De Fabel van de illegaal 92, mei/juni 2008
Auteur: Harry Westerink
Steungroep zet vluchtelingen onder druk met terugkeerprojecten
De meeste steungroepen steken tegenwoordig veel energie in terugkeerprojecten. Zo ook de christelijke stichting Vluchteling Als Naaste (VAN), die afgewezen vluchtelingen via therapieën en indoctrinatie klaarstoomt om te vertrekken richting land van herkomst. Die paternalistische aanpak kan rekenen op warme belangstelling van hulpverleners overal in het land en ook van het ministerie van Justitie.
Mozes als leidraad voor terugkeerprojecten. Plaatje uit het boek "Een waardige weg terug" van stichting Vluchteling Als Naaste.
|
VAN “is ontstaan uit een klein groepje gelovigen en geestelijken dat vanaf begin 1988 maandelijks in Helmond bijeen kwam om te praten over, te bidden voor en het verlenen van hulp aan medemensen in nood”. Die medemens wordt “niet als minderwaardig beschouwd, maar als een gelijkwaardige naaste die behalve een individueel bestaansrecht ook recht heeft op medemenselijkheid en op zorg en aandacht zoals wij die ook aan onze vrienden geven”. Aldus het VAN-boek “Een waardige weg terug”, dat een kijkje geeft in de keuken van de christelijke terugkeerindustrie. Dat boek werd in november 2007 gepresenteerd tijdens een VAN-symposium. Daar werd ook wetenschappelijk onderzoek bekend gemaakt waaruit blijkt dat het met de meeste teruggekeerde vluchtelingen economisch en sociaal slecht gaat. Velen hebben na terugkeer geen baan, terwijl ze die wel hadden voordat ze naar Nederland vluchtten. Ook VAN kan deze vluchtelingen na terugkeer geen werk en dus geen toekomst bieden.
Externe druk
Naïef en wereldvreemd zijn de zelfbenoemde “barmhartige Samaritanen” van VAN in elk geval niet. Ze beseffen maar al te goed waarom mensen vluchten. “Zoals water en wind zich altijd verplaatsen van hoog naar laag, zo vindt er thans een asieltrek plaats van landen met een hoge repressie en een geringe vrijheid naar landen met een lagere repressie en een grotere vrijheid. Niet geheel toevallig zijn die vrijere landen ook economisch voorspoediger en kansrijker.” Opvallend is dat VAN kritiek levert op de term “vrijwillige terugkeer”. Dat is “een vriendelijk klinkend en ogend, dus graag gebruikt eufemisme. Het verhult elegant een ongemakkelijke waarheid: er zijn maar weinig asielzoekers in ons land die, zonder externe druk en/of stimulus, zouden besluiten tot vrijwillige terugkeer. Men is immers niet zonder goede reden zijn land ontvlucht, of die reden nu ligt op het vlak van veiligheid, bestaansniveau, vervolging om geloof of politieke gezindheid, gebrek aan vrijheid van meningsuiting of een combinatie daarvan. Het ligt dus voor de hand dat de meerderheid der “vrijwillige” terugkeerders die vrijwilligheid niet uit eigen beweging genereert.” Volgens VAN is “het begrip “vrijwillige terugkeer” jegens betrokkenen eigenlijk niet meer dan een legitimerende Nederlandse benaming voor een proces dat op Nederlands initiatief wordt gestart, op basis van Nederlandse belangen, argumenten en stimuli”.
VAN wijst de dwang die achter “vrijwillige terugkeer” zit, echter niet af, maar past die zelf ook toe. De stichting zet afgewezen vluchtelingen “op basis van Nederlandse belangen, argumenten en stimuli” onder druk om terug te gaan naar landen “met een hoge repressie en een geringe vrijheid”. Ze krijgen namelijk alleen onderdak via VAN, als ze zich voldoende bereid verklaren om op te hoepelen. Daarbij waarschuwt VAN dat “begeleider en cliënt” zich er goed bewust van moeten zijn “dat de keus niet is: “weggaan of blijven”, maar “groepsgewijs gedwongen vertrek” of “goed voorbereid individueel vertrek”; niet als afgewezen asielzoeker, maar als iemand die jaren in het buitenland heeft gewoond.” VAN stelt “geen valse hoop” te geven. “Met grote overtuigingskracht moet de deelnemers aan het terugkeerproject worden duidelijk gemaakt dat ongewijzigde voortzetting van de bestaande situatie in Nederland niet verantwoord is en dat men op basis van deze bevinding een ingrijpende maar constructieve beslissing ten aanzien van de eigen toekomst moet nemen.”
