De Fabel van de illegaal 60/61, najaar 2003
Auteur: Eric Krebbers
Columnist Paul Frentrop schopt tegen islam en democratie
"Ik heb me altijd voorgenomen om naarmate ik ouder werd, niet ook rechtser te worden", schreef opiniemaker Paul Frentrop. Dat is hem duidelijk niet gelukt. De droogkomische en ironische columns van de econoom in FEM/De Week waren weliswaar altijd al enorm rechts, maar sinds 11 september 2001 lijken bij Frentrop alle stoppen doorgeslagen. Naast zijn wekelijkse lofrede op het aandeelhouderskapitalisme ging hij humorloze, racistische schotschriften produceren voor HP/De Tijd en Trouw.
De 49-jarige Frentrop was tot 1997 bedrijfssecretaris bij de handelsbank MeesPierson. Sinds 1998 heeft hij zijn eigen bedrijf Dutch Corporate Governance Services, dat inmiddels onderdeel uitmaakt van het Belgische Deminor. "Corporate governance" draait volgens Frentrop "om de vraag hoe beleggers kunnen voorkomen dat managers er met hun centen vandoor gaan".1 In 2002 promoveerde hij daar ook op met zijn dissertatie "Ondernemingen en hun aandeelhouders sinds de VOC". Net als in zijn columns bekijkt Frentrop daarin de VOC uitsluitend vanuit het perspectief van de economische bedrijfsvoering. Dat het om een gewelddadige roversbende ging, wil hij eenvoudigweg niet waarnemen. En zo kijkt hij ook naar het huidige kapitalisme. "Fatsoen is de basis van de economie", beweert hij doodleuk. "Zaken doen en fatsoen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden." De fatsoenlijkste bedrijven zouden volgens Frentrop het meest succesvol zijn. In werkelijkheid zijn juist die bedrijven het meest succesvol die de meeste arbeid uit hun werknemers weten te persen tegen zo laag mogelijke lonen, en die het meest kosteneffectief de natuur weten te plunderen op zoek naar hulpbronnen. Maar volgens Frentrop betekent fatsoenlijkheid winst, en daarom moeten aandeelhouders en beleggers grote bedrijven dwingen om fatsoenlijk te zijn, en om zich geen overdreven topsalarissen afhandig te laten maken door hun managers.2 Die controle is volgens hem "van cruciaal belang voor het voortbestaan van de huidige economische orde". 3
Frentrop schrijft altijd vanuit de belangen van kapitaalbezitters. In plaats van de werklozen, zo schreef hij eens ironisch, zouden eigenlijk beleggers een uitkering moeten krijgen. "Alle één miljoen private aandeelhouders in Nederland verkeren in een onzekere positie. Die mensen zouden eigenlijk een vast salaris moeten krijgen, een soort basisloon." Met loonarbeiders heeft Frentrop sowieso niet veel op. Eerder pleitte hij al voor de afschaffing van de ontslagbescherming, want dat is volgens hem "veruit Nederlands grootste handicap" in de kapitalistische concurrentiestrijd. Maar daartoe zou eerst de vermeende "dominantie van de vakbonden" eens doorbroken moeten worden door "een Nederlandse Thatcher".
Libertariër
Frentrop is een fervent aanhanger van de kapitalistische ideologie. En hoewel die in werkelijkheid pas 200 jaar oud is, meent Frentrop dat het kapitalisme een soort natuurtoestand is: "Volgens mij is een vrije markt niet iets waarin je gelooft. De vrije markt is de manier waarop mensen met elkaar omgaan als ze zelf mogen beslissen wat ze willen doen en over voldoende informatie beschikken om verstandige afwegingen te maken. Wie zich 'tegenstander' noemt van de vrije markt, die heeft een ideologie." Links heeft volgens hem ongelijk "omdat de achterliggende aanname was dat armoede een gevolg is van de oneerlijke verdeling van rijkdom in de wereld". Thomas Malthus zou twee eeuwen geleden al hebben aangetoond dat die aanname niet klopt. Maar beweerde Malthus destijds niet dat armoede veroorzaakt werd door bevolkingsgroei, en dus het beste aangepakt kon worden door het massaal vergiftigen van de armen? "Je lost armoede niet op door rijkdom te verdelen", meent Frentrop te weten. "Wel helpt het als je mensen de vrijheid laat om zelf hun brood te verdienen en dat vervolgens niet via belastingheffing afpakt."
