De Fabel van de illegaal 73, najaar 2005

Auteur: Gerrit de Wit


Big Brother in de bieb

"Wet Bevoegdheden Vorderen Gegevens". Zo luidt de ambtelijke naam van een nieuwe wet die opsporingsdiensten een ruimere bevoegdheid geeft om persoonsgegevens van klanten op te vragen bij bijvoorbeeld bibliotheken en videotheken. De wet is, na eerdere unanieme goedkeuring door de Tweede Kamer, op 5 juli 2005 omarmd door de Eerste Kamer. De reguliere media hebben dat nieuwsfeit vrijwel genegeerd, hoewel de voorstellen ingrijpend zijn.

Bedrijven en instellingen hebben hun databestanden met klantengegevens de afgelopen jaren aanzienlijk uitgebreid, onder meer voor marketingdoeleinden. Al deze opgeslagen gegevens kunnen volgens de overheid van grote waarde zijn bij strafrechtelijke onderzoeken naar misdaad en terreur. De opsporende autoriteiten krijgen van de nieuwe wet ruimere bevoegdheden om data bij bedrijven en instellingen op te vragen. Zo kan nu elke opsporingsambtenaar zonder tussenkomst van een rechter "identificeerbare gegevens" opeisen, zoals namen, adressen, woonplaatsen, postadressen, geboortedata en geslacht, maar ook "administratieve kenmerken" als klantnummers, polisnummers, bankrekeningnummers en lidmaatschapsnummers.

Een drempel wordt nog wel gehanteerd bij de categorie "andere gegevens". Het gaat daarbij bijvoorbeeld om welke boeken of video's iemand geleend heeft. In feite betreft het alle gegevens die zijn vastgelegd in de computer of op papier. Om die gegevens in te zien was altijd een gerechtelijk bevel nodig, maar nu kan een opsporingsambtenaar al volstaan met een bevel van de Officier van Justitie. Alleen voor het opvragen van "bijzondere gegevens" over iemands afkomst, godsdienst en politieke gezindheid blijft een gerechtelijk bevel nodig.

Kanttekeningen

Egbert Dommering, hoogleraar informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam en lid van het College Bescherming Persoonsgegevens, plaatst ernstige kanttekeningen bij de nieuwe opsporingswet.(1) Dommering ziet een algehele verschuiving van aandacht in het strafrecht optreden, "van het plegen van een delict naar de voorbereiding van een delict. Justitie zal steeds meer geïnteresseerd raken in de belangstelling en ideeën van mensen. En niet alleen van direct verdachten. De persoonsgegevens die Justitie op kan vragen, hoeven volgens de nieuwe wet niet langer betrekking te hebben op de verdachte. Dat kan dus in feite op iedereen betrekking hebben", aldus Dommering.

In maart 2005 organiseerde de Vereniging van Openbare Bibliotheken een conferentie over de nieuwe wet. Nederlandse juristen legden daar uit hoe de wet in de praktijk kan uitpakken, terwijl Amerikaanse bibliothecarissen vertelden over hun ervaringen met de Patriot Act, het pakket aan anti-terrorismemaatregelen dat na 11 september 2001 in de VS werd doorgevoerd. Amerikaanse opsporingsdiensten kregen een zeer uitgebreide bevoegdheid om gegevens bij bibliotheken te vorderen. Zo werd een bibliotheek in Washington geconfronteerd met een dringend verzoek om de levering van de administratieve gegevens van alle klanten die een boek over Osama Bin Laden hadden geleend.

Verzetsdaad

De bibliotheekkoepelorganisatie FOBID deed eind april 2005 nog een vergeefs verzoek aan de Eerste Kamer om het wetsvoorstel niet te aanvaarden. In een persbericht met de titel "Geef Big Brother geen toegang tot de bibliotheek" schreef men dat het wetsvoorstel "inbreuk zou maken op de persoonlijke levenssfeer van de burger die gebruik maakt van een openbare bibliotheek of een bibliotheek van een instelling voor hoger onderwijs". Ook vreest de FOBID dat opsporingsinstanties al snel zouden kunnen gaan menen dat studenten culturele studies, Midden-Oosten studies, sociale wetenschappen en geschiedenis een ongezonde belangstelling aan de dag leggen voor theologische, filosofische, ideologische of dissidente publicaties. "Zij kunnen daardoor gemakkelijk doelwit worden van misplaatste en ongerechtvaardigde belangstelling van opsporingsinstanties, terwijl het om legitieme studieobjecten gaat", aldus de FOBID. Volgens de koepelorganisatie moet het lees-, leen- en zoekgedrag van burgers gerekend worden tot de persoonlijke levenssfeer, waar de overheid zich verre van dient te houden.

De overheid denkt daar echter anders over en de wet is dan ook aangenomen. Dat verbaast hoogleraar Dommering weinig: "Men wordt pas wakker wanneer zich een extreme situatie voordoet en blijkt dat gegevens gebruikt worden voor een ander doel dan waarvoor ze zijn opgeslagen." Dommering verwijst in zijn colleges dan ook vaak naar de Tweede Wereldoorlog. "De bekendste Nederlandse verzetsdaad was de aanval op het persoonsregister in Amsterdam. Daar hebben mensen in een extreme situatie hun leven gewaagd om persoonsgegevens te vernietigen."

Noot

Terug