Gebladerte-reeks 21, mei 2001

Auteur: Thomas Schmidinger


(Vertaald uit: Radix 1, voorjaar 2000)

Structureel antisemitisme en kort-door-de-bocht kritiek op kapitalisme

Tot op heden is er in de Nederlandse actiebeweging helaas nauwelijks theorievorming over de denkwereld van het antisemitisme. De Fabel van de illegaal betitelde de anti-MAI campagne twee jaar terug als "potentieel antisemitisch". De redenering daarachter wordt verder uitgediept in dit achtergrondartikel, dat eerder verscheen in nummer 1 van het Oostenrijkse "blad voor een ecologisch links" Radix, voorjaar 2000. Het werd vertaald door de activist Bob Wester, die bezig is met een kritisch onderzoek over de anti-globaliseringsbeweging in Nederland. Helaas heeft de redactie van Radix destijds verzuimd de bronnen te vermelden van de in het artikel verwerkte citaten.

Ook links is kwetsbaar voor - in meer of mindere mate openlijk - antisemitisme. In dit artikel gaat het echter niet om eventueel "openlijk antisemitisme" van links, maar om de structurele overeenkomsten tussen kort-door-de-bocht kritiek op het kapitalisme en het moderne antisemitisme. Overeenkomsten die vooral te zien zijn in het globaliseringsdebat van de laatste jaren.

Joden en geld

Al in de late Middeleeuwen - dus nog voor de ontwikkeling van de moderne kapitalistische productieverhoudingen - werden joden keer op keer in verband gebracht met geldzaken, met de "abstracte" in tegenstelling tot de "concrete, productieve arbeid". Bernhard von Clairvaux, de "geestelijk leider van de tweede kruistocht - die evenals de eerste bovenal ook een kruistocht tegen de joden was - verving in zijn preken het uitlenen van geld tegen rente eenvoudigweg door het woord judaïseren, in het Latijn iudaicare." Het traditionele antisemitisme van de Middeleeuwen was daarmee niet alleen religieus, maar ook al economisch. "Joden" werden gelijk gesteld aan geldzaken.

In de Boerenoorlog van 1525 richtte zich de woede van boerinnen en boeren niet alleen tegen kloosters, graven en andere grondbezitters, maar ook tegen joden. Geen wonder dat eeuwen later zowel de Duitse arbeidersbeweging als het Duitse antisemitisme, en in zijn extreemste vorm het nationaal-socialisme, zich beriepen op de Boerenoorlog als historische voorloper.

Deze traditie zette zich dan ook voort in de vroege arbeidersbeweging met Proudhon en Lasalle. Proudhons antisemitisme scheidde opnieuw de sfeer van de geldcirculatie van die van de warenproductie. Toen al bleef de kritiek op het kapitalisme steken in kritiek op de circulatie van geld. Joden werden meer of minder openlijk in verband gebracht met die bekritiseerde circulatie.

Ook bij Marx zijn antisemitische stellingnamen te vinden, vooral in zijn stuk over het "jodenvraagstuk". Hij komt echter niet tot een op zichzelf staand antisemitisme. In ieder geval maakt hij geen principieel onderscheid tussen circulatie en productie. Daardoor is het onmogelijk om vanuit het marxisme de circulatie toe te schrijven aan "joden".

Gesell, verdwijngeld en ruilcrisis

De in 1862 geboren Silvio Gesell ontwikkelde op basis van de theorieën van Proudhon een economische theorie. Die publiceerde hij in 1911 in zijn belangrijkste boek "De natuurlijke economische orde". "Bij Gesell betekent meerwaarde rente en pacht". Proudhon beweerde al dat "het probleem in de circulatie lag, omdat de schaarste van het geld de productie en de ruil verlamde. Om precies te zijn: de geldbezitters zouden dit ruilmiddel oppotten om rente op te strijken."

"Gesell eiste het recht van alle arbeiders (bedoeld worden loonafhankelijken én kapitalisten) op een "gemeenschappelijk volledig arbeidscontract", dat wil zeggen zonder de afdracht van rente. Door het wegvallen van rente en pacht zou iedereen inkomsten ontvangen "volgens de wetten van de concurrentie", volgens het principe: "voor de bekwaamsten de hoogste arbeidsopbrengst".

