Gebladerte-reeks 17
Auteur: De Fabel van de illegaal
(Uit: de reader van het seminar "Globalisering van de armoede", augustus 1998)
(Bij het schrijven van dit artikel zijn de medewerkers van De Fabel van de illegaal ervan uitgegaan dat de lezer het door De Fabel vertaalde stuk "Uitgangspunten en manifest van Peoples' Global Action" al heeft doorgenomen.)
Peoples' Global Action: een inspirerend netwerk van verzet
"Als je alleen komt om me te helpen, kun je weer naar huis gaan. Maar als je mijn strijd ziet als deel van jouw strijd om te overleven, dan kunnen we misschien samenwerken." Met dit citaat van een Aboriginal vrouw begint het oprichtingsmanifest van de Peoples' Global Action (PGA). De Leidse organisatie De Fabel van de illegaal vat het citaat op als een uitdrukkelijke uitnodiging tot wederzijdse internationale solidariteit. Wij zijn een van de initiatief nemende organisaties achter de Anti-MAI campagne en het Basisdemocratisch Netwerk (BN), die beide voortborduren op de uitgangspunten van de PGA. De Fabel heeft het PGA-manifest in het Nederlands vertaald, om het te gebruiken als basis voor een discussie over strijdperspectieven voor buitenparlementair links. Met dit artikel willen we een begin maken met die discussie, en nodigen we iedereen die zich hiermee verwant voelt, van harte uit om eraan mee te doen. We hopen dat er een constructieve en vruchtbare discussie zal ontstaan.
Het PGA-manifest is in onze ogen een behoorlijk scherpe, heldere en consequente analyse van de internationale ontwikkelingen rond "vrijhandel". De PGA-leden sparen de machthebbers niet en doen geen enkele poging om de rampzalige gevolgen van het neo-liberalisme te vergoeilijken of te ontkennen. Het kapitalisme wordt terecht herkend als een door bepaalde groepen mensen gewenste organisatie van de economie en de maatschappij, en niet als een historisch onontkoombare ontwikkeling of zelfs als natuurverschijnsel. De PGA zet zich daarmee duidelijk af tegen de heersende conservatieve en liberale, en resterende sociaal-democratische ideologieën. Men neemt heel bewust plaats in de rangen der radicaal-linksen, anti-imperialisten en andere revolutionairen.
Wij voelen een diepe verwantschap met de PGA-lidorganisaties. Hun strijd is onze strijd. De Fabel van de illegaal komt qua uitgangspunten min of meer uit de anti-imperialistische hoek. Internationale solidariteit staat voor ons voorop. We streven naar een socialistische en feministische samenleving en achten een fundamentele omwenteling van de sociale en bezitsverhoudingen op wereldschaal daartoe noodzakelijk. Lange tijd heeft een groot deel van de solidariteitsbeweging de hoop gevestigd op revoluties in de arm gemaakte landen. Daar moest het eerst gebeuren, hier was politiek niet veel meer mogelijk, zo was de inschatting. Maar de lange arm van het imperialisme en de economische wurggreep van de globalisering zijn inmiddels te sterk gebleken. Werkelijk fundamentele veranderingen kunnen niet meer geïsoleerd in een land of regio plaatsvinden. Bepaalde radicale stromingen binnen de beweging benadrukten dat juist hier strijd geleverd moest worden, wilde men werkelijk solidair zijn met de mensen daar. Veel van de ellende daar wordt immers grotendeels door de elite van hieruit georganiseerd.
De Fabel koos vanuit die analyse voor een strijd tegen illegalisering van migranten en vluchtelingen in Nederland. In het "vreemdelingenbeleid" wordt de tegenstelling tussen de rijk geworden landen en de arm gemaakte landen het duidelijkst zichtbaar. Geïllegaliseerden staan hier veelal bloot aan uitbuiting door bedrijven en aan een uitrokingsbeleid, razzia's, detentie en deportatie door de staat. Wij streven naar open grenzen en naar verblijfsrecht en mensenrechten voor iedereen. We verzetten ons dan ook principieel tegen de selectie door de staat van vluchtelingen en migranten uit de arm gemaakte landen. De Fabel organiseert daartoe acties en bijeenkomsten, publiceert een anti-racistische krant en probeert landelijke samenwerkingsstructuren op te zetten. Ook maken we ons sterk voor collectieve voorzieningen, zoals een voor geïllegaliseerden toegankelijke gezondheidszorg, en organiseren we individuele ondersteuning van geïllegaliseerde vluchtelingen en migranten. Door samenwerking met vluchtelingen- en migrantenzelforganisaties willen we internationale solidariteit concreet te maken.
