De Fabel van de illegaal 95/96, najaar 2008
Auteur: Eric Krebbers
Duyvendak kan zijn discussie over linkse actiemethoden op zijn buik schrijven
De zomerstorm die losbrak rond de publicatie van Wijnand Duyvendaks boek “Een klimaatactivist in de politiek” liet zien welke enorme invloed de rechts-populistische kerk inmiddels heeft op de media en het Binnenhof. Na Duyvendaks onthullingen werd compleet buitenparlementair links geacht in de biecht te gaan. Geweld en andere wetsovertredingen moesten worden afgezworen en het geloof in onze onfeilbare democratie bevestigd. Maar activisten zijn prima in staat om zelf hun politieke doelen en methoden te kiezen.
Radicaal-links actieblad uit de jaren 80 (Foto: Eric Krebbers)
|
De storm kwam op nadat het GroenLinkse parlementslid bekend maakte dat hij in 1985 betrokken was geweest bij een diefstal van geheime papieren door actiegroep “De wraak van Jhr. Mr. de Braauw”. Daaruit bleek toen dat de overheid stiekem plannen maakte voor de bouw van nieuwe kerncentrales, tegen de wil van de Nederlandse bevolking in. Een week later kwam een betrokken voormalige ambtenaar plots met het onbevestigde verhaal op de proppen dat hij in die tijd brandende lappen door zijn brievenbus zou hebben gekregen nadat Duyvendak zijn adres in actieblad Bluf! gepubliceerd had. De GroenLinkser nam direct de verantwoordelijkheid daarvoor op zich. Hij nam afstand van zijn toenmalige “wildwestpraktijken”, en riep andere activisten uit de jaren 80 op om eveneens verantwoording af te leggen voor hun acties. Maar het enige dat Duyvendak daarmee losmaakte was een eenzijdige hoosbui van anti-links sentiment.
Links fascisme
Voorop in het verbale geweld ging het uiterst rechtse weblog GeenStijl. Kranten en opiniebladen stelden hun kolommen meteen open voor bekende anti-linkse ‘onderzoekers’ als Peter Siebelt, Joost de Haas en Joost Niemöller. In de Telegraaf werd Duyvendak “de Karadzic van de beweging” genoemd. En volgens die krant had zijn woongroep indertijd “iets weg van het Lebensborn-project waarmee de nazi’s arische kinderen wilden creëren”. In Elsevier mocht de conservatieve columnist Bart Jan Spruyt de actiebeweging van de jaren 80 omschrijven als “het linkse fascisme” dat bestond uit “nihilistische jonge mensen die slechts uit waren op destructie”. Meerdere columnisten hadden het over “terrorisme”. De PVV noemde Duyvendak “een ordinaire inbreker” en de Volkskrant omschreef zijn partij als “een reclasseringsoord voor politieke delinquenten”. Hoogleraar Meindert Fennema noemde de actiebeweging “een politieke religie” gestoeld op “sociaal darwinisme”, een extreem-rechtse ideologie die het recht van de sterkste promoot. Opvallend genoeg hielden enkele doorgewinterde linkshaters juist hun kaken stijf op elkaar. Die hadden kennelijk niets te winnen bij een discussie over “jeugdzonden”. VVD-er Hans van Baalen zou in zijn schooltijd namelijk een enthousiaste brief gestuurd hebben naar de vooraanstaande neo-nazi Glimmerveen, en Rita Verdonk was destijds lid van de linkse partijen PSP en PPR, ook al ontkende ze dat oog in oog met schriftelijke bewijzen lange tijd gewoon staalhard.