Via de invoering van het zogenaamde "verdwijngeld" wilde Gesell verhinderen dat nog langer geld opgepot en rente afgeroomd zou worden. Dat "verdwijngeld" zou voortdurend in waarde achteruit gaan, en zou zodoende snel uitgegeven moeten worden en zo de economie aanjagen. Gesell bekritiseerde uitsluitend de geldkringloop. De productie, het "scheppende kapitaal" zag hij als positief.

In zijn economische theorie maakte Gesell niet alleen twee niet werkelijk scheidbare dingen van elkaar los, namelijk het "goede, productieve" (scheppende) en het "slechte, onproductieve" (rovende) kapitaal, maar verdedigde in het algemeen steeds ook een sociaaldarwinistisch, eugenetisch, racistisch en vaak antisemitisch wereldbeeld.

Zijn laatste levensjaren bracht Gesell dan ook door in de openlijk antisemitische commune "Oranienburg-Eden". ""Behalve vegetarische voeding", zo valt in de uitgangspuntenbrochure van Eden uit 1917 te lezen, was voor een "natuurlijk" leven in de alternatieve commune "een Duits-nationalistische gezindheid een voorwaarde. En slechts het Duitse ariërdom stelt daartoe in staat."

In de deflatiefase in het begin van de jaren 30 had Silvio Gesells economische theorie in Oostenrijk en Duitsland aanzienlijke invloed, bijvoorbeeld via een experiment van de SDAP-burgemeester van Wörgler. Gesells theorie fungeerde vanaf het begin af aan als een ingang voor het antisemitische en fascistische gedachtegoed bij links.

De "vrije economie"-groepen, die waren opgericht naar de ideeën van Gesell, kregen na 1945 hun invloed van de jaren 30 niet meer terug. Ze bleven echter wel bestaan, en raakten betrokken bij zowel extreem-rechtse bewegingen als christelijke groepen, bij delen van het anarchisme (bijvoorbeeld de Karin Kramer uitgeverij) en bij de opbouw van de milieubeweging en de Groenen.

Grotere betekenis kregen ze echter pas de laatste jaren weer, toen na de ineenstorting van het "reëel bestaande socialisme" veel groepen die op zoek waren naar alternatieven voor het kapitalisme, stuitten op het vermeende anti-kapitalistische alternatief van Gesells "vrije economie". Zowel de diverse ruilkringen en verdwijngeld-experimenten, als het wat gemoderniseerde LETS-systeem, baseren zich uiteindelijk op Gesells theorie.

Gesells aanhangers beweren altijd dat hun economische theorie "a-politiek" is en zou functioneren als een zuiver economische theorie die onafhankelijk zou zijn van de andere politieke opvattingen van Gesell. Maar precies daardoor vormt die theorie vaak een ingang voor antisemitisch en extreem-rechts gedachtegoed binnen links. Gesells leer van de "vrije economie" is een van de gebieden waar de nieuw-rechtse strategie van een crossover van rechts en links goed werkt.

Het antisemitisme wordt door links echter niet in de eerste plaats binnengehaald via het openlijk antisemitisme van Gesell en zijn medestanders, maar via de kort-door-de-bocht kritiek op het kapitalisme van de "vrije economie"-aanhangers. Wanneer slechts de geldkringloop bekritiseerd wordt en de principiële gelijkheid van "productief" en "financieel" kapitaal niet wordt gezien, dan kan dit zich ontwikkelen tot een openlijk antisemitisme wanneer het "financiële" kapitaal op traditionele wijze verbonden wordt met "de joden".

