De Fabel van de illegaal 91, voorjaar 2008
Auteurs: Sandor Schmits en Eric Krebbers
Redelijke mensen tegen verWildering
“Onbegrijpelijk vind ik het dat de ‘redelijke mensen’ - waartoe ik mijzelf ook reken – zo onverschillig lijken te zijn”, schreef Doekle Terpstra eind november 2007 over wat hij “de verWildering” van Nederland noemde. Een maand later kwam hij met de nietszeggende advertentie “Benoemen en bouwen”, ondertekend door een deel van de witte elite. Die maakt zich vooral zorgen om het imago in het buitenland van de BV Nederland, nu Wilders anti-islam film er aan lijkt te komen.
Huis na brandaanslag tegen migranten in Duitsland, begin jaren 90
Het anti-fascisme van de burgerij Anti-racisme en anti-fascisme hebben voor de heersende klasse een heel andere betekenis dan voor links. Dat er racisme bestaat, komt de burgerij over het algemeen wel goed uit. Pas wanneer de eigen belangen worden geschaad komt men in het geweer. De recente Duitse geschiedenis laat zien hoe de selectieve en functionele verontwaardiging van de machthebbers werkt. Hoewel het daar - anders dan bij Wilders en Verdonk - om gewelddadig extreem-rechts gaat, komen veel van de mechanismen bekend voor. Na de Tweede Wereldoorlog had West-Duitsland een voor huidige begrippen ruime asielwet, bedoeld als breuk met het nazi-regime. Ook gaven de machthebbers zo vluchtelingen uit het toenmalige Oostblok ruim baan. Na de overname van de DDR in 1990 wilde men de grenzen dicht gooien. Politici en opiniemakers ontketenden daarop een enorme hetze tegen migranten en vluchtelingen. Er werd zelfs geroepen om het uitroepen van de noodtoestand vanwege de komst van vluchtelingen. De bevolking moest rijp gemaakt worden voor de invoering van een zeer repressieve nieuwe vreemdelingenwet waarmee het recht op immigratie en asiel feitelijk werd afgeschaft. De hetze van bovenaf bood delen van de bevolking plotseling de gelegenheid om hun reeds lang bestaande racistische gevoelens openlijk te uiten. Nazi’s voelden zich gesteund en gingen de straten op om migranten en vluchtelingen in elkaar te slaan. In 1991 en 1992 werden tientallen asielzoekerscentra en migrantenwoonhuizen aangevallen, vaak onder gejuich van andere witte Duitsers, en met stilzwijgende instemming van politici. Zelfs de politie stond vaak welwillend toe te kijken. Steden als Hoyerswerda, Rostock, Solingen en Mölln kregen wereldwijde bekendheid vanwege hun heftige pogroms. In de eerste 10 maanden van 1992 telde de Duitse politie maar liefst 1.900 extreem-rechtse gewelddaden, waaronder 606 brandaanslagen en 15 bomaanslagen. Minstens 16 migranten en vluchtelingen werden gedood. De door opiniemakers en politici ontketende “volkswoede” werd ingezet als breekijzer om de nieuwe repressieve wetgeving door te drukken. Eind 1993 ging de “brave” middenklasse massaal met fakkels de straat op om lange lichtkettingen te vormen. Ze eisten meer “tolerantie” en een nieuwe vreemdelingenwet om verdere racistische rellen tegen te gaan. Alsof uiteindelijk niet het racisme het probleem was, maar de komst van vluchtelingen en migranten. Die nieuwe wet kwam er vanzelfsprekend wel, maar de opkomst van extreem-rechts was niet meer tegen te houden. Eenmaal wakker gekust, was het racistische monster nauwelijks nog te stoppen. En dat had voor de staat ook geen prioriteit. De nazi-beweging wist steeds meer jongeren te trekken en zich steeds beter te organiseren. In de loop van de jaren 90 maakten ze honderden slachtoffers en maakten ze zelfs hele wijken “buitenlandervrij”. Politici en opiniemakers hadden het steevast over probleemjongeren. Ze weigerden de nazi-beweging als een politiek