De Fabel van de illegaal 48, najaar 2001
Auteur: Ellen de Waard
Het lijkt een mooie uitweg, een eigen woonruimte zoeken als je het leven in een overvol asielzoekerscentrum (azc) ondraaglijk vindt. Maar de vele rompslomp, de discriminatie en de uitbuiting die bij het zelf zorg arrangement (zza) horen, doen het enthousiasme van menig vluchteling snel bekoelen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) sprak al direct van een zoek-het-zelf-maar-uit-arrangement. Men vreesde dat vluchtelingen ten prooi zouden vallen aan malafide huisjesmelkers. Die vrees is bewaarheid: vluchtelingen belanden tegen woekerprijzen in woonruimten die met veel te veel mensen gedeeld moeten worden. Het onderhoud aan die woningen laat vaak flink te wensen over. Bij de sporadische controles door gemeenten worden huisjesmelkers beboet. In de grote steden worden zulke panden nogal eens ontruimd. Zelfs minderjarige vluchtelingen komen soms in zulke schandalige situaties terecht, omdat de voogdij-instelling De Opbouw ook in zee gaat met huisjesmelkers.
Ontsnappingsroute
De zza werd in 1998 als noodmaatregel van kracht, om de druk op de asielzoekerscentra te verminderen. Dat tot grote opluchting van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Men sprak van een tijdelijke regeling, vanuit het idee dat het aantal vluchtelingen in de azc's flink zou afnemen als gevolg van de verscherpingen bij het toelatings- en uitzettingsbeleid. Dat ging niet op en daarom is de regeling inmiddels al enkele keren verlengd. Nu rekent men op de nieuwe Vreemdelingenwet die de asielprocedure tot een 1 jaar zou moeten beperken en dus ook het verblijf van vluchtelingen in de azc's. Op de kritiek van de VNG antwoordde de staatssecretaris van Justitie dat men de maatregel wel wil opheffen als de gemeenten 10.000 woningen beschikbaar stellen. De gemeenten komen echter niet verder dan de helft. Er maken nu 11.500 vluchtelingen gebruik van het zza.
Veel vluchtelingen zijn blij als ze het azc mogen verlaten, want het is er vaak te druk, er worden allerlei regels opgelegd, er is weinig privacy en er zijn veel spanningen. Voor veel vluchtelingen betekent het zza dus op zich een enorme vooruitgang. Ze zijn vrij om te doen en laten wat ze willen, kunnen hun eigen vrienden en huisgenoten kiezen, en maken makkelijker contact met de rest van de samenleving.
Rompslomp
In de praktijk valt de regeling voor veel vluchtelingen echter vies tegen. Alleenstaanden krijgen voor de huur maar een bijdrage van 400 gulden en gezinnen maximaal 800. Daarmee is op de particuliere kamer- en huizenmarkt nauwelijks acceptabele woonruimte te huren. Wie in onderhuur wil bij familie of vrienden, krijgt te maken met andere problemen. Wanneer die familie of vrienden een bijstandsuitkering hebben, verliezen ze door onderverhuur namelijk een hoger bedrag aan huursubsidie en woonkostentoeslag dan ze binnenkrijgen aan huur van de vluchteling. Daarbij krijgen ze te maken met een financiële en administratieve rompslomp, en ook een verlies aan privacy. Illegaal onderverhuren is onmogelijk, omdat vluchtelingen de zza-bijdrage alleen ontvangen als ze zich hebben ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie.
Wassenaarse adel
Zza-ers die zich op de particuliere huizenmarkt moeten redden, krijgen te maken met discriminatie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het relaas van een alleenstaande Leidse vluchtelinge, die graag gebruik wilde maken van de zza-regeling om de seksuele intimidaties te ontlopen van de mannen in het azc. Ze kon niet bij kennissen terecht omdat die een bijstandsuitkering hadden en de financiële consequenties te groot waren. De vrouw kreeg enkele flats in onderhuur aangeboden. Maar ze durfde die niet aan te nemen omdat de mannelijke verhuurders haar niet toestonden een nieuw slot op de deur te zetten. Ze vreesde weer seksueel lastig gevallen te zullen worden. Andere verhuurders weigerden haar wanneer ze door kregen dat het om een vluchteling ging.
Uiteindelijk leek ze geluk te hebben. In een dure villawijk in Wassenaar was een deftige bejaarde vrouw die thuis kamers verhuurde. Bij de eerste kennismaking werd haar gevraagd of ze er bezwaar tegen zou hebben om elke morgen een kopje thee voor de oude vrouw te maken. Dit vond ze geen probleem, want ze had respect voor ouderen. Ze moest tot 4 keer toe terugkomen voor een vervolggesprek, zonder dat haar enige zekerheid gegeven werd of zij de kamer kon huren. Bij elk gesprek zat er weer een tweede of derde persoon bij die steeds verdergaande vragen over haar achtergrond en privé-leven stelde. Men bleek ook veel meer "hulp" in gedachten te hebben dan een enkel kopje thee. Haar bekroop het gevoel dat ze getest werd om een intern wonende huishoudster te worden. Gevraagd werd of ze de vrouw af en toe met de auto ergens heen kon brengen, of ze kon helpen in de huishouding, en of ze boodschappen wilde doen. Er zou een vergoeding tegenover staan, dat wel. De vrouw voelde zich diep vernederd en zag uiteindelijk van de kamer af.