Doorbraak 1, april 2009 Auteur: Bob ter Weter
(Beterweter) Deze schijtlijsters, als de dood voor de ander, kwetterden zo luid over zogenaamde rare vogels dat ze zichzelf als wijze uilen begonnen te zien in plaats van als de aasgieren die ze waren. Al het kroost dat wel eerlijk in de spiegel keek en daar op wees werd voor nestbevuiler uitgemaakt. Maar de wind draaide en het seizoen van migratie naar het Noorden begon. De vroegste vogels, gevoed door hoop, overleefden door vakkundig te laveren op de gevaarlijke winden in het koude politieke klimaat. Daarmee openden ze de deur voor een bonte stoet van opvolgers, die als meeuwen overleefden van het restafval terwijl ze ongezien de nesten van de haviken bouwden, hun eieren uitbroedden en hun kuikens voedden. Vaak vroegen de haviken waar de bonte vogels vandaan kwamen, of eigenlijk, wanneer ze weer terug gingen. Daar was maar één antwoord op: “Wij gaan niet weg. Dank je de koekoek. Wij zijn híer omdat jullie dáár waren, dove kwartels. En als jullie niet weten wáár dat is, trek die struisvogelkop eens uit de grond en leer je geschiedenis kennen. We zijn hier niet neergestreken om gekortwiekt te worden, noch om eruit te vliegen. Wij zijn geen papegaaien die jullie stomweg napraten, omdat jullie dat zo graag willen. En we zijn al helemaal geen vreemde eenden in de bijt. Nee, wij zijn vogelvrij. Niks te verliezen en alles te winnen. We zijn trots als een pauw en kraaien gerechtigheid als een rode haan, waar we ook gaan of staan. Vogels zijn tenslotte een migrerende soort. We zijn net mensen!” |