De Fabel van de illegaal 42, november/december 2000
Auteur: Harry Westerink
Op 11 november 1999 vluchtte de 23-jarige Iraanse studente A.H. naar Nederland. Binnen enkele dagen wees justitie haar asielaanvraag af, op basis van een schandalig oppervlakkig onderzoek naar haar vluchtverhaal. Ze werd opgesloten in het zogeheten Grenshospitium in Amsterdam. Daar zitten uitgeprocedeerde vluchtelingen in afwachting van hun uitzetting vaak maandenlang vast.
Een jaar later zit H. daar nog steeds. Justitie probeerde haar in september diverse keren te deporteren, maar dat mislukte telkens. In het vliegtuig dat H. zou uitzetten, verzette ze zich zo hevig dat de piloot haar niet wilde meenemen. Hoewel ze aan handen en voeten was geboeid en door de politie bont en blauw werd geslagen, ging de deportatie wegens haar voortdurende verzet toch niet door. In oktober probeerde justitie het opnieuw, maar men werd daarbij gedwarsboomd door de vluchtelingenorganisatie PRIME. De acties van PRIME leidden tot publiciteit, Kamervragen van de SP-fractie en een bezoek van GroenLinks-Kamerlid Farah Karimi aan H. in de gevangenis. De laatste tijd heeft PRIME veel klachten ontvangen over de gewelddadige manier waarop mensen via Schiphol worden gedeporteerd.
Dichtnaaien
In een brief aan PRIME beschrijft H. haar ervaringen in het Grenshospitium. "Ik was getuige van de geleidelijke geestelijke en lichamelijke achteruitgang van mijn medegevangenen. Hun enige delict was dat ze hun hand hebben uitgestoken naar Nederland voor hulp. Ze kwamen echter in deze gevangenis terecht onder zulke onmenselijke en gekmakende omstandigheden, dat sommigen geprobeerd hebben zelfmoord te plegen, anderen hun mond dichtgenaaid hebben en dat zwangere vrouwen gedroomd hebben geen levend kind ter wereld te brengen. Als iemand tegen zoveel onrecht durft te protesteren, dan wordt hij in de isoleercel opgesloten. Het lijkt paradoxaal, maar soms willen mensen zelfs in de isoleercel om de ellende van de gevangenis even niet te zien."
In augustus en september gingen in het Grenshospitium ongeveer 20 vluchtelingen in hongerstaking, waaronder H. "Ons leven hier lijkt op het langzaam leegdrinken van een gifbeker." H. heeft de asielprocedure ervaren als "een geplande geestelijke marteling", waarbij vluchtelingen soms 18 uur achter elkaar worden ondervraagd. Afgewezen vluchtelingen moeten ten opzichte van hun bewakers in de gevangenis voortdurend proberen te bewijzen dat ze "nog steeds een mens zijn en menswaardig behandeld moeten worden".
Net als haar medegevangenen kreeg ook H. geestelijke problemen. "Soms wil ik zelfmoord plegen, soms straf ik mezelf fysiek door mijn tanden heel hard op elkaar te slaan, soms krijg ik voor langere periode enorme hoofdpijn en ga ik 's avonds slapen met kalmerende middelen en heb ik vreselijke nachtmerries. Soms voel ik serieus dat dit de laatste momenten van mijn leven zijn en dat ik al mijn dromen mee zal nemen naar mijn graf."
Beulen
H. was in Iran actief in de studentenbeweging die strijdt tegen het repressieve fundamentalistische regime. In juli 1999 protesteerden studenten tegen het verschijningsverbod van een krant die berichtte over de moord op Iraanse schrijvers. Het regime drukte de protesten de kop in en ging over tot massale arrestaties, verdwijningen en veroordelingen, waaronder de doodstraf. Terwijl de studenten werden vervolgd, gingen de Hezbollah-fundamentalisten vrijuit die de protesten in een bloedbad deden eindigen. Sinds april heeft het regime 25 hervormingsgezinde kranten en tijdschriften het zwijgen opgelegd en tientallen schrijvers en politieke activisten gevangengezet.
De Nederlandse staat dreigt H. aan haar beulen over te leveren. PRIME stelt de Nederlandse staat er medeverantwoordelijk voor wanneer zij na de uitzetting door het regime wordt vervolgd. Al geruime tijd doet justitie niet meer aan "monitoring" van naar Iran uitgezette vluchtelingen. Wat niet weet, wat niet deert, lijkt het motto van justitie te zijn.