De Fabel van de illegaal 38/39, april 2000

Auteur: Harry Westerink


De dorpspolitiek van het International Forum on Globalization

De Fabel van de illegaal is in juni 1999 gestopt met de deelname aan de internationale campagnes tegen het Multilateraal Akkoord over Investeringen (MAI) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Het zit De Fabel dwars dat in deze campagnes coalities worden gevormd tussen progressieve, nationalistische en op nieuw-rechtse standpunten georiënteerde organisaties. Het International Forum on Globalization (IFG) speelt als ideologische trendsetter een sleutelrol in de strijd tegen "globalisering" en "vrijhandel". Een van de bekendste IFG-leden is Edward Goldsmith, een ecologische ideoloog. Onderzoek van De Fabel wees eerder uit dat Goldsmith in nieuw-rechtse kringen actief is en oerconservatieve patriarchale opvattingen verkondigt. De Fabel neemt ditmaal allerlei andere IFG-leden onder de loep.

Het IFG is een netwerk van zo'n 60 activisten, onderzoekers en opiniemakers. Zij vertegenwoordigen 40 non-gouvernementele organisaties (NGO's) in 20 landen. Het in San Francisco gevestigde IFG, dat bestaat uit een dagelijks bestuur, een directieraad en tientallen leden, kwam voor het eerst bijeen in 1994, als gevolg van de strijd tegen het Noord-Amerikaanse vrijhandelsverdrag NAFTA. Het IFG wilde gaan werken aan een meer systematische analyse van wereldwijde problemen, want "een complete reorganisatie van de wereldeconomie en van politieke activiteiten was aan de gang, en tegelijk een mondiale machtsovername door multinationale ondernemingen en de internationale handelsbureaucratieën die zij hebben gevestigd" 1. Het IFG werd een invloedrijke elitaire denktank om strategieën te ontwikkelen tegen "het ongecontroleerde globale kapitaal".

Reactionair wereldbeeld

Radicaal-links streeft ernaar om het kapitalisme wereldwijd, dus in binnen- en buitenland, omver te werpen en te vervangen door een systeem dat niet is gericht op het maken van winst, maar op het bevredigen van behoeften. Staat en kapitaal worden daarbij beschouwd als twee handen op één buik; het heeft geen zin om partij te kiezen voor de een of voor de ander. Bevrijding is geen zaak van de elite, maar zal van onderop moeten komen.

Een belangrijk onderdeel van de politieke strategie van het IFG daarentegen houdt in dat staten meer macht moeten krijgen om het internationale kapitaal te beteugelen. Het IFG weigert in te zien dat de staat in wezen een loopjongen van het kapitaal is. Men stelt juist dat er in de loop van de geschiedenis staten zijn geweest die het kapitaal met succes onder de duim hebben weten te houden. Dergelijke staten "laten een hogere graad van stabiliteit zien, en zijn beter in staat om succesvol te handelen in het belang van hun eigen mogelijkheden en economische basis en in het belang van de bevolking". Volgens het IFG moeten staten dan ook "geen dictaten meer aanvaarden van verre bureaucratieën die hebben bewezen dat ze niet weten wat ze doen" 2.

Het IFG gaat uit van een verkorte en ideologisch afgesplitste kritiek op het kapitalisme: het "globale" kapitaal is de boosdoener, niet het "lokale" of "nationale". Het reactionaire mens- en wereldbeeld van IFG-leden kenmerkt zich verder door een verlangen naar de goeie ouwe tijd, door een sociobiologische terug naar de natuur-politiek, door een schrijnend gebrek aan anti-patriarchale stellingnamen en door een weerzin tegen welke vorm van technologie dan ook. Het IFG meet zich daarbij een imago aan van "niet links, niet rechts". Zo proberen IFG-leden zoveel mogelijk mensen voor het karretje van hun anti-globaliseringsdenken te spannen. Contacten en samenwerking met conservatieven en zelfs extreem-rechtsen gaan ze daarbij niet uit de weg, maar zoeken ze juist op. Want elke tegenstander van "vrijhandel" en "globalisering" beschouwen ze in beginsel als hun medestander.

Het is slecht voor je reputatie als je op een of andere manier in verband wordt gebracht met extreem-rechts. Dat geldt natuurlijk ook voor het IFG. Daarom verklaarde het IFG in juli 1999 dat men zich distantieerde van rechtse stromingen in de internationale anti-globaliseringsbeweging. Weliswaar namen IFG-leden deel aan discussies met rechtse organisaties, zo stelde men, maar dat moest niet opgevat worden als steun aan of collaboratie met racistische en fascistische ideologieën. 3 Wie de politieke handel en wandel van IFG-leden onderzoekt, moet wel tot de omgekeerde conclusie komen. Het IFG vormt juist het hart en het hoofd van de rechtse krachten in de anti-globaliseringsbeweging. Linkse organisaties doen er dan ook goed aan om zich juist van het IFG te distantiëren.

Malthusiaanse financieringsbron

"Natuurwetten", "de natuur" of "het natuurlijke" behoren niet te gelden als ordeningsprincipe van de economie en de rest van de menselijke samenleving. Elke analogie met "de natuur" die dient als argument voor een bepaald model van de samenleving, zoals het zogenaamde recht van de sterkste, moet worden afgewezen. Het kapitalisme kan gewoonweg niet opgevat worden als een levend organisme of als een ecologisch systeem. Radikaal-links wil een samenleving opbouwen op basis van principes als rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid, zonder zich daarbij te beroepen op "de natuur". Want in "de natuur" bestaan geen normen en waarden.