Belastingheffing, daar moet Frentrop met zijn libertarische inborst vanzelfsprekend niets van hebben. Hij vergelijkt staten met roversbenden, alleen "heet het verzamelen van de buit geen roven meer maar belasting heffen". Het liefst zou hij staten afschaffen. "Waarom richt de Nederlandse overheid zich niet op z'n kernactiviteiten en sluiten we de rest?", zo vraagt hij zich af. "Marktkrachten blijken veel beter in staat de gewenste economische doeleinden te bereiken dan overheidsmaatregelen en planning." Voor hem is het vanzelfsprekend geen probleem dat "marktkrachten" uitsluitend in het voordeel van de kapitaalbezitters werken.
In Frentrops columns moet vooral de "bedilzucht" van staten het vaak ontgelden. Dat is op zich niet onterecht, maar Frentrop ageert meestal tegen heel andere staatszaken dan waartegen bijvoorbeeld anarchisten schoppen. Zo ging hij eens een column lang tekeer tegen de volgens hem "kafkaëske" controle op alcohol in het verkeer. Van samenwerkingsverbanden tussen staten, zoals de NAVO en de EU, moet hij logischerwijs ook niets hebben. En dat maakt dat hij soms onverwacht linksig uit de hoek lijkt te komen. "Voordat iemand de NAVO kon opheffen, begon die organisatie een land te bombarderen dat weigerde buitenlandse troepen toe te laten", schreef hij bijvoorbeeld over Servië.
Middeleeuwen
Net als vele andere opiniemakers begon Frentrop naar aanleiding van de aanslagen van 11 september 2001 fel tegen de islam aan te schoppen. Hoewel toch al jaren een geliefd doelwit van rechtse demonisering, was die godsdienst volgens hem "inhoudelijk onvoldoende bekritiseerd". Hij weigerde daarbij onderscheid te maken tussen fundamentalisten en andere moslims. Fundamentalisten zouden volgens hem sowieso de meerderheid uitmaken. Van Frentrop mocht "de islam als niet passend in een rechtsstaat verboden worden". Niet gehinderd door enige politieke kennis, stelde hij daarbij moslimfundamentalisme op één lijn met marxisme en nationaal-socialisme. Wanneer "we" de islam niet accepteren, schreef Frentrop, dan "moeten we deze opvattingen verbieden en tegen een ieder die die ideologie aanhangt of verspreidt net zo optreden als we nu doen tegen aanhangers van andere verkeerde ideeën". Dat hadden "we" vroeger ook moeten doen. "Tegen het nationaal-socialisme traden we voor de oorlog niet op, tot onze spijt. Tegen de marxisten hoefden we dat niet te doen, omdat ze ons niet rechtstreeks aanvielen." Huiverend concludeert Frentrop: "Hebben we zelfs nu de moed niet om de islam maar ter discussie te stellen, dan valt te vrezen dat onze kindskinderen zullen zuchten onder een terreur die vergelijkbaar is met de deken van barbarisme die in de Middeleeuwen Europa 1.000 jaar bedekte." Want "als de islamisering van Nederland even hard doorzet als de afgelopen decennia, vieren we hier over een paar honderd jaar nog een keer het einde van het millennium, want de moslims zijn later begonnen met tellen." De verschrikking van zo'n nieuwe jaartelling moet natuurlijk koste wat kost voorkomen worden en daarom stelt Frentrop voor om het kolonialisme in de Arabische wereld nog eens dunnetjes over te doen. Hij wil "aldaar de boel op orde stellen" via "het invoeren van democratische regimes in het hele gebied tussen Marokko en Iran. Dat is een formidabele, maar geen onmogelijke, vooral politieke, maar tevens militaire opdracht voor het komende decennium."
Frentrop was een groot bewonderaar van Pim Fortuyn, want "alleen Fortuyn durfde te zeggen dat hij de islam een achterlijke cultuur vond". Linksen zouden Fortuyn "gedemoniseerd" hebben door hem uit te maken voor fascist. Maar het fascisme is volgens Frentrop "met de Tweede Wereldoorlog uitgestorven", en sindsdien zou dat begrip alleen gebruikt worden "om mensen aan te duiden die het met progressieven oneens zijn".4 Zelf vergeleek hij de critici van Fortuyn met moslimfundamentalisten. "In Saoedi-Arabië kent men een machtige religieuze politie die toeziet op gedrag en denken, en die bekend staat onder de naam "Commissie ter Bevordering van de Deugd en ter Voorkoming van Ondeugd". Wij hebben onze eigen zelfbenoemde hoeders van de politiek correcte zeden, die wel weten hoe ze andersdenkenden moeten aanpakken." Een kritisch hoofdredactioneel commentaar van de NRC over Fortuyn vergeleek Frentrop zelfs met Hitlers "Mein Kampf".