Positivo-gesprekken
Die “overtuigingskracht” zou onder meer uitgaan van een film over “de bijbelse figuur Mozes”. Die wordt als leidraad gebruikt bij groepsbijeenkomsten voor de vluchtelingen. Mozes zou namelijk net als hen door de woestijn hebben gedoold en ook nergens hebben mogen blijven. Na afloop van de film licht een VAN-medewerker verder toe: “We zagen dat Mozes in een land terechtkwam en dat de dochters van zijn gastheer allemaal wel met Mozes wilden trouwen. Maar Mozes kiest dan niet voor een gemakkelijk leven, hij gaat terug naar zijn eigen volk. Wat jullie situatie betreft, die is zeker moeilijk omdat jullie geen contact meer met je eigen volk hebben, jullie hebben echt afscheid van jullie eigen volk moeten nemen. Daarom is het altijd van belang om contact te houden met je thuisland. Op het moment dat je dat niet doet, kom je met jezelf in conflict, dan bots je met jezelf. Dan verloochen je een beetje je afkomst.” Ook wordt tijdens dit soort terugkeersessies nog een andere film vertoond, “Wie van de zes”. Daarbij “mogen” de vluchtelingen “nu eens zelf voor IND-beslisambtenaar spelen en bepalen wie mag blijven en wie terug moet”. Het is godgeklaagd dat VAN vluchtelingen vlak voor hun uitzetting in het kader van een rollenspel dwingt om in de huid te kruipen van de ambtenaren die hen hebben afgewezen en van hen verlangt om zelf ook eens vluchtelingen af te wijzen.
De deelnemers wordt verder ingeprent “dat, indien men elke keer iets nieuws uitprobeert in de aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning, men een aantal jaren van het leven verliest aan (achteraf beschouwd) zinloze activiteiten”. VAN eist van de vluchtelingen “het besef dat niet eindeloos kan worden gehoopt en gewacht op een verblijfsvergunning. De kans is namelijk erg groot op een gedwongen uitzetting door de Vreemdelingendienst, als men niet meewerkt aan zijn terugkeer.” Op het programma van het VAN-terugkeercircus staan ook positivo-gesprekken over conflicten die allemaal opgelost zouden kunnen worden. “Bedoeling is dat de deelnemers zich realiseren dat niets zo erg is dat ze er niet mee uit de voeten kunnen.”
Kleurpotloden
Spier- en ontspanningsoefeningen, yoga, creatieve therapie en muziektherapie vormen andere onderdelen van het VAN-terugkeerprogramma. Zo moeten vluchtelingen nog net voordat ze uit Nederland worden verwijderd, een workshop volgen met de opdracht om een dier te kiezen waarvan de eigenschappen de vluchtelingen aanspreken, en dat dier afbeelden met behulp van papier, kleurpotloden en stiften. Tijdens de nabespreking legt de creatieve therapeut dan verband tussen de tekenaar en zijn dier. Heeft de vluchteling bijvoorbeeld gekozen voor een neushoorn, dan zou dat zijn wens uitdrukken om vrij, sterk en niet bang te zijn. Is er een dolfijn met duiker uitgebeeld, dan zou de dolfijn de minister van Vreemdelingenzaken zijn en de duiker de vluchteling die op een beslissing van de overheid wacht en bijna geen zuurstof meer heeft. “Dan gaan we een mandala tekenen. Dit moet met het diepste gevoel. Tekenen met het oog, niet dat in het hoofd, maar dat in het hart. De coördinator vraagt om het licht te dimmen en rustige muziek op te zetten als achtergrond. De muziek wordt gecombineerd met aromatherapie.”
Raakt de vluchteling geïrriteerd over dit soort hemeltergende spirituele luchtfietserij, dan komt het zijn gemoedstoestand bepaald niet ten goede als hij ook nog een ontspanningsoefening moet volgen, de ogen moet sluiten en weer zo’n zalvende therapeut moet aanhoren. “Stel je voor dat je in het bos bent en ervaar de zon en een lichte bries. Hoor het geluid van de vogels en blijf gewoon ademen. Er komt een paard aan dat begint te spreken en dat je vraagt om met hem mee te gaan; een ritje maken op zijn rug. Aan het eind bij de horizon staat een ligstoel met zachte kussens. Ga daar eens in zitten, daar kun je wegdromen. Deze oefening kan jullie ook van nut zijn bij toekomstige situaties. Probeer nu langzaam wakker te worden en terug te komen.” Als de vluchteling daarna zijn ogen weer opent, dan blijkt misschien wel dat hij inmiddels een heel ander “ritje” heeft gemaakt, met het vliegtuig namelijk, en vervolgens is gedumpt in een land vol armoede en geweld.
Om dit soort terugkeerprojecten publicitair nog beter te kunnen verkopen wordt vaak geschermd met de lage kosten in vergelijking met deportatie door de overheid. Wetenschapper Anton van Kalmthout, een van de sprekers op het VAN-symposium, rekende voor dat het VAN-terugkeerprogramma hooguit duizend tot tweeduizend euro kost, terwijl de overheid voor een illegaal in een uitzetgevangenis al gauw 48 duizend euro moet betalen. Van Kalmthout vindt dat goed werkende vrijwilligersorganisaties als VAN meer overheidsgeld moeten krijgen. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) van het ministerie van Justitie is dolenthousiast over de Helmondse stichting. DT&V wil niet graag meer geassocieerd worden met treurige uitzetcentra waar ook hele gezinnen gevangen zitten. Het sprookje van de “waardige, respectvolle en menselijke” terugkeer komt de overheid dan ook goed van pas.
Terug