Gebladerte-reeks 26, maart 2004

Auteur: Harry Westerink


Mijn loopbaan als uitkeringstrekker

Na mijn 14-de sollicitatie toonde men er zich bij de Sociale Dienst
aangenaam verrast over
dat ik mijn heronderzoeksformulier zo nauwkeurig had ingevuld.

Na mijn 42-ste sollicitatie kwam ik steeds meer in beeld
bij mijn bijstandsmaatschappelijk werkster.

Na mijn 59-ste sollicitatie verzekerde men mij
dat ik nog alle kansen had op een baan die aansloot bij mijn opleiding.

Na mijn 76-ste sollicitatie drong men er bij mij op aan
om ook beneden mijn opleidingsniveau te gaan solliciteren.

Na mijn 145-ste sollicitatie kon ik de muren van mijn kamer
behangen met afwijzingsbrieven.

Na mijn 191-ste sollicitatie wist men mij te vertellen
dat mijn sollicitatiebrieven te weinig enthousiasme
en overtuigingskracht uitstraalden.
Ik moest ook maar eens open sollicitaties gaan schrijven,
wat ik echter al sinds mijn 123-ste sollicitatie deed.

Na mijn 218-de sollicitatie stuurde de Sociale Dienst mij
naar het Arbeidsbureau,
maar die stuurde mij weer terug,
omdat men daar niet begreep
en ook niet kon en wilde begrijpen
waarom ik door de Sociale Dienst naar het Arbeidsbureau was gezonden,
"want u moet wel begrijpen, meneer,
dat wij hier meer te doen hebben
dan ons met u bezig te houden.
Ik kan u trouwens ook niet in de computer vinden."

Na mijn 263-ste sollicitatie beloofde mijn inmiddels 7-de
bijstandsmaatschappelijk werkster
- of was het nou de 15-de? -
om bij haar oom die uitgever was,
een goed woordje voor me te doen.
Hij zou misschien wel werk voor me hebben.

Na mijn 310-de sollicitatie moest ik
mijn 7-de of 15-de bijstandsmaatschappelijk werkster
zelf vragen hoe het nou met die oom van haar zat,
wetende dat ze tijdens het vorige gesprek
maar wat uit haar nek had zitten te kletsen.
Uit wanhoop over mijn hopeloos hulpeloze uitstraling.
Als gevolg van deze blijk van betrokkenheid
en als dank voor mijn goede geheugen
duurde het heronderzoek die keer slechts 6 minuten en 39 seconden.

Na mijn 382-ste sollicitatie ging de Sociale Dienst
voortaan Sociale Zaken heten.
Dat was even wennen.

Na mijn 439-ste sollicitatie vroeg mijn bijstandsmaatschappelijk werkster
of ik geen zin had
om bij de Sociale Dienst te komen werken.

Na mijn 497-ste sollicitatie werd ik onder druk gezet
om me te gaan inschrijven bij uitzendbureaus.

Na mijn 528-ste sollicitatie
moest ik mijn bijstandsmaatschappelijk werkster duidelijk maken
dat uitzendbureaus mij weigerden in te schrijven,
hoogstwaarschijnlijk omdat ik een sloeber was,
een verschoppeling, een nietsnut
die zelfs te lui was om achter de geraniums te zitten
en liever de hele dag op bed lag te stinken.
Een vroeg oud geworden jongere zonder werkervaring,
zonder communicatieve eigenschappen
of wat voor eigenschappen dan ook
en vooral zonder toekomst.

Na mijn 577-ste sollicitatie ontdekte men
dat ik al meer dan 10 jaar werkloos was
en meende men dat voor mij de tijd was gekomen
om een heroriëntatietraject te doorlopen
waarbij ik tijdens een of andere mallotige cursus
in de Gouden Gids de adressen leerde opzoeken
van instellingen en bedrijven
die ik echter al zo'n 7 tot 3 jaar daarvoor had bestookt
met mijn steeds korter wordende open sollicitatiebrieven.
"Die adressen kun je aanschrijven met de vraag
of men een baan voor je heeft
en of je in het reservebestand
van belangstellenden voor werk opgenomen mag worden",
aldus de cursusbegeleidster die zo inspirerend overkwam
dat de cursisten er vooral levensmoe van werden.

Deze cursus voor werkloze kneusjes betekende het einde
van mijn loopbaan bij de Sociale Dienst.
Er viel in mijn geval geen gedwongen ontslag.
Ik werd overgeplaatst naar de banenpool,
kreeg een WIW-baan
en later een ID-baan.
Ik ontvang nu dus een uitkering uit een ander overheidsloket.
En ik mag in-, door- en uitstromen
op het groen, groen, groen, groen knollen knollenland
van de werkverschaffing.

Terug