Maar Nederland zou inmiddels gelukkig aan de beterende hand zijn. "Er beginnen straaltjes licht door te dringen in de intellectuele duisternis die Nederland tijdens het regime van de linkse kerk overdekte", schreef hij. Toch blijft Frentrop angstig. "Vele gevaren dreigen uit de gebieden die achterlijk worden gehouden door autoritaire regimes binnen een islamitische cultuur. De binnenlandse problemen die de multiculturele samenleving ons bezorgt, zijn slechts druppels die overlopen uit een emmer gevuld met haat, terreur, onwetendheid en geweld. Tegen fanatisme helpt het zoeken van de dialoog niet." Volgens hem is het "nog steeds oorlog." 5 En daarbij zou het beperken van de burgerrechten, ja zelfs martelen zijn toegestaan.6
Rassenleer
Het is niet makkelijk, maar Frentrop haalt met zijn racisme Fortuyn nog rechts in. Hij blijkt er namelijk een complete rassenleer op na te houden. "Er zijn - zoals bij alle levensvormen - ook binnen de mens verschillende rassen te onderkennen", meent Frentrop te weten. "Geen mens kan er iets aan doen tot welk ras hij behoort. Dat is genetisch bepaald." In werkelijkheid is het bestaan van "rassen" een verzinsel van "blanke" racisten om de onderdrukking en uitbuiting te rechtvaardigen van mensen die ze "zwart", "rood" of "geel" noemen. Net als Fortuyn vindt Frentrop het "tijd geworden om onze grondwet te schonen van het begrip discriminatie, dat slechts politiek correct is".
Ook vrouwen discrimineert hij graag. "Het twintigste-eeuwse idee dat mannen en vrouwen gelijk zijn", zou volgens Frentrop "feitelijk onjuist" zijn. Hij heeft er moeite mee dat de meeste nieuwe arbeidsplaatsen ingenomen zijn door vrouwen, "want het uitzonderlijkste kenmerk van onze soort is juist de vreemde verhouding tussen mannen en vrouwen. De mens leeft in groepen, doch vormt daarbinnen monogame paren. Geen enkel ander zoogdier kiest voor deze ingewikkelde manier van leven." Niet toevallig beschuldigde hij een vrouwelijke tegenstandster eens van "vrouwenlogica" en voegde hij, net als Fortuyn, een andere vrouw toe: "Mens, ga koken".7
Gelijkheidsideaal
Frentrop ergert zich sowieso aan het volgens hem "dubieuze gelijkheidsideaal", en aan "het egalitaire denken". Van hem hoeft niet iedereen die daar geschikt voor is naar de universiteit te kunnen, en moeten bedrijven de keuze hebben om in ziekenhuizen voorrang te kopen voor hun eigen werknemers. "In ons economische bestel wordt keuzevrijheid immers bepaald door de hoeveelheid geld die iemand beschikbaar heeft voor schaarse goederen en diensten. Daarom willen mensen geld verdienen", aldus Frentrop. "Ik ben tegen een algemeen kiesrecht", zegt hij ook. "We moeten durven constateren dat een groot deel van de bevolking z'n stemrecht heel goed bij Big Brother of het Songfestival kan uitoefenen, maar niet gevraagd moet worden een oordeel te vellen over de vraagstukken die in de samenleving om een oplossing vragen." En: "Kiesrecht zou evenmin automatisch moeten worden verkregen als een uitkering of een plaats in het hoger onderwijs. Stemrecht zou verdiend moeten worden. Het zou alleen geschonken moeten worden aan mensen die iets gepresteerd hebben." Mensen met kapitaal, bedoelt hij vanzelfsprekend. En rijke en succesvolle mensen zijn in zijn ogen waarschijnlijk ook de meest fatsoenlijke, net zoals dat bij bedrijven zou gelden. "De volgende denkstap is dan dat bestuurders gekozen moeten worden door de burgers wier bezit ze beheren." En zo wil Frentrop het totale gebrek aan democratie binnen het bedrijfsleven ook introduceren in de rest van de samenleving.
Voor hemzelf is het daarbij wel zo prettig dat hij met de Griekse filosoof Seneca vindt dat men "niet teveel onder de indruk moet zijn van andermans problemen". Medelijden wil hij ook niet kennen. "Zielig", zo schreef Frentrop in zijn hatelijke artikeltje "Klein demoniserend woordenboek", is een "vreemde mengeling van ideeën uit christendom en socialisme. Zorgt ervoor dat we vinden dat alle zielige mensen geholpen moeten worden. Klassieke filosofen dachten daar heel anders over, maar dat is taboe. Zielig zijn onder meer asielzoekers, armen, gehandicapten, gevallen vrouwen, zieken - en nertsen." 4
Noten
Tenzij anders aangegeven, komen alle citaten uit Frentrops boeken "Corporate en andere governance" (2000) en "Vrouwenlogica" (2002).