Binnen het IFG daarentegen zijn sociobiologische opvattingen gemeengoed. Om te beginnen blijkt dat uit de voornaamste financieringsbron van het IFG. Dat is de Foundation for Deep Ecology (FDE), een project van de Amerikaan Doug Tompkins. Tompkins begon in 1970 met het kledingbedrijf Esprit. Dat maakte hem schatrijk, mede dankzij zijn keiharde commerciële instelling. In 1972 sloot Esprit een fabriek in San Francisco nadat arbeiders daar een vakbond hadden opgezet. Tompkins werd paternalisme verweten, omdat hij de vakbond opvatte als uiting van ondankbaarheid. Esprit deed er maar liefst 10 jaar over om het achterstallige loon aan de arbeiders uit te betalen.

Eind jaren 80 besloot Tompkins Esprit de rug toe te keren. Hij was zich steeds meer gaan ergeren aan de grillen van de mode-industrie en de aangekweekte behoeftebevrediging van de consument. 4 Nadat hij zijn Esprit-aandelen had verkocht, zette hij met zijn goede vriend en reclamemaker Jerry Mander de FDE op. Sinds 1990 heeft de FDE voor tenminste 25 miljoen dollar subsidie gegeven aan NGO's over de hele wereld. Speerpunt van de FDE is de bestrijding van de ecologische crisis. Het subsidiebudget gaat naar projecten op het gebied van biodiversiteit, biologische landbouw, technologiekritiek en bevolkingspolitiek. Tompkins uitgesproken principes weerhouden hem er niet van om met de FDE aandelen te hebben in ondernemingen die juist promoten wat hij zegt te bestrijden: "economische globalisering". Hij heeft financiële belangen in buitenlandse banken en verzekerings-, telefoon- en televisiemaatschappijen. 5

Ideologisch sluit het FDE naadloos aan bij het gedachtegoed van Goldsmith en andere IFG-leden. De financiering van het IFG door het FDE is dan ook geen toeval. Het uitgangspunt van de FDE is de deep ecology-filosofie, "een nieuwe beweging van westerlingen die het heersende antropocentrische (op de mens gerichte) paradigma van de technologische samenleving verwerpt, ten gunste van een biocentrische ethiek en praktijk" 5. Dergelijke opvattingen leiden soms tot regelrechte mensenhaat. Dave Foreman bijvoorbeeld, een van de oprichters van de deep ecology-organisatie Earth First, verwelkomde de Ethiopische hongersnood als een natuurlijke methode om de groei van de wereldbevolking te beperken. Foreman is Tompkins' favoriete theoreticus. Tompkins subsidieerde Foremans Wildlands Project, bedoeld om grote delen van Noord-Amerika te ontvolken en de grizzly-beer meer ruimte te geven. Deze terugkeer naar de wildernis zou volgens de projectleden pas succes kunnen hebben, als de bevolking zou zijn teruggebracht tot tweederde van het huidige aantal mensen.

Ook uit de subsidiëring van andere projecten tegen bevolkingsgroei blijkt dat de FDE strikte Malthusiaanse uitgangspunten hanteert. Malthus beweerde eind achttiende eeuw dat de honger als gevolg van de toename van de wereldbevolking steeds meer zou toenemen. Hij wilde de honger afschaffen door een deel van de bevolking af te schaffen, de armen namelijk.

Kankercellen

Niet alleen de geldschieter van het IFG, maar ook de IFG-leden zelf hangen sociobiologische ideeën aan. Neem bijvoorbeeld David Korten, een invloedrijke ideoloog van het anti-globaliseringsdenken. Korten was student op de Harvard Business School en heeft bij de Wereldbank gewerkt. "Mijn politieke waarden waren conservatief." 6 Nu is Korten voorzitter van het Positive Futures Network en van het People-Centered Development Forum, dat ook afdelingen in Europa heeft. Zijn opvattingen worden breed gedragen in kringen van bij het IFG aangesloten NGO's. Daar worden Kortens boeken "When corporations rule the world" en "The post-corporate world" beschouwd als verplichte kost. "When corporations rule the world" werd voor een deel gefinancierd door Tompkins, wat geen wonder mag heten. Korten wil de wereldbevolking namelijk terugbrengen van 6 naar 2 miljard, overigens zonder duidelijk te maken hoe. 5

Volgens Korten bestaan er twee werkelijkheden. "De ene werkelijkheid, de wereld van het geld, wordt geleid door de regels van de overheden en de centrale banken en door de dynamiek van de financiële markten. De andere, de wereld van het leven, wordt geleid door natuurwetten." 7 Net als Edward Goldsmith heeft Korten een totalitair-ecologisch wereldbeeld. 8 "Het probleem is niet de markt op zich, maar meer specifiek het globale kapitalisme. Wat kanker is voor een gezond lichaam is het globale kapitalisme voor een gezonde markteconomie. Kanker komt voor wanneer genetische schade een cel doet vergeten dat het deel uitmaakt van een groter lichaam, waarvan de gezondheid essentieel voor zijn eigen overleven. De cel begint zijn eigen groei te zoeken zonder acht te slaan op de gevolgen voor het geheel, en vernietigt uiteindelijk het lichaam dat de cel voedt. Toen ik meer leerde over de ontwikkeling van kanker in het lichaam, ging ik beseffen dat het beeld van het globale kapitalisme als een kanker minder een metafoor is dan een klinische diagnose van een ziekte waaraan markteconomieën blootstaan door de afwezigheid van behoorlijk burgerlijk en bestuurlijk toezicht." 6

Met de beeldspraak van de "kankercellen" van het "globale kapitalisme" die het voorheen "gezonde geheel" ziek maken begeeft Korten zich op het hellende vlak in de richting van de ideologie van het fascisme. Het zijn van oudsher fascisten die hameren op een "zieke" samenleving die weer "gezond" gemaakt moet worden, en wel door een sterke man en een sterke staat.