De Fabel heeft er echter altijd moeite mee gehad de strijd met en voor vluchtelingen en migranten te verbinden met andere linkse politieke strijd hier. De geciteerde Aboriginal vrouw legt haar vinger precies op de zere plek: hoe kan de strijd voor ons eigen "overleven" - voor bijvoorbeeld onze uitkering, ons leefmilieu en meer democratie - samen komen met de solidariteit met vluchtelingen? Met onze deelname aan de Anti-MAI campagne en een discussie rond het PGA-manifest willen we de scheidslijnen tussen de diverse strijdterreinen en actiegroepen te lijf gaan. We willen graag dat er onderling meer gediscussieerd en samengewerkt wordt om te komen tot een sterkere radicaal-linkse beweging.
De crisis van links
Het ontbreken van zo'n radicaal-linkse beweging hangt samen met de mondiale "crisis van links" die sinds eind jaren 80 heerst. In de jaren daarvoor was radicaal-links in Nederland veel groter dan nu en ook veel meer ingebed in de toen bloeiende sociale bewegingen. Sindsdien is radicaal-links in een rap tempo ineengestort en in de marge beland. Op demonstraties kwamen steeds minder mensen, veel groepen vielen uit elkaar en bladen stopten ermee. Het ideeëngoed verwaterde, en links zijn raakte meer en meer uit. Sinds onze oprichting in 1990 hebben wij het niet anders gekend.
De crisis van links wordt mede veroorzaakt door de snel verslechterende mondiale politieke en economische realiteit, zoals die ook in het PGA-manifest staat beschreven. In Nederland wordt de sociale zekerheid afgebroken, het land omgebouwd tot verkeersplein, ons voedsel genetisch gemanipuleerd, de apartheid ingevoerd via de Koppelingswet en protest tot criminaliteit gemaakt. Vrijwel nergens ter wereld heeft links veel greep op de ontwikkelingen en zeker hier niet. Een gebrek aan visie heeft daar zeker mee te maken. We blijken nauwelijks in staat ons ideeëngoed via onderlinge discussies te actualiseren. We lopen daardoor voortdurend achter de feiten aan. Er wordt vanuit radicaal-links eigenlijk alleen nog maar gereageerd op de zoveelste verslechtering en dan nog voornamelijk met vluchtige acties en machteloze campagnes.
Ondertussen wordt er onder leiding van Bolkestein een politieke hetze gevoerd tegen alles wat links is (geweest). Linkse ideeën worden bestempeld tot "politieke correctheid", "onrealistisch" of zelfs "misdadig". Rechtse opinion-leaders beweren dat de geschiedenis ten einde is. Voormalige sociaal-democraten pleiten voor "no-nonsense"-politiek en willen dat we allemaal gaan "marktdenken". Wie nog met fundamentele maatschappijkritiek durft te komen, wordt doodgezwegen of uitgelachen. Steeds meer mensen kunnen zich van zulke ideeën niet eens meer een voorstelling maken. Radicaal-links is vrijwel volledig afwezig en ontbeert dus iedere aantrekkingskracht.
Dat we als radicaal-linksen zo machteloos staan heeft ook te maken met onze versplintering. We zijn allemaal afkomstig uit verschillende radicaal-linkse stromingen. We onderscheiden ons verder ook door de keuze van onze onderwerpen: van anti-racisme tot basisinkomen. Van milieustrijd tot vrouwenstrijd. En daarbovenop specialiseren we ons vaak ook nog eens in bepaalde soorten politieke activiteiten: bijvoorbeeld lobby, directe actie of onderzoek. Vrijwel allemaal werken we aan eigen acties en discussies. Allemaal steken we energie in het opbouwen van een eigen "achterban" of abonneebestand. En iedere groep maakt voor zich de keuze wat te doen. Wel zijn er gelukkig veel mensen die in meerdere groepen werken: dat geeft nog wat contact. De machteloosheid van de kleine groep maakt de kans groter dat men zich gaat richten op "realistische" en "haalbare" doelen. De radicaal-linkse uitgangspunten dreigen dan verloren te gaan.
De crisis te lijf
De crisis van links wordt in bladen of discussies nauwelijks meer benoemd. Velen lijken zich te hebben neergelegd bij onze huidige gemarginaliseerde positie. De overgebleven groepen blijven volharden in hun activiteiten, maar hebben hun pretenties heel ver omlaag geschroefd. We vinden nog wel dat alles anders moet, maar het geloof dat het ook werkelijk anders kan lijkt verdwenen. Toch zijn er in de jaren 90 verscheidene pogingen gedaan om de impasse te doorbreken.
