De Fabel van de illegaal 99, maart/april 2009

Auteur: Bob ter Weter


(Beterweter)

Bezorgde dromen

Nederlands-Indië, 1894. Kind van een planter met zijn "baboe".
“We zijn op zoek naar iemand die bij ons in huis komt wonen om voor de kinderen te zorgen. Want ik vind het belangrijk dat mijn vrouw kan blijven werken. Ze is niet voor niks mede-eigenaar van haar bedrijf.” Dat zei de vader van de kinderen waar ik elke dag voor zorg trots, toen we elkaar ontmoetten. Maar ik snap niet dat hij niet zelf voor zijn kinderen wil zorgen. Ze zijn zo lief!

Hij is altijd druk. Geld verdienen, afspreken met belangrijke mannen. Maar weinig tijd voor zijn kinderen. Zijn vrouw iets meer, hoor. Ze houden natuurlijk wel van ze. Maar wat ze niet weten is dat hun kinderen hun eerste woordjes tegen mij zeiden. En dat ze mij mama noemen. Kinderen zijn eerlijk, die weten wie hen opvoedt. Maar ik probeer het de kleintjes af te leren, want deze waarheid horen hun ouders niet graag.

Ik vind het fijn om die schatjes de warmte te kunnen geven die ik al drie jaar niet meer van mijn moeder heb kunnen krijgen. Want als ik naar mijn land zou gaan, kom ik niet meer terug. Ik had ooit de goede stempel in mijn paspoort, maar mijn vorige bazin heeft die niet verlengd, zonder het te zeggen. En zonder stempel mag je hier niet zijn, zeggen ze. Maar wat moeten de kinderen zonder mij?

Ik heb beter Nederlands geleerd dan de Nederlanders. Maar hoe lang en voor hoeveel kinderen ik ook zorg, ik kan zo door de politie meegenomen worden. Daar wil ik niet aan denken, het maakt me alleen maar bang.

Soms mis ik mijn familie en koop ik bananen uit mijn land. De smaak laat me even aan hen terugdenken. Al smaken ze wel anders dan vroeger in de tuin van mijn oma. Op die plek is nu een grote plantage. Iedereen moest daar weg en is naar de stad gegaan.

Die banaan mag hier wel zijn en ik niet, het is gewoon niet eerlijk! Laatst had ik het er met een vriendin van me over: een zesde van het geld dat we betalen voor zo’n stomme banaan is btw en gaat naar de belasting. En ik krijg daar nooit iets voor terug! Ik zorg de hele tijd voor iedereen. Maar als ik eens naar de dokter wil, doen ze daar moeilijk. Alleen omdat ik geen zorgpasje heb. Ik kan me niet eens verzekeren. Echt stom!

Maar thuis zijn ze aardig voor me, hoor. Ik krijg wel eens kadootjes en ik eet vaak samen aan tafel, net familie. Mijn kamer is klein maar mooi. Naast de baby, dat is handig voor hen want dan hoor ik hem ‘s nachts als eerste.

In het weekend komt opa soms oppassen. Dan vertelt hij graag over vroeger. “Het is nu net als toen ik geboren werd in Indië. Ik ben groot geworden aan de borst van een andere vrouw dan mijn moeder. Ze was zo speciaal. Haar naam weet ik niet meer, ik noemde haar altijd Baboe, zo heetten ze allemaal.”

Eerst vond ik het wel lief dat hij me daarover vertelde. Maar wat zullen mijn liefjes later over mij zeggen? Zullen ze mijn naam nog weten? En om mij geven zoals ik om hen geef? Hoe zit het met al die anderen die in deze rijke buurt voor andermans kinderen zorgen?

Als ik daar te lang over nadenk, word ik gek! Dan heb ik geen zin om ’s ochtends vroeg wakker te worden om eten te geven, aan te kleden, te poetsen en te glimlachen. Dan droom ik dat we een dag niet opstaan voor anderen, maar voor onszelf. Dan zien ze dat ze niet zonder ons kunnen. Dan zullen ze ons nooit meer vergeten!

Terug