De Fabel van de illegaal 64, mei/juni 2004
Auteur: Gerrit de Wit
Om informatie van hen los te peuteren doet de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) nog steeds loze beloften aan vluchtelingen. Dat is in strijd met eerder gemaakte afspraken. Ook gebruikt men de persoonsdossiers van de IND als nuttig naslagwerk. Dat blijkt uit een onderzoek van Buro Jansen & Janssen.
De AIVD bemoeit zich volop met vluchtelingen en migranten. Vooral sinds de aanslagen van 11 september 2001 worden islamitische vluchtelingen en organisaties extra in de gaten gehouden, en probeert men in die hoek informanten en infiltranten te werven. Men heeft ook veel belangstelling voor personen en organisaties die zich actief richten op de Nederlandse politiek, zoals bijvoorbeeld de "witte" illegale arbeidsmigranten. Uit het onlangs verschenen boek "Misleidende methode" (1) van Buro Jansen en Janssen, dat onderzoek doet naar politie- en inlichtingendiensten, blijkt dat de geheime dienst ook gebruik maakt van gegevens die andere instanties hebben verzameld. De AIVD kijkt regelmatig in de dossiers over vluchtelingen uit Irak, Algerije en Turkije, die de IND aanlegt via haar afdeling Bureau Bijzondere Zaken (BBZ). Zo kan men inschatten wie mogelijk inzetbaar is als informant. De AIVD heeft zelfs medewerkers gedetacheerd bij de IND.
De AIVD maakt dankbaar gebruik van de kwetsbare positie waarin vluchtelingen verkeren. Die wonen geïsoleerd in opvangkampen, en weten vaak niet wat hun rechten zijn. Ze zijn niet bekend met de diverse overheidsinstanties en menen dat ze alles aan iedereen moeten vertellen om kans te houden op een verblijfsvergunning. De afhankelijkheid van die instanties neemt verder toe naarmate de procedures voor een verblijfsvergunning strenger worden. De instanties beslissen immers over hun toekomst.
Hemd van het lijf
De IND is een belangrijke bron van informatie voor de AIVD. Bij aankomst moeten vluchtelingen zich melden bij een aanmeldcentrum (ac). Daar neemt men de eerste beslissing over "de haalbaarheid" van het asielverzoek op basis van het "eerste gehoor", dat wordt afgenomen door IND-medewerkers. Dat gehoor gaat niet over de vluchtmotieven, maar vooral over personalia, herkomst en de vluchtroute. Zo probeert de IND vluchtroutes in kaart te brengen. Niet om vluchtelingen beter op te kunnen vangen, maar om te voorkomen dat die routes vaker gebruikt zullen worden.
Wanneer de IND meent dat een asielverzoek "vermoedelijk kansloos" is, dan volgt binnen enkele dagen een "nader gehoor" op het ac. Daarbij komt de inhoud van het vluchtverhaal wel ter sprake. Vluchtelingen die wel een kans maken, worden doorgezonden naar een onderzoekscentrum (oc). Daar vindt binnen enkele maanden het "nader gehoor" plaats. Vooral vluchtelingen die werkten bij het leger, de overheid of de oppositie, worden door de IND-contactambtenaren het hemd van het lijf gevraagd. Soms volgt zelfs een "extra gehoor" waarbij men allerlei gedetailleerde vragen moet beantwoorden. Elke weigering om mee te werken kan leiden tot een "contra-indicatie", waardoor men geen asiel krijgt. Alle zo ontfutselde "gevoelige" informatie wordt door het BBZ doorgesluisd naar de AIVD. Omgekeerd levert de AIVD ook informatie aan het BBZ. Die informatie wordt gebruikt bij de beslissingen over asielverzoeken. In 1992 beloofde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken om het aantal dossiers bij te gaan houden dat de AIVD bij de IND opvroeg. Daar is niets van terecht gekomen.
De kwaliteit van de tolken die bij de gehoren aanwezig zijn, laat te wensen over. Ze worden niet via officiële procedures aangenomen en hun politieke voorkeuren kunnen soms lijnrecht tegenover die van de vluchteling staan. Tolken zijn zelf vaak vluchtelingen die al langer in Nederland wonen. Hun loyaliteit ligt soms bij de voormalige oppositiegroepen die later zelf aan de macht zijn gekomen, en op hun beurt ook weer mensen op de vlucht hebben gejaagd. Het kan daardoor voorkomen dat tolken in verbinding staan met het regime waaraan de vluchteling net ontsnapt is. Verder komt het voor dat tolken direct door de AIVD benaderd worden met een verzoek om informatie. Zo wordt het beroepsgeheim van tolken op grove wijze geschonden.