Kleinschalig kapitalisme

Nogal wat linkse mensen hebben gemeend dat met het verdwijnen van de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid vanzelf ook de patriarchale verhoudingen zouden afsterven. De geschiedenis leert dat dit een sprookje is. Radicaal-links wil daarom niet alleen een omwenteling van de productieverhoudingen, maar van alle sociale machtsrelaties.

IFG-leden daarentegen fixeren zich op een heel andere tegenstelling, die tussen de "globale" en de "lokale" economie. Schaf de globale economie af, aldus Korten, en al het maatschappelijk onrecht zal als sneeuw voor de zon verdwijnen. Alleen lokale economieën zouden het fundament kunnen vormen van evenwichtige, democratische en ecologisch duurzame samenlevingen. "Van globaal naar lokaal", luidt dan ook de strijdkreet van het IFG.

Kortens ideale economie lijkt met zijn lokale markt van vraag en aanbod nog steeds op kapitalistische leest geschoeid. Daarom wordt er op digitale discussielijsten her en der gewaarschuwd voor zijn denkbeelden. "Sommigen die nu onze vrienden zijn, zullen gaandeweg onze tegenstanders worden, omdat zij "het bedrijf" neerzetten als de wortel van het kwaad, en niet de sociale verhoudingen waarvan bedrijven enkel één vorm zijn, enkel één deel. Neem David Korten, bijvoorbeeld, of zelfs een heleboel groenen, die een op kleinschalige gemeenschappen gebaseerd kapitalisme bedenken als een antwoord op de crisis van vandaag". 9

Voor Korten is het probleem "niet het bedrijfsleven of de markteconomie op zich, maar een vreselijk verdorven globaal economisch systeem dat zonder menselijke controle doordraait. De dynamiek van dit systeem is zo machtig en pervers dat het steeds moeilijker wordt voor de managers van bedrijven om te handelen in het algemeen belang, hoe hoogstaand hun morele waarden en verplichtingen ook zijn." 10

Zijn economie "bestaat voornamelijk, hoewel niet uitsluitend, uit familie-ondernemingen, kleinschalige coöperaties, firma's in eigendom van arbeiders, en buurt- en gemeenschapsondernemingen". 10 Wie een omwenteling wenst van de heersende eigendoms- en productieverhoudingen zal onherroepelijk de strijd aan moeten gaan met de staat en het kapitaal. Daar maakt Korten geen woorden aan vuil, want hij gelooft in een gezamenlijke bewustzijnsrevolutie van machtelozen en machthebbers.

De goeie ouwe tijd

Revolutie is per definitie gericht op de toekomst. Het is een vorm van zinloze romantiek om de goeie ouwe tijd te verheerlijken. Radicaal-links doet er goed aan om van vroegere strijdervaringen te leren zonder te willen terugkeren naar een mythisch verleden.

Vroeger was alles beter, mijmeren IFG-ers als Korten daarentegen, "rijk en arm deelden gezamenlijk een gevoel van nationaal en gemeenschapsbelang". 10 Korten en allerlei andere IFG-leden kijken nostalgisch om naar een fictief gouden tijdperk van lokale markteconomieën. Men beroept zich hierbij vaak op Adam Smith, de achttiende-eeuwse ideoloog van het liberalisme. Volgens Smith diende het kapitaal op een bepaalde plaats geworteld te zijn. Het lokale of nationale kapitaal zou namelijk altijd de gemeenschap ter plaatse dienen, in tegenstelling tot het internationale kapitaal. Dat zou over de hele wereld zwerven, zich nergens aarden en daardoor perverteren. Het is deze scheiding tussen het gezonde binnenlandse productiekapitaal en het vaderlandsloze buitenlandse speculatiekapitaal die ook nieuw-rechtse ideologen graag aanbrengen.

Nationale grenzen overschrijdende bedrijven zouden het ideaal van Smith in later tijden hebben verraden. Zij zouden een centraal geleide economie met monopolieposities in het leven hebben geroepen, die volgens Korten haaks staat op "een echte markteconomie" à la Smith. Zo'n economie zou enkel een markt van kleine kopers en verkopers kennen, met gelijke kansen, zonder publieke subsidies voor private winstmogelijkheden, en een sterke staat die regels oplegt om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. De staat zou een protectionistische politiek moeten voeren door kapitaal van buitenaf te weren.

Smiths ideale economie heeft nooit bestaan. Ook het vroege kapitalisme is steeds internationaal georiënteerd geweest. Het kapitaal stoorde zich nooit aan grenzen en was altijd op zoek naar nieuwe wingewesten en afzetmarkten. Korten probeert krampachtig om zijn mythische goeie ouwe tijd een plaats in de geschiedenis te geven. Hij zet zich af tegen het marxisme en tegen de vrijhandelsideologie door "een derde model" in te voeren: het democratisch pluralisme. Dat model zou in de decennia na de Tweede Wereldoorlog in de westerse landen "in volle bloei" hebben gestaan. Het zou gebaseerd zijn geweest op "een pragmatisch, niet-ideologisch en institutioneel evenwicht tussen de krachten van de overheid, de markt en de civiele samenleving". 11 Korten doelt hierbij op niets meer dan de sociaal-democratie die enige tijd met een door strijd van onderop afgedwongen verzorgingsstaat de scherpste kantjes van het kapitalisme wist af te vijlen, maar nu een steeds grimmiger neo-liberaal gezicht krijgt.

