De Fabel van de illegaal 87/88, najaar 2007

Auteur: Sandor Schmits


De gevaren van de aanpak van radicalisering

Het aantal extreem-rechtse en moslimfundamentalistische jongeren neemt toe. Minister Guusje ter Horst wil daar iets aan doen en presenteerde eind augustus 2007 haar “Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007-2011”. De aandacht gaat helaas vrij eenzijdig uit naar de moslimjongeren. En komt straks radicaal-links ook onder vuur te liggen?


Gabbermeiden in Amsterdam na de moord op Theo van Gogh, 2 november 2004.
Extreem-rechtse en moslimfundamentalistische ideeën winnen aan invloed, en dan vooral onder jongeren. De betekenis van extreem-rechtse partijen is de laatste jaren echter kleiner geworden, aldus de Monitor Racisme van de Anne Frank Stichting. Dat komt mede door de opkomst van Wilders, die hen de wind uit de zeilen neemt. Het aantal losjes georganiseerde extreem-rechtse groepen neemt daarentegen toe. Die hebben naar schatting gezamenlijk een harde kern van 135 leden, en in totaal zo’n duizend leden en aanhangers. Daarnaast zijn er echter ook nog enkele duizenden niet georganiseerde “Lonsdalejongeren”.(1)

Volgens het AIVD-jaarverslag van 2005 zouden er ongeveer 2.500 “potentiële moslim-activisten” zijn, en daarnaast 20 tot 30 duizend moslims die vatbaar zijn voor salafistische ideeën. Wie de dienst precies tot de “potentiële moslim-activisten” rekent, blijft onduidelijk, en ook schattingen met 10 duizend mensen meer of minder komen niet echt overtuigend over. Maar zeker is wel dat fundamentalistische ideeën populairder zijn dan bijvoorbeeld 20 jaar geleden. Opvallend is verder dat de AIVD signaleert dat de bereidheid tot geweld afneemt en dat de organisatiegraad onder moslimfundamentalisten niet erg hoog is vanwege de vele uiteenlopende stromingen en het onduidelijke leiderschap.(2)

“De grootste dreiging voor de Nederlandse democratische rechtsorde is momenteel het bestaan van een breed sociaal-maatschappelijk probleem waar in een sfeer van frustratie over de Nederlandse “multiculturele” samenleving zowel van autochtone als van allochtone zijde interetnische confrontaties worden uitgelokt. Aanhoudende interetnische confrontaties kunnen op termijn de cohesie in de Nederlandse samenleving bedreigen.”(3) Gewapend met deze conclusie uit het AIVD-jaarverslag en de extra aandacht voor de groeiende invloed van de fundamentalistische en anti-integratieve salafistische islam in het jaarverslag van 2006, werd het actieplan gepresenteerd in het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart. Een deel van “de Hofstadgroep” kwam uit die wijk.

Uitsluiten

Ter Horst was al eens eerder langs geweest in Slotervaart om te kijken hoe de radicalisering er aangepakt wordt. Sinds maart 2007 wordt daar “hulp” gegeven bij de opvoeding in gezinnen en op school, en geprobeerd om het religieuze gedachtengoed waar de jongeren mee in aanraking komen te beïnvloeden. Dat model dient als voorbeeld voor het nieuwe actieplan. Van de 28 miljoen euro die ervoor is uitgetrokken gaat 400 duizend naar het stadsdeel. Naast het actieplan zijn er ook projecten voor inlichtingendiensten, Justitie, scholen, gemeenten en woningcorporaties, die apart gefinancierd worden.

Bij de presentatie en in de media ging het voornamelijk om “moslimjongeren”, maar het plan is ook gericht tegen de radicalisering van andere rechtse jongeren. De minister wil via scholing, stages en werk de “isolatie, polarisatie en radicalisering” voorkomen van jongeren “die dreigen af te glijden of zich af te keren van de Nederlandse samenleving en democratische rechtsorde”. Allerlei bestuurders en professionals zouden radicalisering vroegtijdig moeten leren signaleren en “een adequate aanpak” moeten ontwikkelen. En radicalen die “duidelijke grenzen” over gaan, moeten worden uitgesloten en hun invloed op anderen zou zoveel mogelijk moeten worden beperkt.

Pilletje?

Buurtwerkers, wijkagenten, CWI-medewerkers, leerplichtambtenaren en leraren moeten op school, op straat en zelfs thuis gaan voorkomen dat potentiële radicalen de laatste stap maken. De landelijke overheid jaagt de plannen aan en betaalt ze, maar “het tegengaan van polarisatie en radicalisering is vooral een lokale aangelegenheid”, aldus Ter Horst. “Er is overigens geen ei van Columbus, er bestaat geen pilletje tegen radicalisering. Het gaat tenslotte om ideeën. Het is dus vooral een kwestie van praten, praten, radicaliserende jongeren uitleggen dat ze een heilloze weg bewandelen.”(4)

Geen programma's tegen doorgeradicaliseerde volwassenen.
Er komt een systeem om radicalisering te meten en gemeenten moeten kijken in welke wijken jongeren radicaliseren. Met steun van de landelijke overheid wordt dan een analyse en een “plan van aanpak” gemaakt. De kennis die gemeenten zo opdoen, wordt bijeengebracht in een landelijke databank.

