De Fabel van de illegaal 80/81, winter 2007
Auteurs: Harry Westerink en Ellen de Waard
Een cao voor illegale arbeiders?
Er lijkt voor illegale arbeiders wat te bewegen in vakbondsland. Huishoudelijk werkers krijgen de laatste tijd aandacht van de FNV en de CNV. Goede bedoelingen en mooie woorden zijn er genoeg, maar gaat het concreet ook wat opleveren?
Duitse dienstmeisjes in Nederland in 1930 |
In 2006 hebben de FNV en de CNV zich opvallend veel bezig gehouden met de positie van huishoudelijk werkers. Zo organiseerde de FNV-bond AbvaKabo een gezamenlijke bijeenkomst voor illegale huishoudelijk werkers en hun bazen. Centraal daarbij stonden de noden van de arbeiders en het streven naar reguliere arbeidscontracten, met rechten en plichten voor beide partijen. In de zomer sloot een honderdtal illegale huishoudelijk werkers zich aan bij de AbvaKabo, nadat er speciale afspraken waren gemaakt over privacygevoelige informatie en de hoogte van de lidmaatschapscontributie.(1) De CNV bracht in augustus het rapport "Domestic work, decent work?" uit, dat een aanzet moet zijn tot een campagne om de arbeidsomstandigheden bij huishoudelijk werk te verbeteren. En in november werd over huishoudelijk werkers een internationaal seminar gehouden op het FNV-hoofdkantoor in Amsterdam.
De FNV en de CNV laten zo zien dat vakbonden meer initiatieven kunnen nemen om de positie van huishoudelijk werkers te verbeteren: door hen te organiseren en hun rechten als arbeiders te waarborgen. Bonden zouden daarnaast bewustwording over de rechten van illegale arbeiders moeten bevorderen bij de huishoudelijk werkers zelf, bij hun bazen en bij de overheid. Het vakbondslidmaatschap moet aantrekkelijker worden door het goedkoop te maken, rechtsbijstand te bieden en trainingen te organiseren. Van groot belang is om druk uit te oefenen op de overheid en tegelijk concrete steun te bieden aan de huishoudelijk werkers.
VN-conventie
De FNV en de CNV verklaren zich solidair met alle huishoudelijk werkers, ongeacht hun verblijfspapieren. Het positieve daaraan is dat zij geen onderscheid willen maken tussen arbeiders. Elke arbeider is er een, en samen staan ze sterk. Minder positief is dat de bonden daarmee onvoldoende rekening lijken te houden met de specifieke problemen die het leven en werken in de illegaliteit met zich meebrengt. In hun analyses geven de bonden wel wat aandacht aan de extra kwetsbare positie van illegale arbeiders, maar ze doen geen aanbevelingen om dat probleem concreet aan te pakken. Het hoogst haalbare voor de bonden lijkt te zijn: aandringen bij de Nederlandse overheid op de ratificatie van internationale verdragen. De CNV pleit hierbij voor conventie 143 van de internationale vaksbondskoepel ILO over arbeidsmigranten, en voor de VN-conventie voor de bescherming van de rechten van arbeidsmigranten en hun gezinsleden. De FNV stelt voor om te komen tot een specifieke ILO-conventie over de rechten van huishoudelijk werkers, zowel migranten als niet-migranten. Dat soort verdragen kunnen arbeidsmigranten met en zonder papieren in elk geval een minimale rechtsbescherming bieden.
Probleem daarbij is dat staten de soevereine macht hebben om mensen van hun grondgebied te weren of beperkingen op te leggen. Mei Li Vos, vakbondsvrouw en kersvers PvdA-Kamerlid, riep eerder de vakbonden al op om het voorbeeld van arbeiders in de VS te volgen. Door illegalen te organiseren en een grote landelijke staking uit te roepen protesteerde men daar tegen een strengere nieuwe immigratiewet. "Zo bekeken is er voor de Nederlands vakbeweging ook iets te doen. Illegalen hebben we hier immers ook. Zonder hen zou de economie er anders uit zien. Wat zou er gebeuren als zij collectief in staking gingen?"(2) Het is echter de vraag of dat geluid binnen de PvdA op enige weerklank kan rekenen. Dat is toch de partij die in de jaren 90 de administratieve apartheid opbouwde, juist om illegalen te kunnen uitsluiten.
Formalisering
Een van de vakbondsstrategieën kan zijn om het huishoudelijk werk dat in privé-huishoudens plaatsvindt te scharen onder een deugdelijke collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Eerdere pogingen om de arbeid van huishoudelijk werkers te reguleren mislukten, zoals bij de witte werkster-regeling.(3) Die had voor arbeider en baas te weinig nut. Een cao heeft als voordeel dat er in elk geval eisen en garanties aan het werk en aan de arbeider-baasrelatie zijn verbonden. Beide partijen moet zich daar aan houden en bij conflicten kan men een beroep doen op de rechter. Bazen beginnen echter alleen aan cao's als dat belastingtechnisch aantrekkelijk is. Voor arbeiders lijken collectieve overeenkomsten meer voordelen te hebben. Het werk en de arbeidsrelatie worden opgetrokken tot een regulier niveau. De huishoudelijk werkers moeten dan weliswaar belasting gaan betalen, maar daar staat tegenover dat ze rechten opbouwen voor vakantie, ziekte en ontslag. De macht van de bazen wordt ingeperkt. En ook de overheid heeft een eigen belang bij formalisering van dit soort arbeidsverhoudingen. Er komt meer belasting binnen, het aantal werklozen neemt af en meer werkende mensen betekent meer besteding, wat gunstig is voor de economie. Met name de CNV maakt zich met dit soort overwegingen in het achterhoofd hard voor een cao.
Naar verwachting gaat door de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning per 1 januari 2007 het aantal huishoudelijk werkers in privé-huishoudens toenemen. Ook daarom dienen vakbonden deze groep arbeiders beter te beschermen. Huishoudelijk werkers staan bloot aan uitbuiting en kampen met een gebrek aan erkenning van hun bijdrage aan de samenleving. Omdat op hun werk vaak nogal wordt neergekeken, kunnen ze er moeilijk rechten en respect aan ontlenen. Aanbevelingen van vakbonden om meer onderzoek te doen naar hun positie, komen nogal gemakzuchtig over. Het komt er nu op aan om de maar al te bekende problemen ook daadwerkelijk aan te pakken met een solide strategie, en door collectief bij de overheid rechten af te dwingen. Daar wachten de huishoudelijk werkers met smart op.
Noten
Terug