In veel ‘analyses’ in kranten en opiniebladen viel te lezen dat linkse activisten vooral gekenmerkt worden door een aantal jammerlijke karakterfouten. Ze zouden zich “slachtoffer voelen van het systeem” en “geen eigen verantwoordelijkheid nemen”. Ook zouden ze verblind zijn door “zelfgenoegzaamheid” en zich “moreel superieur” voelen. Dat “linkse moralisme” en het bijbehorende “belerende vingertje” zou ertoe leiden dat ze menen gerechtvaardigd te zijn om alles maar te doen dat in hun hoofd opkomt. Ze hebben nu eenmaal “hoge doelen” te bereiken. Allemaal “valse romantiek”, oordeelde Duyvendaks fractievoorzitter Femke Halsema. Sommige opiniemakers meenden veel van diezelfde foute karaktereigenschappen ook te ontwaren bij de achterban van GeenStijl. De extremen zouden elkaar raken en zelfs overlappen. Het ergste aan deze psychologisering van politiek andersdenkenden is niet eens zozeer dat het volstrekt onzinnig is om uit de losse pols hele groepen mensen dezelfde karaktereigenschappen toe te dichten, maar veeleer dat het de aandacht wegleidt van de inhoud van de politieke ideeën van buitenparlementair links. En dat is natuurlijk ook de bedoeling, want inhoudelijk valt er weinig tegen in te brengen. Buitenparlementair links komt namelijk op voor de zwakken en zet zich onder meer in tegen uitbuiting, onderdrukking, uitsluiting en milieuvernietiging. GeenStijl trapt daarentegen juist het liefst naar beneden en tegen alles dat streeft naar een rechtvaardiger wereld. En dat komt de autoriteiten en het bedrijfsleven natuurlijk niet slecht uit. Die kunnen best zonder die lastige linkse activisten.
Groenrechts
De rechts-populistische meute was in een lynchstemming. Duyvendak was nog niet opgehangen of de aandacht richtte zich alweer op minister Cramer die het in de jaren 80 wellicht gedurfd had om op te komen voor de persvrijheid van Bluf!. Kort daarop kwam staatssecretaris Bussemaker in het vizier omdat ze ooit penningmeester was geweest van het linkse onderzoeksbureau Jansen en Janssen. HP/De Tijd kwam zelfs met een hele lijst van “foute” linksen. Die deed sterk denken aan een lijst die Onkruit begin jaren 80 had buitgemaakt in het Provinciaal Militair Commando in Amsterdam. Daarop stonden alle linksen die in geval van oorlog zouden worden geïnterneerd.
Radicaal-links actieblad uit de jaren 80 (Foto: Eric Krebbers)
|
Gesterkt door de hetze zagen rechtse politici ook hun kans schoon om opnieuw te pleiten voor een kraakverbod, en een subsidiestop voor de milieubeweging. Opiniemakers en ‘onderzoekers’ kwamen direct weer op de proppen met allerlei spookverhalen over gewelddadige krakers en over activisten bij Milieudefensie en het relatief brave Greenpeace die “de vooruitgang” zouden tegenhouden. Het zou een schande zijn dat de milieu-organisaties jaarlijks samen 8 miljoen euro van het rijk krijgen. Greenpeace, dat zelf overigens geen subsidie wil, werd zwaar aangevallen vanwege acties tegen overbevissing. De milieuclub reageerde fijntjes dat de subsidiekritiek wat eenzijdig was omdat alleen al de visserijbranche de komende twee jaar ruim twee miljard euro EU-subsidie krijgt om de zeeën verder leeg te vissen. En terwijl de progressieve milieubeweging enigszins uit de markt gedrukt werd, mat Mark Rutte zich opeens een groenrechts imago aan, naar het voorbeeld van de Britse conservatieve leider David Cameron. De klimaatsverandering biedt namelijk veel winstmogelijkheden, bijvoorbeeld door de ontwikkeling en verkoop van nieuwe technologieën. Of dat voldoende zoden aan de dijk zet blijft natuurlijk de vraag. PVV-chef Wilders vond het maar onzin dat de VVD-leider via deze weg bezorgde kiezers aan zich wilde binden. Het gepraat over klimaatverandering noemde hij “onzinnig links grachtengordel geneuzel”.