Korten beschouwt zichzelf als een "populist". In een toespraak bij de Alliance for democracy, die zegt op te komen voor de belangen van de "gewone werkende Amerikaan", zei Korten: "Het ware populisme verwerpt zowel een machtige overheid als de grote zakenwereld. Het is links noch rechts. Het is zowel progressief als conservatief." 12

Voor de Republikein Brian Derdowski vormde Korten de ideale persoon om de conservatieven in het rijke deel van Seattle te inspireren om deel te nemen aan de protesten tegen de WTO-top in november 1999. Derdowski merkte tijdens een brainstormingsbijeenkomst op dat Korten in staat zou moeten zijn om de achterban van de Republikeinen de straat op te krijgen en zich te mengen met de progressievere actievoerders. "Korten voldoet aan het beeld dat de conservatieven aanvaarden", aldus Maria Cain, medewerkster van Derdowski. 13

Onze klootzak

Strijd tegen nationalisme dient een integraal onderdeel te zijn van radicaal-links verzet. Door alleen maar de belangen te verdedigen van landgenoten belanden politieke organisaties bedoeld of onbedoeld in rechts vaarwater, ook al zijn die landgenoten "arm" te noemen. Linkse bevrijdingsstrijd moet een internationalistisch en zelfs anti-nationalistisch karakter hebben.

In de VS zijn, net als in Nederland, nationalistische gevoelens wijdverbreid. Een hoop Amerikaanse lobbyclubs zeggen op te komen voor "de gewone Amerikaan" die bedreigd wordt door de "globale" economie. Dat geldt ook voor Public Citizen (PC), een consumenten- en milieu-organisatie die in het IFG wordt vertegenwoordigd door Lori Wallach. PC werd in 1971 opgericht door Ralph Nader en heeft 150.000 leden. Men krijgt onder meer subsidie van de Ford Foundation. PC was een van de organisaties die in 1997 bekendheid gaven aan de concepttekst van het MAI-verdrag door die op de eigen website te plaatsen. PC speelt al jaren een voortrekkersrol in de internationale campagnes tegen het MAI en de WTO. In de Citizens Trade Campaign, een anti-globaliseringscoalitie van milieu-, vakbonds- en andere organisaties, neemt PC een dominante positie in.

Global Trade Watch (GTW) is de PC-afdeling die zich verzet tegen "onbeperkte globalisering" en "vrijhandel". In een analyse van het Noordamerikaanse vrijhandelsverdrag NAFTA wijst GTW op de gevaren die de VS van buitenaf bedreigen. Het NAFTA-verdrag zal volgens GTW namelijk leiden tot meer import van verontreinigde producten uit Mexico en van onzorgvuldig onderzocht vlees uit Canada. Zo maakt GTW zich onder leiding van directeur Mike Dolan schuldig aan chauvinistisch Amerikanisme.

PC-voorman Nader is als aanhanger van Adam Smith voor kapitalistische concurrentie, maar tegen monopolisering. Hij spreekt zich uit over twee thema's: de macht van grote bedrijven en de manier waarop geld de Amerikaanse democratie corrumpeert. Hij zwijgt echter categorisch over bijvoorbeeld het recht op abortus, op seksuele voorkeur en op migratie. "Ralph Nader mag eruit zien als een democraat, ruiken als een populist, en klinken als een socialist - maar diep van binnen is hij een bange kleinburgerlijke zedenmeester zonder politiek kompas, meer bezorgd over zijn eigen imago dan over de beweging die hij zegt te leiden: kortom, een opportunist, een liberale loonslaaf. En een onderkruiper", aldus de openhartige Tim Shorrock, die vroeger met Nader samenwerkte. 14

Ook anderen laten weten niet blij te zijn met de politiek van de PC-top, zoals een PC-medewerker die in het najaar van 1999 op het kantoor actief was dat de PC-leiding in Seattle had ingericht om de campagne tegen de WTO-top te coördineren. Zijn collega's op dat kantoor, "lokale mensen", waren volgens hem geen racisten, nationalisten of homohaters. Maar over de landelijke kopstukken van PC, waaronder Dolan die het Seattle-kantoor leidde, is de medewerker veel minder te spreken. "We ontdekten allemaal en op verschillende momenten dat PC achter de schermen zaken deed met Pat Buchanan en Jesse Helms en om diverse redenen besloten we om onze tijd op kantoor uit te zitten." De medewerker sprak de landelijke PC-leiding aan op de samenwerking met Buchanan en Helms. Buchanan en Helms zijn namelijk beruchte extreem-rechtse politici. Buchanan bagatelliseert de holocaust, is een fervent homo-, joden- en communistenhater en loopt te hoop tegen het in zijn ogen verderfelijke buitenlandse kapitaal dat de "gewone werkende Amerikaan" bedreigt. Buchanan zal waarschijnlijk aan de presidentsverkiezingen gaan deelnemen namens de Reform Party.