probleem te zien. Eind jaren 90 kregen westerse economieën steeds meer behoefte aan hoog opgeleide migranten om tekorten op de arbeidsmarkten aan te vullen. In Duitsland pleitte het bedrijfsleven voor de invoering van de Blue Card, een speciale verblijfsvergunning voor hoognodige arbeidsmigranten. Topmannen van transnationale ondernemingen zeiden dat de Duitse bevolking moest begrijpen dat sommige migranten wel degelijk welkom moesten worden geheten omdat de economie niet langer zonder hen kon. Veel it-ers uit Derde Wereld-landen zouden Duitsland namelijk massaal links laten liggen, en liever een baan nemen in vriendelijker landen als de VS of Engeland. Door de voortdurende “incidenten” met nazi’s zou Duitsland een “slecht aanzien” hebben in de rest van de wereld. In de zomer van 2000 leidde het zoveelste dodelijke “incident” met nazi’s ineens tot ongebruikelijk veel ophef. Opiniemakers riepen op tot een hardere aanpak van de kaalkoppen. Vakbondsbazen pleitten voor “een grote coalitie tegen rechts”. Er moest weer “bedrijfsvrede” gaan heersen in de BV Duitsland. Linkse woorden als strijd en solidariteit nam men vanzelfsprekend niet in de mond. Zelf sprak de burgerij van een “Aufstand der Anständigen”, een opstand van redelijken, fatsoenlijken. Geen echte opstand natuurlijk, want opstanden zijn in de ogen der burgerij immers per definitie onredelijk, omdat ze altijd gericht zijn tegen hun heersende orde. De opwinding hield aan tot het einde van het jaar, waarna er weinig meer van de zelfbenoemde “redelijken” vernomen werd. Klaar. Er was een boodschap verstuurd naar het buitenland, zonder dat er werkelijk veel ten goede was veranderd. Of de initiatiefnemers werkelijk geloofden in hun boodschap van anti-racistisch protest is eigenlijk niet relevant. Velen zullen zich tijdelijk werkelijk zorgen hebben gemaakt. Maar in de 10 jaar ervoor en de 7 jaar erna is er van de burgerlijke anti-fascisten weinig vernomen. Aan de bovenkant vechten grofweg twee ideologieën om de hegemonie, het meer nationalistische conservatisme en het wat opener liberalisme, en welk van de twee er in een bepaalde periode boven komt drijven, hangt deels af van de behoefte van de kapitaalbezitters. Anti-fascisme is kennelijk niet vaak nodig. De korte periode van anti-fascisme van bovenaf wordt door radicaal-links in Duitsland wel “de zomer van de antifa” genoemd. Activisten hadden het er destijds maar moeilijk mee, en velen belandden in een crisis. Stonden ze na 10 jaar eenzaam vechten tegen de nazi’s plotseling zij aan zij met directeuren, conservatieve politici en christelijke vakbondsbazen. Door hun fixatie op de kaalkoppen, waren radicale kritieken op het kapitalisme, het patriarchaat en de staat en zijn racistische migratiebeleid flink op de achtergrond beland. De meeste activisten besloten om deel te nemen aan de burgerlijke “beweging” en gebruik te maken van de tijdelijke ruimte die er in de samenleving was voor discussies over fascisme en racisme. Ze liepen mee bij protesten met spandoeken waarop niet alleen het racisme van de nazi’s maar ook dat van het migratiebeleid aan de kaak werd gesteld, iets wat de “redelijken” vanzelfsprekend liever uit de weg gingen. Die hebben in principe geen problemen met migratiebeheersing. Ook benadrukten de activisten dat repressieve maatregelen niet gericht moesten zijn tegen “extremisme” of “gewelddadig protest”, maar tegen racisme en fascisme. Anders zouden ze later net zo makkelijk tegen links worden ingezet, want dat blijft voor de staat en het bedrijfsleven altijd de hoofdvijand. Eric Krebbers |
Actieposter van de Internationale Socialisten tegen Geert Wilders |