Apartheid
In 1995 eiste Frits Bolkestein op hoge poten dat allerlei voormalige communisten openlijk boete zouden doen vanwege hun vroegere liefde voor onder meer Mao. Afstand nemen van de ideeën en praktijken van de Chinese dictator kan natuurlijk geen kwaad, maar daar ging het de VVD-er niet alleen om. Hij probeerde heel links verdacht te maken, ook degenen die niets met autoritair communisme van doen hadden. Iedereen die niet heel expliciet voor het kapitalisme was, moest van hem met de billen bloot. Dertien jaar later roept Duyvendak om een vergelijkbare “discussie” rond buitenparlementair links in de jaren 80. Om alles boven water te krijgen moeten van hem ook burgemeesters, officieren van Justitie en mensen uit het bedrijfsleven meepraten. Want “wat ik steeds gekker vind, is dat de politie nooit optrad”, zegt hij. Die moeten daarvoor nu ook op het matje komen van de voormalige actievoerder. De repressie schoot in zijn ogen kennelijk tekort. Hoe diep kan een actievoerder vallen?
Premier Jan-Peter Balkenende riep op tot een soort waarheidscommissie, refererend aan het Zuid-Afrikaanse proces van opbiechten na afloop van de apartheid. Onwillekeurig richtte hij daarmee de aandacht op de anti-apartheidsstrijd van de jaren 80 in Nederland. Maar ook - veel belangrijker - op de steun die dat racistische systeem tot op het allerlaatste moment ontving vanuit Nederland, vooral van staat en kapitaal. In veel rechtse ogen was Nelson Mandela niets anders dan een “terrorist”. Ondanks een wereldwijde boycot legde de overheid Nederlandse bedrijven als Shell en de Makro geen strobreed in de weg bij hun handel met Zuid-Afrika. De pantserwagens van de Zuid-Afrikaanse repressie reden op Shell-benzine. Nederlandse anti-apartheidsactivisten als Sietse Bosgra van het Komitee Zuidelijk Afrika werden thuis voortdurend bedreigd en aangevallen door rechts tuig. Rechts geweld was sowieso in die tijd aan de orde van de dag in Nederland, ook al ontkent bijvoorbeeld Van Baalen dat simpelweg. “Bij ons speelt dat niet”, beweert hij doodleuk. Maar elke kraker liep - en loopt nog steeds - het risico van een confrontatie met een knokploeg van een huisjesmelker of projectontwikkelaar. Om van het geweld van de politie en zelfs het leger maar te zwijgen.
Mandela mag dan vanaf de dag van zijn vrijlating bijna doodgeknuffeld zijn door rechts, niet vergeten mag worden dat juist linkse activisten zich keihard hebben ingezet voor zijn vrijheid en tegen de moorddadige apartheid. Die activisten verdienen een pluim, van de leden van kerkelijke praatgroepen tot de militanten van RARA. Laat iedereen die werkzaam was bij de staat en het bedrijfsleven en die de apartheid steunde of er stilzwijgend aan bijdroeg nu eindelijk maar eens openlijk verantwoording afleggen. En als ze dan toch bezig zijn, kunnen ze ook meteen openheid geven over bijvoorbeeld de steun aan talloze dictatoriale regimes door de jaren heen, de tegenwerking bij alle pogingen het milieu te redden, en de oorlogen waarin men Nederland betrokken heeft. Zoals de oorlog in Irak, die inmiddels honderdduizenden doden heeft veroorzaakt. En dan maar zeuren over het “terrorisme” van de Nederlandse actiebeweging.
Nederigheid
Duyvendak sprak zich uit tegen acties die de wet overtreden. Van hem moeten activisten “nederigheid” kennen bij hun acties, en zich altijd neerleggen bij de macht van “de democratische rechtsorde”. Rechtse opiniemakers en politici grepen de gelegenheid aan om vrijwel alle typen acties te criminaliseren, van blokkades tot een keer tegen de wens van de politie in een andere kant oplopen met een demonstratie. Zaken die niets met elkaar van doen hebben werden weer eens op een lijn gesteld, zoals taarten en kogels, en inbreken en geweld tegen personen. Progressievere politici en opiniemakers konden daarentegen wel leven met het af en toe voorzichtig overtreden van de wet, mits de activisten zich daarop meteen overleveren aan de politie en verantwoording afleggen. Uiteindelijk zou de rechter altijd moeten bepalen of een actie gerechtvaardigd was. Maar wat als de wet waaraan de rechter toetst onrechtvaardig is? Sterker nog, in de jaren 80 zei men terecht: jullie rechtsorde is de onze niet. Waarom jezelf overleveren aan de tegenstander?