Dolan en andere PC-leiders bevestigden de samenwerking. Over Buchanan zei men: "Hij mag dan een klootzak zijn, maar hij is onze klootzak". Voor de medewerker was de maat toen vol: "Met dit niveau van politiek cynisme zouden we hebben samengewerkt met Hitler." De medewerker wil nooit meer voor de PC-leiders werken en is van plan om tegen iedereen "hun smerige geheimen" te vertellen. 15

Amerika eerst

Hoe verwant de opvattingen van Nader zijn met de "Amerika eerst"-ideeën van Buchanan, maakt Buchanan zelf duidelijk, in een artikel met de veelzeggende titel: "The millennium conflict: America first or world government". Hij onthult daarin dat Nader een paar jaar geleden de directies van 100 grote Amerikaanse bedrijven verzocht om loyaliteit te tonen aan "het land dat hen voedde, hen opbouwde, hen subsidieerde en hen verdedigde". Nader stelde voor om op de jaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen van die bedrijven een eerbetoon te brengen aan de Amerikaanse vlag. 16

Terwijl sommige Amerikaanse "populisten" nog afstand proberen te nemen van de xenofobie en het nationalisme van Buchanan, hemelt IFG-lid Mark Ritchie de coalitie met rechtse krachten juist op. Ritchie is directeur van het Amerikaanse Institute for Agriculture and Trade Policy, dat kleine boeren ondersteunt. "Van huis uit tegengestelde krachten, die politiek uiteenlopen van Ralph Nader tot Pat Buchanan, vinden een gemeenschappelijk belang op het gebied van handel", vindt Ritchie. De politieke verschillen tussen Nader en Buchanan zouden echter wel eens een stuk kleiner kunnen zijn dan de overeenkomsten. "Afgezien van Nader en Buchanan brengt de alliantie tegen GATT en NAFTA een breed spectrum bijeen van elementen die vroeger rechts en links zouden zijn genoemd. Die diversiteit aan meningen en bewegingen gaven de campagnes veel kracht." 17

Anderen daarentegen maken zich juist zorgen om dergelijke campagnes. Mark Swanson bijvoorbeeld roept activisten op om van PC en het IFG te eisen dat zij de samenwerking met extreem-rechtsen als Buchanan onmiddellijk stopzetten. Hij wijst erop dat Buchanan de enige presidentskandidaat is die zich keer op keer heeft uitgesproken tegen "globalisering". 18 Buchanan heeft de ruggensteun van een middenklasse van nationalistische witte boorden-arbeiders. Als bekendste politicus tegen "vrijhandel" hebben zijn persoon en zijn opvattingen tijdens de campagne tegen de WTO-top in de media een heleboel aandacht gekregen. Met zijn publieke optreden heeft Buchanan het debat over de Seattle-top steeds meer naar zijn hand weten te zetten en trekt hij nu volop profijt van de anti-WTO stemming in de VS. Hij is het die in een rechtser wordend maatschappelijk klimaat de macht en de mogelijkheden heeft om een overwinning te boeken, niet de progressieve activisten die om tactische redenen op bepaalde strijdterreinen met extreem-rechtsen en conservatieven samenwerken.

Geheimhouding over geldschieters

Journalist Ryan Lizza heeft de beerput van PC nog verder opengetrokken. Hij wilde wel eens weten wat er waar was van de geruchten in linkse kringen dat PC wordt gefinancierd door Roger Milliken, een miljardair en textielmagnaat die betrokken is geweest bij alle belangrijke conservatieve en extreem-rechtse stromingen en organisaties in de VS sinds de Tweede Wereldoorlog. Milliken financierde onder meer Barry Goldwater, Richard Nixon, Ronald Reagan, Newt Gingrich en Pat Buchanan. Omdat hij de middelen en de ervaring heeft om de complete infrastructuur van een rechtse politieke beweging uit de grond te stampen, dient Milliken beschouwd worden als een politiek uitermate gevaarlijk persoon.

Milliken is zó berucht dat NGO's in de VS koste wat het kost willen voorkomen om in het openbaar met hem in verband te worden gebracht. De reputatie van je organisatie is naar de haaien, als blijkt dat Milliken je geldschieter is. Toen Lizza bij PC-activist Dolan telefonisch navraag deed over de achtergronden van PC, moest Dolan het gesprek in opdracht van zijn bazin Lori Wallach, de belangrijkste PC-lobbyiste, plotseling afbreken. Hij mocht niet langer meer met Lizza praten. Geheimhouding over geldschieters blijkt het beleid te zijn. Zowel PC, Citizens Trade Campaign als Milliken geven hetzelfde antwoord op de vraag naar mogelijke financiële relaties: ze bevestigen noch ontkennen het.

Dergelijke relaties waren in de jaren 60 en 70 nog ondenkbaar. In het Koude oorlog-tijdperk voerde Milliken een hetze tegen communisten en vakbondsactivisten. Toen bestreed Milliken Nader nog, omdat Nader wees op misstanden in Millikens textielbedrijven. Vandaag de dag vormen protectionisme en nationalisme Millikens voornaamste inspiratiebronnen. In de anti-globaliseringsbeweging vindt de nog steeds extreem-conservatieve Milliken de laatste jaren volop medestanders. 19

Anti-Mexicaanse grappen

Jock Nash is Millikens lobbyist bij de Amerikaanse regering en brengt de aanhangers van Buchanan en Nader politiek nader tot elkaar. In 1993 organiseerde Nash strategiebijeenkomsten tegen het NAFTA-verdrag. Volgens de Wall Street Journal waren dergelijke sessies nogal xenofobisch van aard: men boycotte daar geïmporteerde wijn en maakte vervelende anti-Mexicaanse grappen.

In de jaren 90 is Nash op goede voet komen te staan met Wallach. Ze zijn politieke bondgenoten geworden. Toen het Canadese IFG-lid Maude Barlow in 1995 in Washington was, stuurde Wallach een man naar haar toe om haar met de auto op te halen. Barlow was verbaasd over de conservatieve praatjes van de man, die Nash bleek te zijn. "Ik dacht: wie is die man? Waarom brengt deze man me ergens heen?" Barlow wilde PC-leiders bezoeken en werd opgehaald door een haar volslagen onbekende lobbyist van Milliken. Dat toont aan hoe vertrouwd de PC-leiders en Millikens medewerkers met elkaar omgaan.