Indammen

Zo’n “plan van aanpak” zal bestaan uit een combinatie van “preventieve” activiteiten, zoals het bevorderen van kennis en vaardigheden van “democratisch burgerschap”, het organiseren van ontmoetingen en debatten, het leggen van contacten met sleutelfiguren en moslimorganisaties, het creëren van stage- en werkplekken, en het in de gaten houden van schoolverlaters. Daarnaast zijn er hardere maatregelen, zoals bijvoorbeeld de handhaving van de leerplicht, een sluitende aanpak van spijbelen, het opleggen van gedragsregels, het invoeren van meer toezicht op straat en controle op de sociale zekerheid, en een zero tolerance beleid bij discriminatie. Ook is er sprake van wijkinternaten, “waar ouders op vrijwillige basis hun kind voor aan kunnen melden”. Hoe die er precies uit gaan zien is nog onduidelijk, maar het klinkt alsof potentiële radicalen straks misschien de heropvoeding in moeten.

Bestuurders, docenten, politie en jongerenwerkers moeten radicalisering gaan signaleren en met de betreffende jongeren in discussie gaan. Ze zullen daartoe cursussen aangeboden krijgen om argumenten en discussietechnieken te leren, en ook zullen ze worden bijgestaan door teams van deskundigen, imams en islam-“geleerden”. Dat valt overigens niet bij alle “professionals” in goede aarde. De rector van de scholengemeenschap Melanchton in Rotterdam heeft bijvoorbeeld direct gezegd dat hij weigert zijn personeel naar die cursus te sturen. “Wij gaan onze leerlingen niet bespioneren”, benadrukt hij.

Als gesprekken met de jongeren niet helpen en er sprake is van “vergaande radicalisering” die “zou kunnen uitmonden in geweld en/of terrorismegerelateerde activiteiten, moet er worden opgetreden”. Men gaat de jongeren dan waar mogelijk strafrechtelijk aanpakken, maar vooral ook “isoleren of indammen”. Tegengegaan wordt dan dat ze nog langer “sterk polariserende en radicale gedachten” verspreiden via televisie, cd-rom's, lectuur en op internet. “Haatzaaiende en radicale boodschappen” zouden zo ook moeten worden tegengegaan in onder andere gebedshuizen, gevangenissen, scholen en jeugdcentra. Ook moet “de financiële of verbale steun aan radicale netwerken” worden stopgezet.

Venlo

Overheidsplannen tegen extreem-rechts en moslimfundamentalisme kunnen hun nut hebben. Maar in het huidige racistische klimaat worden zulke plannen helaas direct onderdeel van de voortdurende hetze tegen moslims en Marokkanen. Dat blijkt al uit de keuze om de plannen te presenteren in Slotervaart en niet in bijvoorbeeld Venlo, waar Geert Wilders vandaan komt, of een andere gemeente waar extreem-rechtse jongeren een groeiend probleem vormen. De media droegen na de presentatie ook een steentje bij door te komen met situatieschetsen van gefingeerde “Ahmeds” die fundamentalist worden. Geen woord over de Tims, Brians en Bernards die op “nikkerjacht” gaan, of moskeeën, azc's en synagogen in brand steken. Daarvan wordt toch vaak vergoelijkend gesproken alsof ze slechts “verveeld” zijn of “meelopers”, terwijl Marokkaanse jongeren al snel als “kutmarokkanen” of “straatterroristen” worden weggezet. En waarom komen er eigenlijk geen plannen om volwassenen als Wilders - en andere politici en opiniemakers - aan te pakken, die immers eveneens met een rotvaart radicaliseren.

Repressief

Gabbers in Amsterdam na de moord op Theo van Gogh, 2 november 2004.
Via het gebruik van het begrip “radicalisering” kan de overheid in principe iedereen die de huidige heersende orde - “de democratische rechtsstaat” - afwijst en die bereid is geweld te gebruiken op één hoop gooien en bestrijden. Of radicalen nu streven naar afschaffing van de democratie, zoals extreem-rechts of moslimfundamentalisten, of juist vechten voor een vergaande uitbreiding ervan, dat maakt voor de overheid in wezen geen verschil. De huidige staatsvorm en het geweldsmonopolie van de staat staan vanzelfsprekend niet ter discussie. Zo kan het gebeuren dat bij het debat over radicalisering ook regelmatig gewezen wordt richting bijvoorbeeld radicaal-links en de dierenrechtenbeweging. Het “tegengaan van radicalisering” kan op den duur tot een gevaarlijk wapen worden tegen alle progressieven. De schrikbeelden van reeds lang geleden opgeheven organisaties als de RAF en de RARA worden alweer van zolder gehaald. Daarmee lopen alle buitenparlementaire linkse organisaties het gevaar ooit ineens als “radicaal” gebrandmerkt te worden en doelwit te worden van Ter Horsts actieplannen.

De dierenrechtenbeweging is nu reeds loslopend wild. Zo zet CDA-Tweede Kamerlid Van Haersma Buma zich bijvoorbeeld in om dierenrechtenactivisten onder de anti-terreurwetten te laten vallen.(5) In de Tweede Kamer zei Ter Horst gelukkig dat ze links en de dierenrechtenbeweging minder bedreigend achtte voor “de cohesie”. Toch wordt er in haar eigen actieplan duidelijk een link gemaakt met links activisme. Er staat namelijk een paginagrote foto in van activisten tegen de G8, waarvan bekend is dat ze vrijwel allemaal links zijn. “Ook andere landen kampen met een toename van polarisatie en radicalisering”, staat er onder het kopje “Samenwerking Internationaal Niveau”. “De vormen van radicalisering wisselen echter van land tot land. Engeland heeft bijvoorbeeld een traditie op het terrein van dierenrechten-extremisme. Duitsland heeft meer ervaring met de aanpak van rechts-extremisme en extreme uitingen van anti-globalisme.”

Noten

Terug