Begin 1991 werd vanuit radicaal-linkse kringen het maandblad Konfrontatie opgericht. De activisten van toen hadden nog meegemaakt dat radicaal-links veel groter was. Er had toen veel mogelijk geleken, maar de hoge verwachtingen waren niet uitgekomen. De constatering dat links in een crisis zat was nog vers, en werd erg gevoeld. Veel mensen waren uit veld geslagen en de draad kwijt. Konfrontatie probeerde in die situatie een discussie te organiseren over "de analyse van tegenstellingen in de maatschappij en hoe die zich tot elkaar verhouden, over de mate en manier van organisatie, over het aangaan van bondgenootschappen, over machtsvorming, strategieën en strijdvormen." De redactieraad constateerde dat de activiteiten van de overgebleven radicaal-linkse groepen zich veelal "beperken tot deelgebieden, en meer zijn gericht tegen de uitwerkingen van het systeem dan tegen de drijvende krachten erachter. Een idee van onderlinge verbondenheid, van samen strijden, is steeds verder uit het bewustzijn verdrongen." De redactieraad van Konfrontatie achtte het blad "geen doel, maar een middel" om "vastgelopen verhoudingen open te gooien". "Het is voor ons geen vrijblijvende discussie; een handelend bewustzijn zal (verder) ontwikkeld moeten worden, er zullen politieke en organisatorische consequenties uit de discussies getrokken moeten worden", zo schreef men in het nulnummer.
Vanuit precies diezelfde doelstellingen waren wijzelf een jaar eerder op lokaal niveau al begonnen met politiek informatiecentrum De Invalshoek en het blad De Peueraar. We namen via een lezersgroep ook deel aan het Konfrontatieproject. "De crisis van links ligt ons inziens niet alleen in het ontbreken van een éénduidige, allesomvattende analyse over hoe de wereld in elkaar steekt, maar voor een belangrijk deel ook in het ontbreken van een wisselwerking tussen praktijk en analyse. Tot nu toe heeft het ook in Konfrontatie daaraan ontbroken", schreven we in de zomer van 1992. Behalve in het snel veranderende politieke klimaat moet volgens ons zeker ook daar de oorzaak van het falen van Konfrontatie gezocht worden. Bij de opheffing in 1995 vroeg de redactie zich teleurgesteld af: "De pretenties waren misschien vanaf het begin té hoog, maar waren ze daarmee irreëel?" Wij denken van niet.
Medio 1994 begon met de Derde Kamer een nieuwe poging om de zich verder verdiepende crisis van links een halt toe te roepen. De Derde Kamer wilde een "vernieuwende" en brede "basisdemocratische beweging" worden die "mensen samenbrengt die daadwerkelijk iets willen doen aan de maatschappelijke problemen". Men wilde "in de eerste plaats de bundeling van strijdbare groepen in een beweging, en het uitwerken van een alternatief democratisch systeem binnen de Derde Kamer. In de tweede plaats het uitwerken van de programmatische inhoudelijke kant." In Leiden namen wij het initiatief tot de oprichting van een lokale Derde Kamer. Politieke vaagheid gecombineerd met een gebrek aan draagvlak heeft het initiatief een roemloze dood doen sterven. Ook landelijk is men helaas niet in staat gebleken het "vernieuwende" aan de Derde Kamer zodanig vorm en inhoud te geven dat er een nieuw links perspectief kon ontstaan.
Bij de aanloop naar de Eurotop in het voorjaar van 1997 ontstonden plotseling praktische samenwerkingsverbanden tussen groepen die jarenlang vrijwel ondenkbaar waren. Zowel bij de Euromarsen richting Amsterdam, waaraan wij op lokaal niveau deelnamen, als bij de Top van Onderop en de demonstraties en acties op straat wisten veel groepen elkaar te vinden. Na de Eurotop vielen de verbanden weer uiteen. Natuurlijk zijn de opgebouwde informele contacten niet verloren gegaan. Veel groepen gingen een klein jaar later weer samenwerken in de campagne tegen het MAI. Helaas is ook daar, op een kleine harde kern na, nog nauwelijks sprake van een vast samenwerkingverband en een nieuwe discussiecultuur. Er is een groot verloop aan activisten. Zelf zijn we inmiddels wat uit onze lokale schulp gekropen en zijn we van plan energie te blijven steken in de Anti-MAI campagne en een mogelijk BN.
Nieuwe initiatieven, nieuwe kansen
Wij vinden de Anti-MAI campagne en een mogelijk BN belangrijk. Ze bieden nieuwe kansen om de crisis te overwinnen en die kansen willen we met beide handen aangrijpen. Er zijn nieuwe mensen, er is nieuwe energie. We willen niet gaan zitten wachten tot het politieke tij vanzelf keert. We zullen ons linkse zelfvertrouwen moeten herwinnen en zelf de kansen moeten creëren om veranderingen af te dwingen. Bij de Anti-MAI campagne kwamen binnen korte tijd veel mensen bij elkaar. Dat kwam waarschijnlijk door de combinatie van een fundamentele kritiek, een campagne rond een concrete speerpunt en een reële kans op succes.