Ondoorzichtig
De door de vluchtelingen gegeven informatie kan voor de IND aanleiding zijn voor een onderzoek om de feiten te verifiëren of om vermoedens van overtreding van de vreemdelingenwetgeving te bewijzen. Men gebruikt daarbij de eigen landenkennis die samengebracht is in "themarapporten". Die zijn echter geheim en de kwaliteit ervan is dus niet te controleren. Ook kan men het ministerie van Buitenlandse Zaken vragen om in het land van herkomst onderzoek te doen naar een individuele vluchteling. Op veel ambassades werken immigratiemedewerkers die soms samen met "vertrouwenspersonen" zulke onderzoeken doen. De deskundigheid en betrouwbaarheid van die "vertrouwenspersonen" is niet te controleren, aangezien hun namen niet bekend zijn. De immigratiemedewerkers willen ook nog wel eens openlijk aankloppen bij familieleden van de vluchteling. Zo vestigen ze de aandacht van de autoriteiten op de verdwijning van een dissident, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Steeds vaker onderzoekt de IND ook de antecedenten en huidige activiteiten van vluchtelingen. Men controleert zo bijvoorbeeld vingerafdrukken van vluchtelingen in nationale en internationale bestanden, en "reislustige" vluchtelingen die tijdelijk naar het land van herkomst terugkeren. Ook verricht men taalanalyses, verhoort men in bewaring gestelde vluchtelingen, controleert men mogelijke schijnhuwelijken, onderzoekt men mensensmokkel en behandelt men verklikkersbrieven.
Stigmatisering
Een speciale positie nemen vluchtelingen in waarvan men vermoedt dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen. Sinds 1997 wordt het artikel 1(F) van het VN-vluchtelingenverdrag dat daarop betrekking heeft actiever gebruikt. In 1999 begon het net opgerichte 1(F)-projectteam bij IND-regio Zuid-West met 25 dossiers. Halverwege 2001 had dit team al 1.785 nieuwe zaken te behandelen. Na de aanslagen in New York en de daarop volgende onrust over mogelijke terroristische cellen in andere landen, is het projectteam verder uitgebouwd. Daar is veel kritiek op gekomen van vreemdelingenadvocaten en vluchtelingenorganisaties. Volgens hen krijgt de stigmatisering en criminalisering van vluchtelingen zo een extra impuls, terwijl niet bewezen is dat eventuele "slapende terroristen" juist als vluchtelingen toegang krijgen. Verder wordt artikel 1(F) steeds meer ingezet om leden van onder meer gewapende politieke organisaties asiel te weigeren. Dat overkwam enkele PKK-leden, waaronder Nuriye Kesbir.(2) Overigens onderhoudt de AIVD zelf contacten met van oorlogsmisdaden verdachte vluchtelingen. Zo doorkruist de dienst juist het beleid om oorlogsmisdadigers te vervolgen via de artikel 1(F)-procedure.
Spons
In 1991 kwam al uit onderzoek van Buro Jansen & Janssen naar voren dat de AIVD vluchtelingen in ruil voor informatie verblijfsvergunningen aanbood. Het was daarbij voor de betrokken vluchtelingen vaak niet duidelijk dat ze met een inlichtingendienst te maken hadden. Naar aanleiding van dat onderzoek stelde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken dat de geheime dienst altijd duidelijk moet maken dat men niet kan beslissen over verblijfsvergunningen. Uit het nieuwe onderzoek,(3) waarvoor tientallen vluchtelingen en advocaten zijn geïnterviewd, blijkt dat de dienst vluchtelingen veelal benadert via een plaatselijke Vreemdelingendienst. Daarbij doet de AIVD nog steeds het aanlokkelijke aanbod van een verblijfsvergunning. Wel doet men dat in meer bedekte termen dan vroeger. Vluchtelingen die instemmen met een contact, worden uitgeknepen als een spons en vervolgens zonder verblijfsvergunning terzijde geschoven. Vaak verbreken vluchtelingen het contact wanneer men zich realiseert hoeveel gevaar het kan opleveren bij deportatie. Op landverraad staat immers vaak de doodstraf.
De AIVD bestrijdt ook mensensmokkel en werkt daarbij samen met onder meer de politie, de marechaussee, de IND en het Openbaar Ministerie. De dienst is daar een vreemde eend in de bijt, omdat er officieel altijd een onderscheid gemaakt wordt tussen inlichtingenwerk en opsporingswerk, dat een taak van de politie is. De AIVD heeft namelijk veel meer bevoegdheden, maar is slechter te controleren. Die controle vindt plaats in een geheime commissie van Tweede Kamer-fractievoorzitters. Die hebben echter weinig tijd of kennis van zaken. De AIVD wisselt verder ook informatie uit met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Men heeft daartoe een aantal vaste liaisonofficieren in het buitenland. Recente jaarverslagen laten zien dat de AIVD behoorlijk actief is het Verre Oosten, het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Midden-Europa en natuurlijk in de EU zelf. De AIVD werkt daarbij nauw samen met inlichtingendiensten die actief mensenrechten schenden, zoals de Turkse MIT.(4)
Advies
De Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) deed in mei 2003 een vergaand voorstel voor een nog nauwere samenwerking tussen AIVD, IND en andere diensten om de vermeende toegenomen dreiging van terrorisme in te dammen. De belangrijkste speerpunt daarbij zou het opstellen van risicoprofielen door de AIVD moeten zijn. Aan de hand daarvan moeten diensten als de IND "gevaarlijke" vluchtelingen en migranten bij binnenkomst en bij verlenging van de verblijfsvergunning uitgebreider gaan screenen. De informatie die dit oplevert over "mogelijke terroristen" moet vastgelegd worden in een AIVD-database. De ACVZ wil ook dat het aantal Immigration Liaison Officers (ILO's) in het buitenland flink wordt opgeschroefd. Die moeten daar migratiestromen gaan reguleren. Ze zouden ook meer aandacht moeten gaan besteden aan terrorismebestrijding. Als deze voorstellen uitgewerkt worden, dreigt volgens Buro Jansen & Janssen een flinke aantasting van de positie van vluchtelingen en migranten.
Noten