Personificatie van het kapitalisme

Maar ook in de traditionele, marxistische, anarchistische en feministische linkse analyses zijn vaak enorme structurele overeenkomsten te vinden met het wereldbeeld van het antisemitisme, vooral wat betreft de personificatie van het kapitalisme. In het traditionele bewegingsmarxisme wordt niet geprobeerd "de kapitalistische samenleving in zijn totaliteit te bepalen en op te heffen, maar wordt alleen een gezichtspunt binnen deze samenleving vertegenwoordigd dat in strijd is met de maatschappij en waaraan "recht" gedaan moet worden. De categorie waarde, die ten grondslag ligt aan de kapitaalsverhoudingen, blijft buiten iedere kritische beschouwing en verschijnt louter en alleen als de meerwaarde die door de kapitalist wordt ingehouden, dus als een in wezen positieve categorie die men zich moet toe-eigenen."

Zo wordt dus niet primair het kapitalisme bestreden, maar de kapitalisten. In dit wereldbeeld staat tegenover een "slechte" kapitalistenklasse een "goede" arbeidersklasse, en het is voldoende dat de arbeidersklasse het kapitaal en de productiemiddelen afneemt van de klasse van de kapitalisten. Dat betekent voor het concrete politieke werk van dit soort groepen dat het voldoende is om zich aan de kant van de arbeidersklasse op te stellen en die aan zijn "recht" te helpen.

Opnieuw wordt slechts de sfeer van de circulatie ter discussie gesteld en niet die van de productie, en wordt het kapitalisme slechts waargenomen als "verdelingsprobleem" waarbij enige "boosaardige rijken" de "uitgebuite armen" hun verdiende loon onthouden. Deze manier van redeneren zien we niet alleen bij klassiek links, maar ook bij allerlei bedrijvenbestrijders. Die zien bijvoorbeeld McDonald's als hoofdvijand waartegen betogingen en demonstraties georganiseerd moeten worden. Niemand komt op het idee dat McDonald's slechts de meer succesvolle variant is van de Pizza Hut of de patatkraam om de hoek.

Dat onrecht niet typerend is voor het systeem, maar een naam en een adres heeft - dat het kapitalisme niets anders zou zijn dan een samenzwering van boosaardige rijken - is een oude mythe waarin grote delen van links nog altijd geloven. "Welke naam en adres deze onheilspellende alomtegenwoordige macht heeft, die symbool staat voor de schaduwzijde van het moderne, was niet pas voor de nazi's, maar reeds aan het einde van de negentiende eeuw voor een brede maatschappelijke stroming een uitgemaakte zaak: "De joden zijn ons ongeluk" (Treitschke)."

"Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme"

Lenins boek "Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme" speelde niet alleen een grote rol in de leninistische communistische partijen, en de communistische en anti-imperialistische groepen van nieuw links, maar liet ook zijn sporen na in veel delen van links die zich niet op Lenins ideeën beriepen of die zelfs gedecideerd verwierpen. Juist in het MAI- en globaliseringsdebat speelden argumenten van de leninistische imperialisme-theorie meer of minder verborgen een belangrijke rol.

Lenin interpreteerde in zijn boek "de historische overgang naar het aandelenkapitalisme als een kwalitatieve verandering van het kapitalisme, en dus als de aflossing van het vrije concurrentiekapitalisme door het monopoliekapitalisme, dat door een klein aantal "financiële oligarchen" gecontroleerd zou worden, en waarin de "blinde razernij van de waardewetten" voor een deel opgeheven zou zijn. Dat zou veroorzaakt worden door het burgerlijke kredietwezen, dat de gehele productie aan zich zou onderwerpen en voor zijn verwerpelijke doelen zou inzetten."

Voor Lenin is het rentekapitaal niet zoals voor Marx de "meest fetisj-achtige vorm" van het kapitaal, maar een "direct persoonlijk begrepen heerschappijverhouding". Bij deze vermeende almacht van de "financiële oligarchen" in een monopoliekapitalisme wordt zeer snel de parallel duidelijk met de samenzweringstheorieën van rechts. De eigenschappen die aan het "internationale financiële kapitaal" of de "financiële oligarchie" toegeschreven worden zijn haast 1 op 1 dezelfde als die door antisemieten aan de joden toegeschreven worden: almacht, wereldwijdheid, kwaadwillendheid, clandestiniteit, enzovoorts. En zo stellen de antisemieten zich de wereld ook geheel hetzelfde voor: overal zien ze "bazen" en "parasieten" aan het werk, die het volk uitbuiten en aan de internationalisering uitleveren, omdat ze uitsluitend het korte termijn-belang van de financiële kapitalisten voor ogen hebben en niet het algemeen belang, en dat dus "het internationale financiële kapitaal via de regerende partijen van het systeem werkt aan de vernietiging van de welvaartsstaat en de cultuur".