Het MAI-verdrag is momenteel het meest omvattende project in het kader van de economische globalisering. We willen daarom de komende tijd de campagne ertegen uitbouwen op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Maar ook het Internationaal Monetaire Fonds (IMF), de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de multinationale ondernemingen vormen wereldwijd een enorme bedreiging. Hun machtsbases liggen hier, in de rijk geworden landen. PGA doet daarom een klemmend beroep op ons, als inwoners van de rijk geworden landen, om hier de strijd aan te gaan door middel van een "confronterende benadering" en directe actie. Wij willen met de campagne aan hun oproep gehoor geven. Ook willen we meer bekendheid geven aan die oproep en aan de strijd van de PGA-bewegingen in de arm gemaakte landen.
Het lijkt ons verder een goed idee de campagne te koppelen aan al lopende andere campagnes en activiteiten. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de Schone Kleren Kampagne, aan de solidariteitscampagnes ter ondersteuning van arbeidsters in vrijhandelszones, aan een eventuele campagne voor een wereldbasisinkomen, aan de campagnes tegen illegalisering, zoals de karavaan "Geen mens is illegaal! Mensenrechten voor iedereen!" van het Platform Illegale Vluchtelingen (PIV), aan de campagnes tegen genetische manipulatie en biopiraterij, aan de campagne tegen de kerntransporten en aan de campagnes tegen olie- en mijnbouwprojecten, zoals van Shell in Nigeria en Tsjaad en de investering van de ABN/Amro in mijnbouw in Indonesië. Bij veel van deze campagnes moeten brede samen- werkingsverbanden mogelijk zijn. Ze verbinden immers diverse strijdthema's met elkaar, zoals milieu, internationale solidariteit, vrouwen, inkomen en arbeid, anti-racisme en anti-fascisme en kritisch consumeren. Het zou goed zijn om eens te bekijken hoe de diverse campagnes elkaar zouden kunnen aanvullen en versterken in het streven naar fundamentele verande- ringen. Wijzelf hebben daarmee bij de Anti-MAI campagne al enkele goede ervaringen opgedaan. Zo kwam bijvoorbeeld geheel vanzelfsprekend een samenwerking met milieu-organisaties tot stand. Dat was ons niet eerder gelukt. Maar nu konden we samen optrekken tegen de economische globalisering die immers zowel vluchtelingen als milieuvernietiging produceert.
Naast de Anti-MAI campagne vinden we het belangrijk dat er gewerkt wordt aan een BN, een ondersteunende infrastructuur die kan zorgen voor meer gezamenlijkheid en continuïteit binnen de radicaal-linkse beweging. Het gaat er nadrukkelijk niet om een nieuwe campagne te organiseren op één terrein, maar om groepen en individuen bijeen te brengen die een aantal uitgangspunten delen. De initiatiefnemers zijn voorlopig tot de volgende uitgangspunten gekomen:
Het is de bedoeling dat de deelnemers het netwerk gaan gebruiken als discussieplatform om te komen tot een gezamenlijke analyse. Het PGA-manifest zou als uitgangspunt van die discussie kunnen dienen. Het idee voor het netwerk is immers onder meer geïnspireerd op PGA. Wat ons betreft wordt het netwerk op den duur een soort Nederlandse component van dat PGA. We willen dit stuk verderop afsluiten met een eerste aanzet tot die discussie. We hopen dat de netwerkdeelnemers ook hun acties en campagnes inhoudelijk met elkaar zullen willen gaan verbinden, samen hun strategieën gaan bespreken en een gezamenlijke actiepraktijk zullen opbouwen. In die zin verschilt dit initiatief van de eerdere pogingen zoals Konfrontatie en de Derde Kamer. Een nieuw links perspectief zal volgens ons moeten voortkomen uit een sterke wisselwerking tussen theorie en praktijk. Een vernieuwing van de linkse visie moet samen gaan met de opbouw van een nieuwe actiecultuur. We moeten ook nieuwe strategieën ontwikkelen en de strikte en bijvoorbeeld de machteloos makende scheiding tussen actie en lobby doorbreken. Diverse actiemethoden kunnen elkaar aanvullen en versterken om een politieke tegenmacht te ontwikkelen. Zo kunnen veel mensen zich aangesproken voelen om mee te doen en kunnen we bovendien het stigma van de rel schoppende actievoerder doorbreken. Met de Anti-MAI campagne hebben daar goede ervaringen mee. We hebben bijvoorbeeld het ministerie van Economische Zaken zowel vereert met een bezetting, als met publieksacties en een open brief.
Mocht het initiatief voor het BN aanslaan, dan zal het een langdurig proces worden. Alle groepen hebben zo hun eigen achtergrond, visie en ervaringen. Iedereen heeft een eigen werkwijze en politieke cultuur, bepaalde expertise en kwaliteiten, maar ook eigen stokpaardjes en blinde vlekken. Maar het lidmaatschap van een internationale organisatie zou het netwerk het vertrouwen kunnen geven dat de moeilijkheden te overwinnen zijn. Dat is iets wat zeker ontbrak bij eerdere pogingen hier de crisis te lijf te gaan.
