De Fabel van de illegaal 92, mei/juni 2008

Auteur: Harry Westerink


Pardonvluchtelingen verstrikt in overheidsbureaucratie

Ongeveer 27.500 vluchtelingen komen in aanmerking voor het generaal pardon. Jarenlang zijn ze vrijwel uitgesloten geweest van de samenleving. Bij de uitvoering van de regeling krijgen de voorheen papierlozen nu ineens te maken met de overstelpende papierwinkel van de overheid. Daarin raken niet alleen vluchtelingen, maar ook ambtenaren de weg kwijt.


Uit angst voor uitzetting hebben pardonvluchtelingen de overheid lange tijd zoveel mogelijk gemeden. Na afwijzing van hun asielaanvraag hebben ze als illegaal weten verder te leven, onder meer door voor de overheid zo onzichtbaar mogelijk te zijn. Na het pardon wordt nu ineens verwacht dat ze juist zoveel mogelijk contact leggen met diezelfde overheid en met allerlei andere officiële instanties. Het bovengronds komen van de pardonners heeft weer eens duidelijk gemaakt hoeveel in Nederland afhangt van registratie en bureaucratie. Om mee te kunnen draaien in de mallemolen van de overheid moeten pardonners, hulpverleners en ambtenaren beschikken over de correcte gegevens, nummers, codes, inschrijvingen, formulieren, pasjes en documenten. Anders loopt de boel in de soep. Voor hulpverleners en ambtenaren is dat hooguit vervelend, maar voor vluchtelingen is het ronduit rampzalig. Want ze krijgen dan geen uitkering, geen werk en geen huis.

Kastje

De pardonners hebben in korte tijd van alles moeten regelen bij de overheid en allerlei andere instellingen, een voor hen tot dan toe vaak onbekende wereld. Ze moesten zich inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie en bij het Centrum Werk en Inkomen. Ze moesten een bijstandsuitkering aanvragen, een burgerservicenummer, een zorgverzekering, een giro- of bankrekening, een lening om de nieuwe woning te kunnen inrichten, huur- en zorgtoeslag, en mogelijk ook studiefinanciering. Daarna moeten ze ook nog eens het verplichte inburgeringstraject doorlopen. Maar wie erin slaagt om na zo’n onderdompeling in de overheidsbureaucratie weer boven water te komen, lijkt al ruim voldoende geïntegreerd in “de Nederlandse cultuur” van papieren en nog eens papieren, en in “de Nederlandse normen en waarden” van afstandelijke en paternalistische overheidsdienaren.

Essentieel is de volgorde waarin pardonners hun inschrijvingen en aanvragen doen. Wie bijvoorbeeld meteen na het bericht van de IND over de toekenning van de verblijfsvergunning een uitkering probeerde aan te vragen, kreeg te horen dat hij eerst op het verblijfspasje moest wachten. Wie met zo'n pasje in de hand een uitkering wilde, moest zich eerst inschrijven in de gemeentelijke administratie. Maar die inschrijving is onmogelijk als de pardonner nog geen burgerservicenummer toegekend heeft gekregen. Dus moest de pardonner dan naar de Belastingdienst. In de praktijk is gebleken dat ambtenaren pardonners vaak veel te weinig uitleg geven en hen van het kastje naar de muur sturen. Bovendien moeten veel pardonners tergend lang wachten op een aangevraagde uitkering en woning, zodat ze noodgedwongen straatarm en dakloos zijn gebleven.(1)

Schulden

Voor de pardonners werd het nog ingewikkelder toen bleek dat er binnen en buiten de overheidsbureaucratie drie data circuleerden waarop hun recht op een bijstandsuitkering zou moeten ingaan. Ten eerste was dat 15 juni 2007, de dag waarop de verblijfsstatus van de pardonners is ingegaan. Ten tweede de dag waarop de pardonner de bijstandsuitkering heeft aangevraagd. Ten derde de dag waarop de pardonner het verblijfspasje in zijn bezit heeft gekregen. Over die begindatum woedde een tijd lang een landelijke discussie. Gemeenten verschilden erover van mening. Op het eerste gezicht lijkt het helder. Alle pardonners hebben verblijfsrecht per 15 juni 2007, dus ze zouden vanaf die datum ook recht op een uitkering moeten hebben. Maar zo simpel is het niet. Een toegekende uitkering gaat volgens de algemene bijstandsregels in vanaf de dag van de aanvraag. Voor verreweg de meeste pardonners is die begindatum niet 15 juni 2007, omdat toen nog vrijwel geen enkele pardonner daadwerkelijk bijstand aanvroeg. Weliswaar hebben sommige gemeenten hun pardonners allemaal met terugwerkende kracht per 15 juni 2007 bijstand toegekend, ongeacht de datum van de feitelijke aanvraag. Maar daar hebben de pardonners die in andere gemeente verblijven, niets aan, want ze kunnen er geen recht op doen gelden. Schandalig genoeg hebben sommige gemeenten zelfs geweigerd om de pardonners bijstand te geven vanaf de dag van de aanvraag.