De aanhangers van Nader noemen de relatie met Milliken "een tactische alliantie". Maar sommigen in vakbondskringen beklagen zich erover dat de relatie niet enkel gaat over "tactiek", maar ook over een gemeenschappelijk wereldbeeld. "Wat is de positieve agenda van Lori Wallach en Ralph Nader voor de wereldeconomie?", vraagt een vakbondsleider zich af. "Die lijkt me niet zoveel te verschillen van de visie van Buchanan". 19

Politieke analfabeten

Terwijl sommige lobbyclubs in de VS een welhaast paranoïde achterdocht koesteren tegen het buitenlandse kapitaal, zijn Canadese anti-globaliseringsactivisten op hun beurt bang voor de import van Amerikaanse producten en voor Amerikaanse investeringen in Canada. Dezelfde Barlow die zich stoorde aan de praatjes van Nash, wakkert voortdurend Canadese nationalistische sentimenten aan. Barlow is voorzitter van de Council of Canadians (COC) en schreef samen met Tony Clarke het boek "MAI, the Multilateral Agreement on Investment and the threat to Canadian sovereignty". De meer dan 100.000 leden tellende COC verzet zich "met een kritische en progressieve stem" 20 tegen de uitverkoop van Canada aan het Amerikaanse bedrijfsleven. Volgens Barlow zijn Canadezen politieke analfabeten die nodig wakker geschud moeten worden, want "we lopen slaapwandelend naar een politiek systeem dat vreemd is aan onze cultuur en onze geschiedenis". 21 Alsof het kapitalisme geen deel uitmaakt van de Canadese samenleving.

De COC is erg bezorgd over de tanende macht van de Canadese staat. "Dezelfde mensen die geloven in een zwakke overheid en die het meeste hebben te winnen bij de vernietiging van de federale macht, bevorderen een agenda die ons als natie te gronde zal richten." Deze rechtse politici zouden door het afbreken van de staatsmacht het welzijn van de Canadese burger op het spel zetten. Dat zou on-Canadees zijn, want Canadezen zouden hun land graag zien als "sterk, zorgzaam en verenigd". 22 Voorstanders van "vrijhandel" bestrijden met een opgeklopt Canadees nationalisme, dat verstaat de COC onder "progressieve" politiek.

Nationalistisch anti-Amerikanisme

Barlow hangt een keynesiaans staatsmodel aan: "De afgelopen 60 jaar onderkent men overal dat overheden het recht en de verantwoordelijkheid hebben om te interveniëren op de markt met als doel om de economische rechten van hun burgers te verdedigen en beschermen, vooral tijdens recessies in het bedrijfsleven." Maar "in de jaren 60 werd het duidelijk dat de federale overheid en de provincies hun streven naar volledige werkgelegenheid niet langer konden handhaven zolang de Canadese economie gedomineerd zou worden door buitenlandse bedrijven."

De boosdoeners zijn voor haar Amerikaanse bedrijven die steeds meer investeren in Canada. "Canadezen zagen een toenemend deel van de welvaart van de natie het land verlaten om de zakken van buitenlandse investeerders te vullen." Barlow wil blijkbaar dat in de eerste plaats de zakken van binnenlandse investeerders worden gespekt. Ze beweert zich hierbij niet schuldig te maken aan anti-Amerikanisme: "het gaat niet om "het prachtige Canada", met zijn uitstekende reputatie op het gebied van milieu, tegenover "de vreselijke Verenigde Staten", met zijn inferieure reputatie en slechte multinationals". 23

Maar die woorden zijn weinig overtuigend in de context van haar betoog, want ze blijft keer op keer aanschoppen tegen haar buurland. "De interesse van de grote zakenwereld in onze scholen is symbolisch voor de veramerikanisering van het Canadese onderwijs". Canada zou steeds meer "Amerikaans individualisme", "schaamteloos ondernemerschap" en "concurrentiecultuur" overnemen. 24 "Overheden en volkeren over de hele wereld zijn in toenemende mate bezorgd over de globale culturele homogenisering waarbij de wereld wordt gedomineerd door Amerikaanse waarden en lifestyles, overgebracht door het massieve Amerikaanse entertainment-industriële complex." 25 Het is uiterst dubieus om uit te gaan van een soort volksaard van "de" Amerikanen of van een economisch systeem dat typisch een product van Amerikaanse bodem zou zijn.

Veel landen zien cultuur als hun rijkste erfgoed, aldus Barlow. Zonder dat erfgoed "hebben ze geen wortels, geschiedenis of ziel". Barlow spreekt van "de Canadese cultuur" die beschermd moet worden tegen "de Amerikaanse cultuur". Het is bijzonder schimmig wat die culturen inhouden, wat het verschil ertussen is en waarom "de Canadese cultuur" beter zou zijn dan "de Amerikaanse".

Boeddhistisch paradijs

Een heleboel religieuze en spirituele stromingen hebben een patriarchale grondslag. De scheiding tussen kerk en staat vormt een burgerlijke vrijheid die in Europa in de loop der eeuwen met bloed, zweet en tranen is veroverd. Het was een hele vooruitgang dat de almacht van de kerk en de paus werd afgebroken en de mensen vrijer en onafhankelijk konden gaan denken. Religie staat bevrijdingsstrijd vaak in de weg en moet dan ook minstens het nadeel van de twijfel krijgen.