Gedachten over het manifest
De opstellers van het manifest hebben een goede poging gedaan racisme, seksisme, homofobie en nationalisme in samenhang met het kapitalisme te analyseren. En ook natuurvernietiging, cultuur en onderwijs worden in het bredere verband geplaatst. Het is opvallend dat natuurvernietiging een van de steeds terugkerende hoofdonderwerpen in het stuk vormt. Dat is een belangrijke vooruitgang ten opzichte van de meer traditionele kapitalisme-analyses. Ook de specifieke gevolgen van de "vrijhandel" voor vrouwen komen aan bod. Dat gebeurt voornamelijk in een aparte paragraaf. Op zich zijn we het wel eens met wat daarin staat, maar helaas is van een werkelijke anti-patriarchale analyse geen sprake. Die zou zich niet beperken tot een aparte paragraaf, maar mede de basis vormen van de totale kijk op de globalisering.
In onze ogen is het patriarchaat een maatschappijvorm die is gebaseerd op de macht van mannen over vrouwen. Die machts- en geweldsverhouding gaat samen met een ideologie waarin het veronderstelde "mannelijke/geestelijke" boven het veronderstelde "vrouwelijke/natuurlijke" zou staan. Alles en iedereen die in verband wordt gebracht met de "vrouwelijke/natuurlijke" sfeer belandt daardoor onderaan de maatschappelijke ladder en zal bloot staan aan onderdrukking, uitbuiting en vernietiging: vrouwen, zwarten, armen, homo's, kinderen, gehandicapten, gekken, dieren en de natuur zelf. Ze worden allemaal makkelijk tot "natuurlijk" object gemaakt, waarop allerlei ingrepen zonder meer gerechtvaardigd zouden zijn. Alle patriarchale samenlevingen zijn doordrenkt van dit tegenstellingendenken, zij het in historisch uiteenlopende vormen.
Hoewel het patriarchaat in eerste instantie betrekking heeft op de relaties tussen mannen en vrouwen, blijft het daartoe niet beperkt. Men kan alle terreinen van de maatschappij vanuit een anti-patriarchale analyse bekijken. Een gecombineerde anti-kapitalistische/anti-patriarchale analyse biedt een veel beter begrippenkader om de machtsprocessen rond de "vrijhandel" te kunnen begrijpen, dan een uitsluitend anti-kapitalistische visie. Immers, niet alle politieke en economische beslissingen zijn evenzeer gebaseerd op puur kapitalistische overwegingen. Ook patriarchale machtsprocessen en zelfs simpele machismo kunnen een rol spelen. In tegenstelling tot de anti-kapitalistische analyse is de anti-patriarchale over het algemeen veel minder uitgewerkt. En een werkelijk gecombineerde analyse is zeldzaam. Wij denken dat de ontwikkeling van zulke analyses absoluut noodzakelijk is om een politiek perspectief te creëren en links nieuwe inspiratie te geven. Zo'n nieuwe kijk zal bovendien tot nieuwe strategieën, actievormen en organisatiemodellen kunnen leiden.
Bij wijze van voorbeeld willen we hier even twee zeer uiteenlopende thema's aanstippen die bij een voornamelijk anti-kapitalistische analyse zoals die van het PGA haast noodzakelijkerwijs onderbelicht blijven: bevolkingspolitiek en dierenbevrijding. Het gaat ons er niet om hier in kort bestek uitgebreide analyses neer zetten, maar veeleer om te laten zien in welke richting een anti-patriarchale uitbreiding van de PGA-analyse ons zou kunnen leiden.
Eerst wat over bevolkingspolitiek. Een meer gecombineerde anti-kapitalistische en anti-patriarchale visie zou de kurk waar het kapitalisme op drijft makkelijker in beeld brengen: de subsistentie-economie. Die speelt zich af buiten het bereik van het geld, in de reproductiesfeer en op lokaal niveau. Deze informele economie vormt onder meer het onbetaalde vangnet voor arbeiders die niet voldoende verdienen om te overleven. Ze zijn afhankelijk van wat er op eigen kleine akkers voor de eigen consumptie verbouwd wordt. Ook de voedselbereiding en bijvoorbeeld de zorg voor kinderen en ouderen horen bij deze schaduweconomie. Zoals ook de PGA-tekst meldt is deze sfeer vooral het domein van vrouwen. Zonder al hun schaduwarbeid zouden onderbetaalde en werkloze arbeiders niet kunnen overleven en dus ook niet uitbuitbaar zijn. Zonder de subsistentie-economie zou het kapitalisme dus niet kunnen bestaan. In de officiële economische statistieken speelt deze sfeer echter nauwelijks een rol, en linkse economen zijn vaak geneigd daar niet vanaf te wijken in hun theorievorming. Toch wordt er door de staat wel degelijk flink ingegrepen in de subsistentiesfeer en de levens van de betrokken vrouwen. Dat gebeurt onder meer via de bevolkingsprogramma's die steevast samengaan met de Structurele AanpassingsProgramma's (SAP's), die het IMF en de Wereldbank uit laten voeren in de arm gemaakte landen. Bij die bevolkingsprogramma's wordt een groot deel van de mensen die overleven in de subsistentie-economie tot "overbevolking" verklaard. Ze worden niet nodig geacht voor de kapitalistische economie. De beleidsmakers proberen de "overbevolking" vervolgens tegen te gaan via bijvoorbeeld de gedwongen sterilisatie van vrouwen. Dat bij zulke bevolkingsprogramma's vrijwel uitsluitend in vrouwenlichamen wordt ingegrepen is niet vanuit een puur anti-kapitalistische analyse te begrijpen. De sterilisatie-operatie is bij mannen namelijk veel en veel sneller en goedkoper. Maar wanneer het om zoiets "natuurlijks" als de voortplanting gaat, kunnen de mannelijke beleidsmakers uitsluitend nog vrouwen waarnemen. Bovendien zijn ze al van huis uit gewend vrouwen tot object te maken. Hoewel al ruim honderd miljoen vrouwen in de arm gemaakte landen gesteriliseerd zijn - waarvan velen onder dwang of onder valse voorwendsels - komt de bevolkingspolitiek in het manifest niet aan de orde.
