De Fabel van de illegaal 92, mei/juni 2008

Auteur: Harry Westerink


Kinderen van "foute ouders" strijden voor verblijfsrecht

Honderden kinderen van vluchtelingengezinnen vallen niet onder het generaal pardon, omdat hun vaders worden verdacht van mensenrechtenschendingen in het land van herkomst. Het comité Foute Kinderen Bestaan Niet (FKBN) komt voor hen op.


Afghaanse meiden in actie tegen de boerka.
Vluchtelingen die worden verdacht van oorlogsmisdaden in eigen land, mogen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag geen asiel krijgen in een ander land.(1) In Nederland leven ongeveer 750 van dergelijke 1F-ers, vaak al meer dan 10 jaar en samen met hun gezin. Ze zijn meestal uitgeprocedeerd, maar mogen vaak ook niet worden uitgezet. Want bij terugkeer lopen ze het levensgrote risico van vergelding en vervolging. De Nederlandse overheid heeft meestal te weinig bewijs om de 1F-ers ook daadwerkelijk veroordeeld te krijgen. Maar de verdenking van oorlogsmisdaden blijft dan wel bestaan. Daardoor leven de 1F-ers jarenlang in een niemandsland: ze mogen niet blijven en ze kunnen niet terug. Nederland loopt in Europa ver voorop met het uitdelen van het 1F-stempel aan veronderstelde “foute ouders”.

De meeste 1F-ers zijn jaren geleden uit Afghanistan gevlucht. Tot nu toe verdenkt de Nederlandse overheid standaard alle vluchtelingen van mensenrechtenschendingen die in Afghanistan onder het communistische regime in het leger of de geheime dienst de rang van onderofficier of hoger hadden. Op grond van een vaag en veel te algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken gaat het ministerie van Justitie daarbij uit van “het ernstige vermoeden” dat dergelijke personen sowieso allemaal bloed aan hun handen hebben, ongeacht wat ze in Afghanistan daadwerkelijk deden. Het enkele feit dat ze een positie in het Afghaanse staatsapparaat hebben bekleed, vormt voor Justitie al voldoende reden om hen te verdenken van oorlogsmisdaden. Daar kunnen ze zich meestal niet inhoudelijk tegen verdedigen, want het Openbaar Ministerie bouwde geen dossier op en begon ook geen strafzaak.

Nachtmerries

De gezinsleden van 1F-ers zijn jarenlang meegezogen in deze uitzichtloze situatie. Vanwege de 1F-status van een van de ouders heeft de overheid meestal ook de asielaanvragen van de andere gezinsleden afgewezen. Bovendien komen zowel de 1F-ouder als de partner als hun kinderen niet in aanmerking voor het generaal pardon. Ongeveer 20 van deze kinderen hebben in oktober 2007 het comité FKBN opgericht. Ze worden daarbij ondersteund door de kinderrechtenorganisatie Defence for Children International en de katholieke ngo Justitia et Pax. Volgens Defence for Children schendt de overheid het internationale kinderrechtenverdrag door dit soort kinderen tergend lang in de houdgreep te houden omdat hun vader misschien ooit iets fout heeft gedaan.

De meeste bij het comité aangesloten jongeren zijn Afghaans en vrouw. Ze zijn als heel jonge kinderen naar Nederland gekomen en hier opgegroeid tot moderne westerse meiden. Ze hebben nachtmerries over het dragen van een boerka en weigeren terug te gaan naar Afghanistan. FBKN heeft in samenwerking met Defence for Children en Justitia et Pax onlangs de brochure “Ik heb recht op mijn eigen rechten” uitgebracht.(2) Daarin komen de kartrekkers van het comité aan het woord, waaronder de 16-jarige Afghaanse Azita. “Ik heb geen vrijheid, geen rechten, en dat allemaal alleen omdat mijn vader in de 1F-groep zit. Ik heb altijd gedacht dat elk mens eigen rechten heeft in Nederland, maar dat is niet zo, want alleen omdat ze mijn vader verdenken, krijgen wij ook geen verblijfsvergunning.” De twee jongste zusjes van Azita zijn in Nederland geboren. De kinderen kunnen geen van allen in het Afghaans lezen en schrijven. Thuis praten ze ook Nederlands met elkaar. Ze zijn volkomen vervreemd van de Afghaanse samenleving. Azita: “Zelf zit ik op een christelijke school. Als ik ooit terug moet naar Afghanistan en ze komen erachter dat ik op een christelijke school heb gezeten, dan word ik als een niet-moslim gezien en zal ik dood worden gemaakt.”

Mede door de lobby van steungroepen wil een meerderheid in de Tweede Kamer dat de IND nog eens nagaat of de groep van ongeveer 750 vluchtelingen wel terecht is bestempeld tot verdachte van mensenrechtenschendingen. Bij een nieuwe beoordeling zou naar verwachting een flink deel geschrapt kunnen worden van de lijst van oorlogsmisdadigers, bijvoorbeeld degenen die als architect, chauffeur of typist hebben gewerkt. Omdat zulke vluchtelingen zich persoonlijk niet schuldig zouden hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen, zouden ze alsnog verblijfsrecht kunnen krijgen. Maar die oplossing is niet gebaseerd op de zelfstandige rechtspositie van de kinderen, want die blijven ook dan afhankelijk van het oordeel van de overheid over hun vader.

Noten

Terug