Globalisering en MAI

Lenins kort-door-de-bocht kritiek op het kapitalisme met al zijn parallellen met het moderne antisemitisme komt echter niet alleen in leninistische en anti-imperialistische groepen voor. Vooral in de recente debatten rond het MAI-verdrag en de "globalisering" zijn vergelijkbare kort-door-de-bocht analyses en de daarmee verbonden paralellen met antisemitische wereldsamenzweringenstheorieën opnieuw modern geworden. De natiestaat is plotseling ook voor links weer waard geworden om te verdedigen. Wanneer niet alleen ex-bondskanselier Helmut Schmidt de natiestaat verdedigt tegen de "mondiale krankzinnigheid" van de "driftige speculanten" en hun "roofdierkapitalisme", maar zelfs de "anarchist" Noam Chomsky en een breed front van MAI-tegenstanders, dan hebben de kort-door-de-bocht kritiek op het kapitalisme en samenzweringstheorieën nog weer eens de hegemonie binnen links verworven.

Opnieuw wordt speculatie niet gezien als iets dat iedereen in het kapitalisme moet doen omdat het "tot de dagelijkse handelingen van alle leden van de burgerlijke maatschappij" behoort, maar als iets dat slechts door "kwade speculanten" gedaan wordt. "Elke marktberekening is een speculatie. Bij de beursspeculatie is dat alleen het meest zichtbaar, omdat daar het ten gelde maken in haar meest abstracte vorm optreedt, schijnbaar boven iedere stoffelijke verontreiniging verheven." Via het onderscheid tussen financieel kapitaal en productief kapitaal, tussen speculanten en niet-speculanten, kunnen echter schuldigen vastgesteld worden, en kan de kwaadheid op het kapitalisme opnieuw omgezet worden in een woede op bepaalde booswichten.

Protesten zoals laatst in Seattle blijven halverwege steken, zo lang zij enkele kapitalisten - of zelfs wereldsamenzweringsachtige vrijhandelsorganisaties - aanpakken, maar niet tot een kritiek van kapitalisme als systeem komen. Het is daarom niet echt verwonderlijk dat bij het verzet tegen de WTO linkse en extreem-rechtse tegenstanders van de "globalisering" aan dezelfde zijde van de barricade plaatsnamen.

In de spotprenten komen de in de globaliseringskritiek latent aanwezige wereldsamenzweringstheorieën ook duidelijk naar voren. Een alles omhelzende reusachtige inktvis probeert de hele wereld te verslinden en wordt overal bevochten door de "productieve" arbeiders. Hoewel de wereldsamenzweringstheorieën van links toekunnen zonder "wereldjodendom" of "vrijmetselaars", vertonen de aan het "financiële kapitaal" toegewezen eigenschappen frappante overeenkomsten. Een religieus aandoend wereldbeeld met "goeden" en "kwaden", dat aan deze "kwaden" eigenschappen en begrippen met een antisemitische lading toeschrijft, wordt zo ook zonder openlijk antisemitisme tot een structureel antisemitisme dat uiteindelijk sneller tot een openlijk antisemitisme kan verworden dan men voor mogelijk houdt.

"Wanneer zelfs in Maleisië - een land dus waarin het antisemitisme nooit een noemenswaardige rol heeft gespeeld - de nationale regering naar aanleiding van de financiële crash het verhaal van het joodse financiële kapitaal uit de hoed tovert, wat kan men dan verwachten in de gebieden op aarde waar antisemitische haatgevoelens op een heel andere voorgeschiedenis kunnen terugblikken?"

Terug