Vanuit een anti-patriarchale analyse is ook een heel ander terrein te bekijken: dat van behandeling van dieren. In het manifest beweren de PGA-lidorganisaties terloops dat dieren "geen handelswaar, maar onze levensaderen" en "grondstoffen" zijn. Wij zijn daarentegen van mening dat dieren geen dingen zijn, maar levende wezens die kunnen lijden en ook in zichzelf een waarde hebben. Vanuit de dierenbevrijdingsbeweging zijn de laatste jaren zeer gedegen aanzetten gegeven tot een gecombineerde anti-kapitalistische/anti-patriarchale analyse van de relatie tussen mens en dier. Veel leden van De Fabel van de illegaal staan sympathiek tegenover de dierenbevrijding en zijn veganist. Binnen de radicaal-linkse bewegingen van een aantal rijk geworden landen verandert de kijk op de mens/dier-relatie de laatste jaren sterk. In veel andere landen worden dierenbevrijders en veganisten nog voor gek verklaard. Het lijkt ons geen goede zaak om als missionarissen in de rest van de wereld voor het veganisme te gaan pleiten. In veel arm gemaakte landen zijn veel mensen volledig afhankelijk van de verkoop en consumptie van de producten van hun dieren. Dierenbevrijding is in die context onvoorstelbaar. Maar hoogstwaarschijnlijk zal voor hen de bio-industrie in de rijk geworden landen even onvoorstelbaar zijn. Onvoorstelbaar wreed, wel te verstaan. Volgens ons zou een afkeuring van de bio-industrie in het internationale PGA-manifest niet misstaan, al was het maar als een voorbeeld van de destructiviteit en onmenselijkheid waartoe een praktisch ongelimiteerde combinatie van patriarchaat en kapitalisme in staat is. Binnen de Nederlandse context zouden we verder willen gaan en willen pleiten voor volledige dierenbevrijding.
Voorbij de kapitalistische wetten
Volgens de neo-liberale ideologie hebben de "vrije markt" en de economische globalisering iets onontkoombaars. De huidige ontwikkelingen zouden iets wetmatigs hebben, ja zelfs iets democratiserends: iedereen zou er in gelijke mate aan onderworpen zijn. In werkelijkheid gelden die "wetten" van het kapitalistische spel voornamelijk voor de kleine spelers en voor de arbeiders en consumenten. Grote jongens zoals de multinationals zijn via staatsingrijpen en internationale regulerende organen in staat de "wetten" te manipuleren en te overstijgen. Er worden bijvoorbeeld geheime kartel-afspraken gemaakt of overheidsinvesteringen in nieuwe technologieën geregeld. Ook worden onwelgevallige ontwikkelingen op de markt wel met militair geweld naar de hand gezet. Soms worden markten in de arm gemaakte landen zelfs letterlijk veroverd en waarna de rijk geworden landen onderling hun "invloedssferen" verdelen. Ook worden takken van industrie in de arm gemaakte landen militair kapot gemaakt wanneer die het spel op de markt te goed beginnen te beheersen en een gevaar gaan vormen voor de Westerse dominantie. Zo heeft Groot-Brittannië bijvoorbeeld twee eeuwen terug de Indiase textielindustrie met militair geweld volledig vernietigd toen die de Britse dreigde weg te concurreren. Daarnaast worden vooral ook acties van onderop door vakbonden of consumentenorganisaties met geweld beantwoord. En dan is er nog het alledaagse "normale" geweld en de dreiging daarmee, waar iedereen mee geconfronteerd wordt die zich niet aan de regels van de kapitalistische maatschappij houdt.
De opstellers van het PGA-manifest besteden weinig aandacht aan het geweld "voorbij de kapitalistische wetten". Hun analyse lijkt zich te beperken tot de economische machtsverhoudingen. Een opvallende keuze, omdat bekend is dat veel van de lidorganisaties direct te maken hebben met repressie op een voor ons onvoorstelbaar niveau. Moordpartijen door doodseskaders zijn geen uitzondering. In veel arm gemaakte landen heerst zelfs niet eens, zoals bij ons, de illusie van een civiele kapitalistische samenleving, waarin maatschappelijke kwesties via een open en democratisch debat zouden kunnen worden oplost. Hopen de PGA-organisaties door hun hoofd in het zand te steken aan een verdere escalatie van het rechtse geweld te ontkomen?
Wij vermoeden dat de PGA bewust kiest voor de wat naïeve en terughoudende analyse om haar concept van de directe actie geloofwaardig naar voren te kunnen schuiven. De inzet van openlijke massale directe actie en burgerlijke ongehoorzaamheid stoelt immers op een minimaal vertrouwen in de tegenstander dat die niet direct tot ernstig of dodelijk geweld overgaat. Bij zulke acties reken je op "fair play" en enige moraliteit bij de tegen- stander of, wijzer, op zijn overwegingen dat direct keihard ingrijpen niet tactisch is. Met het concept van directe actie lijken de PGA-ers een poging te wagen om de militaristische logica te ontlopen waarin heel wat linkse militante bewegingen de laatste decennia verzeild zijn geraakt: het over en weer keihard toeslaan, waarbij de politieke strijd in de beleving van de rest van de samenleving steeds verder op de achtergrond lijkt te komen. Aan directe actie kunnen "gewone" mensen makkelijker meedoen, in theorie zelfs zonder direct voor de dood te hoeven vrezen. Directe actie zou zo de mogelijkheid kunnen bieden tot de opbouw van een grotere legale radicaal-linkse beweging en actiecultuur.
Het is interessant dat de PGA-organisaties desondanks schrijven dat ze zich niet distantiëren van "andere vormen van actie onder bepaalde omstandigheden". Dat verbaast ons niet. De Mexicaanse Zapatista's, een van de PGA -lidorganisaties, mikken bijvoorbeeld enerzijds op het publieke debat en acties binnen het kader van de civiele samenleving, en anderzijds op een militaire zelforganisatie vanuit een principieel en terecht wantrouwen van de machthebbers. Tegelijk weet men ook weer dat een militaire confrontatie nooit te winnen is en heeft men dus de hoop gevestigd op het wankele evenwicht tussen die twee strategieën.
Wat betekent dat voor de Nederlandse politieke verhoudingen? Niet veel, want illegale militante acties vinden hier nauwelijks nog plaats. Toch vindt De Fabel van de illegaal het een principe-kwestie om zich nooit op grond van illegaliteit van zulke acties te distantiëren. En dat zou een PGA-achtig netwerk wat ons betreft ook niet moeten doen. Ook niet wanneer zo'n actie op een bepaald moment niet tactisch lijkt. Militante en illegale acties horen immers in principe bij een politiek die streeft naar fundamentele veranderingen: revoluties zijn per definitie illegaal. Overigens willen we hiermee illegale militante acties zeker niet op een voetstuk plaatsen. Wij achten de dagelijkse legale politieke activiteiten onontbeerlijk voor een radicaal-linkse beweging. En de radicaliteit van een actie zit 'm vanzelfsprekend niet in eerste instantie in de middelen maar in de doelen.
Volk en basisdemocratie
"Deze ellende en vernietiging heeft alleen tegenwerking gehad van verzet dat uit de basis van het volk voortkomt", staat in het begin van het manifest te lezen. Verder wordt het begrip "volk" alleen nog gebruikt zonder directe verwijzing naar de "basis" daarvan. Het is ons niet duidelijk of het PGA het begrip "volk" nu gebruikt als een soort klasse-aanduiding of meer in nationalistische zin.
Wij hebben met het denken in "volkeren" niet veel op. Bij "volkeren" wordt namelijk vrijwel altijd gedacht aan een soort natuurlijke eenheid die er altijd al was, alsof een volk een vanzelfsprekendheid is. De creatie van "volken" is echter altijd het gevolg van sociale en politieke strijd. Wanneer het begrip "volk" wordt ingezet door een bevrijdingsbeweging tegen de koloniale overheersers kunnen we ons daar in linkse zin nog wel iets bij voorstellen. In de rijk geworden landen kunnen we aan zulk denken geen enkele positieve waarde toekennen. "Het Nederlandse volk" is een racistisch concept, dat onder meer gebruikt wordt bij de uitsluiting en onderdrukking van mensen uit de arm gemaakte landen. Het valt uiteindelijk niet te rijmen met internationale solidariteit.
Hoe kunnen we trouwens solidair zijn met "een volk", met al zijn interne tegenstellingen? Bij de creatie van "volkeren" komt vaak heel wat geweld kijken. Vaak duurt het generaties lang voordat iedereen zich de nieuwe eenheidscultuur eigen gemaakt heeft. Het denken in "volken" wordt over het algemeen gepromoot door de elite. Het is haast per definitie conservatief omdat het de klassenstrijd en de strijd tussen de seksen naar de achtergrond duwt. Die zouden de eenheid van het volk niet ten goede komen. De Fabel wil dus geen solidariteit met "volkeren" maar met radicaal-linkse organisaties en basisbewegingen overal ter wereld.
In de Nederlandse verhoudingen doelen we dan in eerste instantie op de over het algemeen helaas kleine horizontale organisaties die nog her en der actief zijn. Het gaat ons in eerste instantie om politieke groeperingen, zoals De Fabel zelf, die hun wortels hebben in de radicale delen van de sociale bewegingen van de jaren 70 en 80 en die zich onderscheiden door hun autonomie, actiebereidheid en grote mate van collectiviteit. Hoewel hun strijd zich meestal beperkt tot één terrein, gaan ze wel impliciet uit van een algemeen radicaal-links wereldbeeld.
Dit in tegenstelling tot de organisaties die we verder voor het gemak maar even "niet-gouvernementele organisaties" (NGO's) zullen noemen, hoewel basisdemocratische clubs vanzelfsprekend ook niet-gouvernementeel zijn. NGO's zijn vaak charitatieve- of lobbyclubs die mikken op grote aantallen trouwe draagkrachtige donateurs. Ze zijn zelden basisdemocratisch georganiseerd en vertegenwoordigen ook geen basisbewegingen, al pretenderen ze dat soms wel. Eerder horen NGO's bij het maatschappelijk middenveld. Juist hun onafhankelijke status maakt hen soms tot een ideale schakel bij de uitvoering van overheidsbeleid. NGO's als Vluchtelingenwerk fungeren zelfs direct als verlengstuk van de staat. Sommige grote NGO's zijn tegenwoordig ook niet vies van lucratieve reclamecontracten met multinationals. Hoewel NGO's zich soms bijzonder kritisch uitlaten over één onderwerp, werken ze zelden vanuit een achterliggende linkse totaalvisie. Ze nemen dan ook woorden als politieke strijd en internationale solidariteit niet graag in de mond. Veel NGO's zijn de laatste jaren meer en meer in markttermen gaan denken en hebben hun boodschap daarop aangepast. Grote NGO's krijgen daardoor soms meer weg van commerciële bedrijven.
In eerdere verklaringen namen de PGA-organisaties uitdrukkelijk afstand van de NGO's en hun lobbymethoden. Dat sprak ons erg aan. Lobby in achterafkamertjes is een ondemocratische manier van politiek bedrijven, die "de achterban" machteloos maakt. In het manifest wordt er helaas met geen woord meer over gerept. Misschien wil men toekomstig overleg met de NGO's niet moeilijker maken dan het al is. Hoogstwaarschijnlijk is het voor alle PGA-lidorganisaties overduidelijk dat NGO's andere belangen hebben en zich ook wel tot tegenstanders ontpoppen. Hier in de rijk geworden landen is het voor veel mensen echter een stuk moeilijker zulke politieke tegenstellingen waar te nemen. We vinden het daarom juist belangrijk om een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen NGO's en basisorganisaties. Wij hebben uitgesproken kritiek op alle verticale organisaties, van de staat en de bedrijven tot aan de NGO's.
Dat betekent overigens niet dat we alle activiteiten van de NGO's per definitie afwijzen. Een verbreding in hun richting is volgens ons zelfs hard nodig. Verbreding hoort onverbrekelijk bij de opbouw van onze eigen radicaal-linkse structuren. De tegenstellingen tussen die twee willen we productief maken. Enerzijds zou de opbouw van eigen structuren niet erg zinvol zijn wanneer we niet verbreden. De naoorlogse geschiedenis leert immers dat radicaal-links in de rijk geworden landen de eigen ideeën vrijwel nooit meer zonder hulp van "progressieve" delen van het maatschappelijke middenveld heeft kunnen doorzetten. En daartoe zal ons waarschijnlijk nog zeer lange tijd eenvoudigweg de macht ontbreken. Zonder dat middenveld staan we voorlopig dus nog veel te geïsoleerd. Anderzijds is verbreding zinloos wanneer we niet over de politieke kracht beschikken om binnen de coalities een vuist te maken. Gewapend met voor iedereen glasheldere basisdemocratische uitgangspunten moet het mogelijk zijn om binnen bepaalde campagnes tijdelijk activiteiten te coördineren met bepaalde NGO's zonder bang te zijn voor inkapseling of voor het verlies van onze identiteit. Zeker als we erop letten al onze activiteiten in principe, hoe minimaal ook, in de richting van fundamentele veranderingen blijven wijzen en niet het systeem gaan versterken. We moeten onverzoenlijk blijven.