De Fabel van de illegaal 48, najaar 2001

Auteur: Harry Westerink


(Dwarsligger)

Waar gehakt wordt

Er is een medewerkster bij Sociale Zaken
die zich heeft gebogen over de aanvraag van een uitkering
voor een illegaal gemaakte man die welhaast is opgeslokt
door het veelkoppige monster van de administratieve apartheid.
De medewerkster zegt tegen mensen
die illegaal gemaakte mensen ondersteunen,
dat "meneer in principe recht heeft op een uitkering,
maar dan moet hij zich ook nog laten inschrijven in het bevolkingsregister".
Maar "meneer" blijkt zich daar niet te kunnen inschrijven
en misschien is het goede nieuws
alleen maar een mooie droom geweest.

Een man met voldoende aanzien en poeha eist
dat Sociale Zaken de illegaal gemaakte man niet alleen een recht
op uitkering geeft, maar ook die uitkering zelf, geld dus,
want "meneer" is dakloos en heeft geen rooie cent
en van rechten alleen kun je niet leven, nietwaar?
En daarom verklaart de medewerkster van Sociale Zaken
dat "meneer" een voorschot op zijn uitkering kan krijgen,
en wel deze week nog,
en daartoe dient "betrokkene" een afspraak met haar te maken.
En de man met meer aanzien geeft dit door aan de anderen
die de illegaal gemaakte man ondersteunen.
En zij ervaren weer eens hoe het gaat:
mannen met meer aanzien en poeha krijgen meer gedaan dan zij zelf,
al was het alleen maar omdat het gaat om mannen
met meer aanzien en poeha.

Er is een medewerkster van Sociale Zaken
die een illegaal gemaakte vrouw weet wijs te maken
dat ze eerst haar huis in Marokko moet opeten,
voordat ze in aanmerking kan komen voor een bijstandsuitkering.
"Nu heeft u namelijk nog eigen vermogen om van rond te komen."
En de illegaal gemaakte vrouw verklaart
met de stelligheid die alleen radeloze mensen kennen:
"Maar ik heb helemaal geen huis in Marokko.
Dat is een misverstand, het huis is van mijn broer",
waarna de medewerkster de aanvraag niet in behandeling neemt,
want regels zijn regels en macht is macht
en zij en zij alleen weet zeker dat "mevrouw" een huis heeft in Marokko.
En de mensen die haar ondersteunen,
verzoeken de medewerkster om met bewijzen te komen over dat huis
en de medewerkster verwijst naar de wethouder
die hoog en droog bestuurder zit te zijn.
En ze krijgen te maken met andere staatsdienaren
die van toeten noch blazen weten
omdat die en die collega met vakantie is
of omdat die of die de vervanger is
van die of die collega
die ook niet precies weet waar het over gaat,
maar de wethouder is ermee bezig
en het is in bespreking en zeker ook in overleg
met alle betrokkenen, behalve dan met de meest betrokkene,
"mevrouw" in kwestie.

Maar men zegt dan toch toe om het bewijs voor dat huis in Marokko
binnen 2 of 3 of 7 dagen boven tafel te krijgen
en de mensen die "mevrouw" ondersteunen,
zullen zeker worden teruggebeld,
misschien vanmiddag al, anders waarschijnlijk morgen.
De ondersteuners weten wel beter,
want het was in deze zaak al 139 keer voorgekomen
dat deze en gene ambtenaar toezegde zeker terug te zullen bellen,
maar dat altijd naliet
en "mevrouw" met een kluitje in het riet stuurde.
En het bewijs van het huis komt natuurlijk niet boven tafel
en de zaak lijkt onder het vloerkleed geveegd te worden.
Wat er wel komt, dat is een verklaring van onvermogen,
een bewijs van armoede
dat de illegaal gemaakte vrouw in Marokko heeft aangevraagd
en toegezonden gekregen,
zodat nu officieel vaststaat dat "mevrouw" daar geen eigen vermogen heeft.
En ook hier niet, maar dat mag geen reden zijn
om meer haast met de zaak te maken.
Want de medewerker van de wethouder verklaart
dat hij wacht op antwoord van Sociale Zaken
en Sociale Zaken deelt mee dat de zaak is doorgegeven aan de wethouder.

Er is een Sociale Zaken-medewerkster en er zijn andere ambtenaren
die ook maar mensen zijn die fouten maken
en waar gehakt wordt vallen spaanders
in het oog van illegaal gemaakte mensen.

Terug