapitaal" zou vooral vanuit New York opereren.
Extreem-rechtse en nationalistische stromingen actualiseren dit denken al eeuwenlang steeds opnieuw. Ze roepen dan dat "het vaderland" of "Europa" bedreigd worden door - al naargelang het publiek - het "internationaal kapitaal", Amerikaanse multinationals of "de joden". Voor de achterliggende ideologie maakt dat niet uit.
Nu hoeft kritiek op vrijhandel vanzelfsprekend niet persé samen te gaan met antisemitisme, maar de twee sluiten wel naadloos op elkaar aan. De NSB van Hylkema was bijvoorbeeld in het begin van de jaren 30 niet tegen joden, maar legde via de kritieken op het "internationale kapitaal" wel alvast de ideologische basis voor het latere antisemitisme. Het bleek begin jaren 40 maar een kleine stap om in propagandapamfletten het woord "joods" voor "internationaal kapitaal" in te voegen. Wie het "internationaal kapitaal" ideologisch apart zet, is dus niet persé een antisemiet, maar de achterliggende redenering is wél potentieel antisemitisch. De geschiedenis laat zien hoe gemakkelijk het een tot het ander leidt.
Ook nieuw-rechts is niet gespeend van dit type antisemitisme. Rüter schreef bijvoorbeeld onlangs in een artikel over globalisering dat "wie over de kredieten heerst en ze regelt, de economische kringloop en de economische ontwikkeling beheerst." Het was beslist geen toeval dat hij daarbij de joodse Amschel Meyer van Rothschild citeert, die volgens hem gezegd zou hebben: "Geef mij de controle over de valuta, en het is mij gelijk wie de wetten maakt".
Bij de aanvang van de anti-MAI campagne in het najaar van 1997 werd er sterk de nadruk op gelegd dat het om geheime onderhandelingen ging, waarbij de aandacht al snel uitging naar de individuele topmannen. Er werd door de anti-MAI campagne gesproken over een "multinationale staatsgreep" en "een stille machtsovername". Dat was wat overdreven. De onderhandelingen rond het verdrag waren weliswaar grotendeels geheim, maar niet zo absoluut als wel werd gesuggereerd. Gedwongen door een ambtenaar die wat stukken lekte, werden de onderhandelingen kort na aanvang al wat meer openbaar.
Veel eigentijdse "samenzweringsdeskundigen" voelden zich aangetrokken tot de anti-MAI campagne. Ze hingen veelvuldig bij het secretariaat van de campagne aan de lijn. Dat hing wellicht samen met het lange artikel over het MAI dat hun internationale "vakblad" Nexus publiceerde. Het artikel was oorspronkelijk afkomstig uit linkse hoek. Nexus was overigens tot aan het begin van de jaren 90 openlijk antisemitisch, maar stelde zich daarna voorzichtiger op. De verhalen in het blad bleven echter in essentie hetzelfde.
Ook op bijeenkomsten kwamen "samenzweringsdeskundigen" af. In augustus 1998 wilde iemand op de internationale bijeenkomst "Globalisering en verzet" in Genève voorlezen uit het werk van de bekende Duitse antisemiet Van Helsing. De Nederlandse "samenzweringsdeskundige" Kühles kwam rond dezelfde tijd op de Nederlandse anti-MAI campagne af en zag kans gedurende enige tijd zijn antisemitische gif rond te spreiden in Leidse anarchistische kringen.
Liberalisme vervangt kapitalisme
Het nieuwe kernbegrip globalisering heeft inmiddels het gat gevuld dat achterbleef nadat een jaar of 10 geleden de kritiek op het kapitalisme uit de mode raakte. Halverwege de jaren 90 raakten in linkse kringen daarop eerst analyses rond het "neo-liberalisme" in zwang. Vooral de populaire opstand van de Mexicaanse Zapatista's heeft daaraan veel bijgedragen.
Maar het neo-liberalisme is niet hetzelfde als het kapitalisme. Het is veeleer de ideologie die gratis geleverd wordt bij de economische hervormingen van het kapitalisme, die sinds halverwege de jaren 70 van bovenaf doorgedrukt worden. Die hervormingen omvatten onder meer de flexibilisering van de arbeid, de privatisering van overheidsdiensten en de ontwikkeling van nieuwe industrieën rond de informatie- en de biotechnologie. Een onderdeel van deze ontwikkelingen is ook de trend naar meer internationale vrijhandel. Eind jaren 90 kwam juist dit laatste onderdeel centraal te staan bij onder meer de anti-MAI campagne.
Deze verschuivingen hangen vanzelfsprekend nauw samen met de verrechtsing en de groeiende onduidelijkheid van wat nu eigenlijk links is, en wat rechts. Politieke discussies vinden nauwelijks nog plaats, en dat speelt internationaal ook de anti-MAI campagnes parten. Het schort daarbij veelal ook aan historisch besef. Campagnes rond internationale solidariteit van een paar jaar terug zijn volkomen uit het bewustzijn verdwenen.
De meeste linkse groepen zijn zonder veel overleg aan de anti-MAI campagnes begonnen, opgejut door de apocalyptische verhalen over de "nieuwe wereldgrondwet". Het gebrek aan diepgaand inhoudelijk overleg heeft er ook voor gezorgd dat de activisten lange tijd door konden gaan op hetzelfde spoor zonder de nodige politieke richtingveranderingen.
Het razendsnel inkrimpen van de linkse actiebeweging het afgelopen decennium zorgde ervoor dat veel NGO's zich een opvallender rol konden gaan toeëigenen. Ook bij de internationale campagnes tegen het MAI is dat goed te zien. Helaas beperken NGO's hun kritiek over het algemeen strikt tot het neo-liberalisme en de vrijhandel. Het kapitalisme als geheel staat bij hen vrijwel nooit ter discussie. Daar hebben ze geen belang bij. Ze zijn zelf teveel onderdeel van het systeem, en hebben daarbij ook nogal wat baantjes te verliezen. Te linkse praat levert geen geld op.
Politieke discussies voeren ze dan ook niet graag. Liever overspoelen NGO-campagneprofessionals hun mede-activisten dagelijks met details over vrijhandel uit alle hoeken van de wereld. Wie geen beschikking heeft over e-mail of internet, krijgt al snel het gevoel niet serieus mee te kunnen doen in de campagnes. De NGO-informatie heeft daarbij voornamelijk betrekking op de situatie zoals die gezien wordt van bovenaf, door beleidsmakers. Gezichtspunten van onderaf worden veel minder gehoord. Maar het verschil wordt door de totale info-overkill op den duur zelfs door de meest ervaren activist nauwelijks meer waargenomen.
De linkse groepen in de campagnes zijn over het algemeen helaas te zwak om zelfstandig, zonder de NGO's, een brede linkse campagne van de grond te krijgen. De keuze om de kritiek dan maar te beperken tot de vrijhandel, en zo de steun van de NGO's niet in gevaar te brengen, is dan klaarblijkelijk snel gemaakt. Met als gevolg dat men een nationalistische ideologie verspreidt die eerder voor nieuw-rechts dan voor links een goede basis biedt voor verdere groei.
Bronnen: