Gebladerte-reeks 26, maart 2004
Auteur: Harry Westerink
Ze.
Ze kunnen.
Ze kunnen toch.
Ze kunnen toch niet.
Ze kunnen toch niet allemaal.
Ze kunnen toch niet allemaal naar.
Ze kunnen toch niet allemaal naar Nederland.
Ze kunnen toch niet allemaal naar Nederland komen.
Ze kunnen toch niet allemaal naar Nederland komen?
Toch?
Niet allemaal, toch?
Toch niet allemaal naar Nederland komen?
Toch niet?
Naar Nederland?
Kunnen ze komen?
Komen ze allemaal?
Kunnen ze allemaal niet?
Toch komen ze.
Toch kunnen ze komen.
Allemaal.
Naar Nederland.
Ze komen.
Ze kunnen allemaal naar Nederland komen.
Allemaal komen ze.
Naar Nederland kunnen ze allemaal.
Allemaal?
Komen?
Kunnen?
Nederland?
Naar? Niet, toch?
Naar Nederland?
Ze?
Niet?
Niet!
Niet komen!
Niet kunnen komen!
Niet kunnen ze allemaal!
Niet kunnen ze allemaal naar!
Niet kunnen ze allemaal naar Nederland!
Toch?
Toch Nederland?
Toch ze?
Toch allemaal?
Toch allemaal naar Nederland?
Toch komen?
Niet?
Niet!
Toch?