Binnen het IFG krijgt religie juist veel positieve aandacht. Dat blijkt onder meer bij IFG-lid Helena Norberg-Hodge. Evenals een hoop andere IFG-ers heeft ook de boeddhiste Norberg-Hodge een regressief politiek verlangen naar een plaatselijk paradijs ergens op aarde, vroeger of nu. Al 30 jaar en op drie continenten strijdt deze Zweedse filosofe, lerares en activiste tegen het westerse vooruitgangsmodel dat wordt opgelegd aan "traditionele samenlevingen" en "lokale culturen". 26 Ze voerde in een coalitie van links en rechts campagne tegen de toetreding van Noorwegen tot de Europese Unie. Ze richtte in de Verenigde Staten de International Society for Ecology and Culture (ISEC) op, die campagne voert tegen "globalisering". En ze woont al jarenlang in Ladakh, een Himalaya-gebied in noord-India.

Een deel van dat Ladakh-district heeft een boeddhistische cultuur die sterk overeenkomt met het Tibet van de Dalai Lama. In haar in 20 talen vertaalde boek "Ancient futures" beschrijft Norberg-Hodge de ingrijpende veranderingen in het leven van de Ladakhi, nadat het westen het gebied vanaf 1975 in sneltreinvaart ging "ontwikkelen". "Het verhaal van Ladakh dient als inspiratiebron voor onze eigen toekomst. Het toont ons dat er een andere weg mogelijk is, en wijst op de eerste stappen in de richting van een vriendelijkere, zachtaardigere manier van leven", aldus de achterflap van het boek.

Volgens Norberg-Hodge is het westerse vooruitgangsmodel wereldwijd zo overheersend dat ideologische verschillen steeds onbelangrijker worden. "Grootschalige milieuvernietiging, inflatie en werkloosheid zijn de gevolgen van een techno-economische dynamiek die weinig van doen heeft met "rechtse" of "linkse" politiek. De wereld heeft slechts één ontwikkelingsmodel ervaren, gebaseerd op één type wetenschap en technologie. De daaruit volgende specialisatie en centralisatie heeft geleid tot een dramatische gedaanteverwisseling van het leven die de verschillen tussen kapitalisme en communisme overstijgt en overschaduwt."

Patriarchale sjamanen

Ondanks het strenge klimaat en de ruwe omgeving waren de Ladakhi eeuwenlang gelukkig en tevreden, schrijft de Dalai Lama in zijn voorwoord bij "Ancient futures". Iedereen had genoeg te eten, families en gemeenschappen waren sterk, de status van vrouwen was hoog, weet Norberg-Hodge te melden. Maar de Ladakhse samenleving die ze beschrijft, kenmerkt zich juist door een uitgesproken feodaal-patriarchale en religieus-fundamentalistische structuur. Norberg-Hodge erkent dat "traditionele culturen" verre van ideaal waren. "Er was een gebrek aan basiscomfort, zoals verwarming tijdens de ijskoude winters. Communicatie met de buitenwereld was beperkt. Er was veel analfabetisme; de kindersterfte was hoger en de levensverwachting was lager dan in het westen." Maar als je deze samenleving van binnenuit meemaakt, dan ga je er anders tegenaan kijken, aldus Norberg-Hodge.

Als boeddhiste en inwoonster van Ladakh heeft ze zich vergaand vereenzelvigd met de "lokale cultuur". Ze vindt het de normaalste zaak van de wereld dat sjamanen en astrologen een centrale plaats innemen in het leven van alledag. Zij bepalen bijvoorbeeld wanneer er gezaaid en geoogst moet worden, en wanneer er getrouwd moet worden, en met wie. Ziekten worden verholpen door in trance verkerende genezers die de moeder van een ziek kind in alle vrijheid kunnen toeroepen: "Jij hebt je slecht gedragen. Jij hebt geen eerbied getoond aan de geesten, jij hebt je niet aan hun ceremonieën gehouden en je hebt hen gestoord. Je moet daarmee stoppen of je kind zal niet beter worden." De macht van dergelijke religieuze leiders is vergelijkbaar met die van de pastoor en de dominee in vroeger tijden. De scheiding tussen kerk en staat, tussen geestelijke en wereldlijke macht, is in Ladakh volkomen afwezig.

Norberg-Hodge gaat uit van een soort bloed-en-bodemtheorie die gangbaar is bij verdedigers van "traditionele samenlevingen". "De Ladakhi horen bij hun plek op aarde. Ze zijn verbonden met die plek door innig dagelijks contact, door kennis van hun onmiddellijke omgeving met zijn veranderende seizoenen, behoeften en beperkingen. Ze zijn zich bewust van de levende samenhang waarin ze zichzelf bevinden. De bewegingen van de sterren, de zon en de maan zijn vertrouwde ritmes die hun dagelijkse activiteiten beïnvloeden." 27

Oudere broer

"Ongetwijfeld bekleden monniken een hogere plaats in de formele hiërarchie dan nonnen, toch speelt het evenwicht tussen man en vrouw een centrale rol in de boeddhistische leer." 27 Norberg-Hodges maakt er geen punt van dat vrouwen worden uitgesloten van de belangrijkere religieuze functies en rituelen. Enkel een man kan de Dalai Lama worden, de hoogste religieuze leider, ofwel de "god-koning", de "oceaan van wijsheid". Het uiteindelijke doel van de rituelen is om mannelijke religieuze leiders spiritueel in staat te stellen een androgyn wezen te worden, een wezen dat ook het vrouwelijke principe in zich heeft opgenomen. Dat wordt bedoeld met "het evenwicht tussen man en vrouw". Volgens de boeddhistische doctrine kunnen monniken met tantrische rituelen uiteindelijk de vrouw en het vrouwelijke overwinnen. Ze zouden dan heerser over het hele universum worden. Enkel hoog in de hiërarchie staande monniken mogen in zo'n wezen transcenderen, vrouwen niet. 28

