De Fabel van de illegaal 57, maart/april 2003
Auteur: Harry Westerink
Afrekenen met het onrecht
Omar Adli werd in 1971 met 200 andere Marokkanen door ronselaars geselecteerd voor arbeid in Brabantse bedrijven. Hij behoorde tot "de gastarbeiders" die op uitnodiging van de Nederlandse overheid zwaar en vuil werk kwamen opknappen. Adli was eerst productiemedewerker in een munitiefabriek in Den Bosch. Daarna werkte hij in de perserij van een metaalbedrijf in Boxtel. Adli zegt dat hij "van de zenuwen" heel snel werkte. "Ik wilde het zo goed mogelijk doen." Hij sliep slecht, en op een dag viel hij flauw. Toen werd hij inpakker en tilde hij de hele dag dozen. "U hebt artrose", zei de arts die hem onderzocht omdat hij pijn had in zijn heupen en benen. Hij kreeg een WAO-uitkering en de arts raadde hem aan om vanwege de warmte naar Marokko te gaan. Hij ging daarom terug en zijn uitkering mocht hij houden.
In de jaren 90 verscherpte de Nederlandse overheid de regels voor arbeidsongeschikten. Adli werd tot zijn verbazing arbeidsgeschikt verklaard. Zijn uitkering werd stopgezet en hij moest op zoek naar "passende werkzaamheden". In de loop der jaren had hij echter steeds meer last gekregen van de slijtage aan zijn gewrichten. Bovendien was er helemaal geen "passend werk" in Marokko. Zelfs veel mensen met een hoge opleiding zijn daar werkloos. Adli kwam in geldnood.
Adli moest noodgedwongen naar Nederland om bezwaar te maken. Met hulp van De Fabel van de illegaal probeerde hij de voor hem zo rampzalige beslissing teruggedraaid te krijgen. Door een andere arts werd namelijk vastgesteld dat hij wel degelijk arbeidsongeschikt is. Adli vroeg ook een verblijfsvergunning aan. Er volgde een jarenlange slopende gang door de bureaucratie van allerlei overheidsinstellingen. Ook al was Adli vroeger legaal in Nederland, nu kreeg hij geen verblijfsvergunning. Hij moest als zieke illegaal opboksen tegen de macht van ambtenaren en rechters. Volgens zijn psychiater leed hij aan ernstige depressie en paniekstoornissen. Adli zou nog minstens 5 jaar bij hem onder behandeling moeten blijven. "Hij moet komen tot psychologische verwerking van het hem aangedane onrecht", aldus de psychiater.
Keer op keer hebben Adli en De Fabel aan de gemeente Leiden gevraagd om Adli te helpen. De gemeente geeft aan sommige illegalen in "schrijnende omstandigheden" een uitkering, maar niet aan Adli. Een zieke man die grote moeite heeft met lopen, die geestelijk helemaal op is, die overal moet bedelen, die zich op verzoek van de Nederlandse overheid heeft afgebeuld voor Nederlandse bedrijven en die volgens dezelfde overheid toch nergens meer aanspraak op kan maken. Adli begrijpt niet waarom de gemeente dat niet "schrijnend" vindt. Met de moed der wanhoop zet hij zijn strijd voort.