Pardonners die nog in een asielzoekerscentrum (azc) zitten, hebben sowieso geen recht op een bijstandsuitkering. Want ze krijgen in het azc onderdak en leefgeld en zouden dus kunnen voorzien “in de noodzakelijke kosten van het bestaan”. Pas als ambtenaren menen dat iemand dat niet kan, komt hij voor bijstand in aanmerking. Wanneer deze azc-pardonners eindelijk in een normaal huis kunnen gaan wonen en dan ook een uitkering toegekend krijgen, worden ze daarbij meteen verplicht verzekerd en vervolgens geconfronteerd met een hoge zorgrekening. Want de zorgverzekeringsmaatschappijen eisen van de pardonners dat ze alle achterstallige premies betalen vanaf 15 juni 2007, de dag van ingang van hun verblijfsvergunning. De verzekeringsplicht geldt vanaf de dag waarop het verblijfsrecht is ingegaan, maar de uitkering - en dus het geld waarmee de pardonners de verzekering kunnen betalen - gaat veelal pas maanden later in. Zo worden ze dus direct opgezadeld met flinke schulden.

Paniek


Zorg en Zekerheid maakte het helemaal gortig, zo bleek bij een pardongezin dat door De Fabel gesteund wordt. De vier gezinsleden ontvingen van deze zorgverzekeraar begin februari 2008 een dreigende brief die begon met: “Artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht u om een zorgverzekeringsovereenkomst af te sluiten. Die verplichting heeft u vanaf 1 januari 2006. U heeft zich echter pas op 1 januari 2008 voor een zorgverzekering aangemeld. Door deze vertraging bent u volgens de wet in overtreding.” Zorg en Zekerheid schreef van plan te zijn om “u daarvoor de wettelijke boete op te leggen”, namelijk welgeteld 2.722,56 euro per persoon. “Dit is de met 30 procent verhoogde premie over 1 januari 2006 tot 1 januari 2008.” Pas na een paar keer goed lezen bleek de brief te gaan om de aankondiging van een eventuele boete. De pardonners konden nog reageren op “het voornemen” om een boete op te leggen. Als er volgens Zorg en Zekerheid geen sprake zou zijn van “verwijtbaarheid” van de kant van de pardonners, dan zou de boete worden ingetrokken. Maar zonder tegenreactie zou Zorg en Zekerheid de boete automatisch dreigen in te vorderen. Bij navraag bleek deze irritante en verontrustende brief ook aan pardonners elders in het land te zijn verstuurd.

De Fabel liet Zorg en Zekerheid weten dat alle pardonners pas sinds juni 2007 verblijfsrecht hebben gekregen. Ze hadden zich nooit per 1 januari 2006 kunnen verzekeren, want toen waren ze nog illegaal en was het hen wettelijk niet eens toegestaan om een zorgverzekering af te sluiten bij bijvoorbeeld Zorg en Zekerheid. De Fabel wees er ook op dat de “brief zelfs voor Nederlandstaligen vrij moeilijk is te begrijpen”. “De kans is vrij groot” dat het mensen zonder Nederlandse achtergrond ontgaat dat men met een reactie op de brief de boete nog ongedaan kan maken. “Misschien kunt u zich voorstellen wat voor paniek er uitbreekt bij het zien van uw brief”, aldus De Fabel, die van Zorg en Zekerheid eiste om alle eventuele boetes aan pardonners automatisch kwijt te schelden. “Het zou bovendien van fatsoen getuigen om alle betrokkenen een brief te schrijven waarin u niet alleen de situatie uitlegt, maar ook uw excuses aanbiedt voor de eventuele ontstane paniek.” Voorzover bekend heeft Zorg en Zekerheid deze excuses tot op heden niet aangeboden. Wel liet men via een opnieuw moeilijk te begrijpen brief weten dat de betrokken pardonfamilie geen boete hoefde te betalen.

Noot

Terug