"De rol van de kloosters in de Tibetaanse cultuur is de reden waarom mensen deze samenleving als feodaal omschreven. Eerst nam ik ook aan dat de relatie tussen de kloosters en de rest van de bevolking op uitbuiting was gebaseerd. Sommige kloosters bezitten een hoop land, waarop het hele dorp werkt. Er zijn ook boeren die, als aanvulling op hun eigen land, land van de kloosters verbouwen in ruil voor een deel van de opbrengst", aldus Norberg-Hodge. Maar volgens haar bieden de kloosters ook "echte economische voordelen" in de vorm van "sociale zekerheid". "Als een familie te veel monden heeft om te voeden, dan wordt een aantal zonen - meestal de jongere - monnik." Norberg-Hodge spreekt lovend over "het proces van geven en nemen tussen het klooster en het dorp". Maar in feite beschikken de boeddhistische kloosters over een enorme wereldlijke rijkdom en geestelijke macht, waarmee ze de dorpelingen naar hun hand kunnen zetten.

In de Ladakhse samenleving komt het voor dat een vrouw meerdere mannen heeft. Een vrouw kan bijvoorbeeld getrouwd zijn met twee broers. De vrouw spreekt beide mannen aan als "oudere broer". De oudste broer is het hoofd en de politieke vertegenwoordiger van de huishouding. "Hij is "de baas", maar de hiërarchie is niet erg star", aldus Norberg-Hodge. De oudste zoon erft het land van de familie. Dat beheert hij, maar bezit hij niet. Privé-eigendom en verkoop van land is namelijk onbekend in Ladakh. Als er in de familie geen zonen zijn, dan pas mag de oudste dochter het land beheren. Een klassieke feodaal-patriarchale maatschappijstructuur waartegen Norberg-Hodge geen stelling neemt. 27

Technofobie

Al sinds mensenheugenis maakt de mens gebruik van technologie. Vuursteen en wiel maakten het leven een stuk aangenamer. In een kapitalistische en hiërarchisch ingerichte samenleving staat technologie in dienst van winstbejag en beheersingsdrang. Maar technologie kan ook verzet en bevrijding ondersteunen en ingezet worden bij het streven naar rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid.

In IFG-kringen neemt de kritiek op moderne technologie nogal eens de vorm aan van op hol geslagen technofobie. Zeer sterk komt dat tot uiting bij IFG-er Jerry Mander, onder meer in zijn boeken "Four arguments for the elimination of television" en "In the absence of the sacred". Behalve reclamemaker is Mander ook activist bij de nogal conservatieve milieu-organisatie Sierra Club geweest. Sinds 1980 is hij medewerker van het Public Media Center, dat campagnes verzorgt voor non-profitorganisaties.

Mander meent dat technologie een allesoverheersende stempel op onze samenleving drukt. Technologie zou ons bewustzijn binnendringen en elke nieuwe generatie verder scheiden van de natuur door ons op te sluiten in een puur technische omgeving. Auto's, telefoons, TV's en computers zouden allemaal een onderdeel zijn van een dwaze "megatechnologie" die de hulpbronnen van de wereld aan het vernietigen is en de mensen tot robotten maakt. Mander gaat er dan ook prat op dat hij enkel "een oude IBM-typmachine" gebruikt. 29

Volgens Mander leidt moderne technologie tot de "grootste achteruitgang" van de democratie in de geschiedenis. Hij spreekt zelfs van een "samenzwering van technische structuren". Ook "het recentelijk geherstructureerde economische systeem" beschouwt hij als "een vorm van techniek". Die zou speciaal ontworpen zijn om het verzet te overwinnen tegen de "megatechnologische homogeniseringsdrift". 30 Mander denkt dat de "megatechnologie" de wereldproblemen veroorzaakt, maar daarmee zet hij de boel op z'n kop. Het zijn juist de kapitalistische en patriarchale machtsverhoudingen die aan de basis staan van mens- en milieuvernietigende technologie. In de eerste plaats moeten die machtsverhoudingen verdwijnen. Pas in een bevrijde samenleving zal technologische vernieuwing in dienst van mens en milieu kunnen staan.

Evenals Korten kijkt Mander weemoedig om naar het leven van vorige generaties, dat nog niet verpest zou zijn geweest door consumentisme en technologie. Zijn technofobie vloeit voort uit zijn middenklassepositie. Hij hoeft geen vuile handen te maken en heeft dan ook geen hulpmiddelen nodig. Maar in de loop van de geschiedenis hebben allerlei vormen van technologie het menselijk bestaan een stuk minder zwaar gemaakt.

Op voet van oorlog

Overal ter wereld, op congressen en vergaderingen, schriftelijk en digitaal, verkondigen IFG-leden hun boodschap: we moeten terug naar het dorp, terug naar de natuur, terug naar het leven van vroeger. De dorpspolitiek van het IFG is eenvoudig: hou het klein, trek je terug, laat de tijd herleven toen iedereen gelukkig was en zijn plaats kende, toen de gemeenschap zekerheid en veiligheid bood.

Er is echter één probleem: die tijd en dat leven zijn er nooit geweest en zullen dus ook nooit terugkeren. Strijd voor een samenleving zonder uitbuiting en onderdrukking staat op voet van oorlog met de reactionaire nostalgie naar de goeie ouwe tijd. Want die tijd ging net als nu zwaar gebukt onder het juk van kapitalistische, patriarchale en feodale verhoudingen.

Noten:

Terug