Terwijl actievoerders steeds minder verwachten van het Haagse, heeft het geloof van progressieve Kamerleden in “de wet” en “de democratie” welhaast religieuze vormen aangenomen. Maar de wetgeving is geen moreel ijkpunt of anker, en kan dat ook niet zijn. De wet is simpelweg een momentopname in de strijd tussen allerlei belangen. Vooral tussen die van de bovenlaag en die van onderop, en tussen die van mannen en vrouwen. De wet is zo een afspiegeling van de maatschappelijke machtsverhoudingen. In de wet zijn onder meer de basiselementen van het kapitalisme vastgelegd, zoals het privébezit van de productiemiddelen, en daarmee veel economische en sociale ongelijkheid. De democratie houdt op bij de fabriekspoort, zoals men dat vroeger zo beeldend zei. Weten bewegingen van onderop meer macht op te bouwen en druk uit te oefenen, dan is dat op termijn terug te zien in een progressievere wetgeving. Zo zijn door zelforganisatie en strijd van onderop - door de machthebbers vaak als illegaal of crimineel bestempeld - door de eeuwen heen veel positieve veranderingen afgedwongen, zoals de afschaffing van de horigheid, slavernij en lijfstraffen, de invoering van allerlei arbeidsrechten als de achturige werkdag en werkloosheidsuitkeringen, vrouwenkiesrecht en het recht op abortus, persvrijheid, milieuregels voor het bedrijfsleven, en ga zo maar door. Na de Tweede Wereldoorlog werd na jarenlange strijd van allerlei sociale bewegingen de wetgeving in de jaren 70 flink progressiever. Een alweer bijna 30 jaar durend rechts tegenoffensief is er sindsdien in geslaagd een flink aantal van die verworvenheden terug te draaien. De wetgeving is op allerlei fronten repressiever geworden. Acties worden daardoor nu alweer snel als “illegaal” bestempeld.
Sabotage
Anti-fasciste Hannie Schaft
|
Voor steeds meer progressieve parlementariërs is de Tweede Kamer het centrum van het universum geworden. Daar moet het gebeuren, en als burgers invloed willen, dan moeten ze maar op de juiste partij stemmen. Voor buitenparlementaire acties is in dat benauwde wereldbeeld nauwelijks meer plaats. De lobby door het bedrijfsleven en rechtse belangengroepen wordt daarentegen overigens niet geproblematiseerd. Die naar binnen gekeerde houding kwam ook in maart 2008 naar voren toen partijen als de SP en GroenLinks afstand namen van de anti-racisme manifestatie in Amsterdam. Die zou teveel gericht zijn tegen Wilders, en dat probleem zou men wel oplossen binnen het Huis der Democratie. Daar leek men de sociale bewegingen niet voor nodig te hebben. En dan te bedenken dat beide partijen oorspronkelijk zijn voortgekomen uit radicaal-links. Ze voelden zich altijd deel van de sociale bewegingen, en verwoordden veel van de eisen van onderop in de Tweede Kamer. Nu raken ze langzamerhand hun voedingsbodem kwijt en ze zullen daardoor nog makkelijker en verder afdrijven naar rechts dan ze de afgelopen jaren al gedaan hebben. Denken voorbij de wettelijke mogelijkheden zal voor hen steeds moeilijker worden. En dat terwijl steeds duidelijk wordt dat de parlementaire democratie en het kapitalisme geen oplossingen kunnen bieden voor de grote problemen van deze tijd, zoals onder meer de wereldwijde honger en de armoede, de groeiende economische crisis, de klimaatverandering en het opraken van de fossiele brandstoffen. Integendeel, de kapitalistische democratie vormt een centraal onderdeel van de problematiek.
Het zou goed zijn als er meer discussie kwam over links activisme in de jaren 80. Maar dan wel met linkse stromingen onderling, en niet met rechts, zoals Duyvendak voorstelt. Er valt namelijk veel te leren van de buitenparlementaire praktijken en opvattingen van toen, van de goede en de minder goede. Want dat er soms foute inschattingen gemaakt zijn, valt niet te ontkennen. Waar gehakt wordt, vallen spaanders. We kunnen op hun ervaringen voortborduren, zonder uit het oog te verliezen dat de huidige nog ongunstiger machtsverhoudingen andere actiemethoden vereisen. Acties die destijds zinvol waren, zouden nu minder handig kunnen zijn. Te leren valt ook van de vaak tomeloze inzet van veel activisten uit de jaren 80, hun gevoel voor humor en hun autonomie. Ook hun geloof in de mogelijkheid van veranderingen is zeer zeker te benijden.
Spijt
Te leren valt ook van alle actiemethoden die in de jaren 80 gebruikt werden, en van de ontelbare discussies die daarover onderling gevoerd werden. Actievoerders wensten zich niet te beperken tot braaf een rondje lopen met spandoeken, maar probeerden ook daadwerkelijke directe invloed uit te oefenen via onder meer blokkades en zelfs nachtelijke sabotage-acties. Zo werd de apartheidssteunorganisatie Shell niet alleen imagoschade aangedaan via demonstraties, maar werd ook getracht het bedrijf op kosten te jagen door werknemers te beletten aan het werk te gaan, en door tankstations onklaar te maken. En hoewel er in het heetst van de strijd best regelmatig flinke klappen zijn gevallen, werd vooropgezet geweld tegen personen door vrijwel iedereen afgekeurd. Dat was echter niet altijd principieel. Veel anti-fascisten hadden begrijpelijkerwijs bewondering voor bijvoorbeeld de aanslagen die Hannie Schaft in de Tweede Wereldoorlog pleegde op nazi’s en collaborateurs. Hoe ver links zou moeten gaan hangt uiteindelijk voor een groot deel af van de concrete politieke omstandigheden. De recente linkse geschiedenis in West-Europa leert dat in ieder geval voorkomen moet worden dat activisten in een geweldsspiraal met de overheid belanden. Ook moet geprobeerd worden om criminalisering van de sociale bewegingen moeilijk te maken. Willem Bos van de politieke beweging Socialistische Alternatieve Politiek (SAP) gaat daarin wel erg ver. Die noemt Duyvendaks inbraak om die reden “een domme actie”. Terwijl de inbraak toentertijd zelfs buiten linkse kringen op heel wat bijval kon rekenen. De Internationale Socialisten vonden dat Duyvendak met het publiceren van adressen van tegenstanders links geen dienst bewees. Daar is wat voor te zeggen, hoewel het ook niet verkeerd is om een gezicht te geven aan de tegenstander. De staat treedt ieders privéleven binnen, waarom zou het omgekeerde dan principieel niet mogen? Bovendien is het afleggen van een demonstratief privébezoek aan gezagsdragers iets wat bijvoorbeeld ook de SP wel eens doet.
Buitenparlementair links moet geen spijt tonen aan rechts, waar dan ook over. Integendeel, het mag best wat meer trots zijn op zijn strijdbare traditie. Buitenparlementair links heeft altijd geprobeerd te strijden voor het goede, en wie zoals Duyvendak afstand neemt van “illegale” acties verloochent de linkse geschiedenis van opstand, verzet en bevrijding. Daarbij mag niet vergeten worden dat de radicaal-linkse strijd uiteindelijk gericht is op fundamentele veranderingen. En onderdeel van dat proces zal de grootste diefstal van de geschiedenis zijn: de onteigening van de kapitaalbezitters en de wereldwijde herverdeling van hun bezit. Dat gaat behoorlijk tegen de wetgeving in.
Buitenparlementair links, of wat daar van over is, staat behoorlijk onder druk. Kraken zou verboden kunnen worden en de milieubeweging zou flink wat inkomsten kunnen gaan verliezen. Maar het valt allemaal nog wel mee in vergelijking met de jarenlange aanvallen die migranten en vluchtelingen moeten doorstaan. Velen van hen moeten verplicht inburgeren, hebben te maken met racisme op de arbeidsmarkt, zijn veroordeeld tot de slechtste banen en een flink aantal loopt zelfs dagelijks het risico gedeporteerd te worden. In veel landen buiten West-Europa hebben linkse activisten helemaal geen leven. Hier blijft het uiteindelijk beperkt tot wat giftige stukjes in de krant. Maar daar laat buitenparlementair links zich toch niet door tegenhouden?
Terug