Doorbraak 4, december 2009

Auteur: Anarchistische Anti-deportatie Groep Utrecht (AAGU)



(Discussie)

De enige keuze: inzet voor open grenzen

Er zijn in Nederland veel (lokale) groepen die zich bezighouden met de ondersteuning van vluchtelingen. Op het eerste gezicht lijkt dat allemaal heel mooi, maar we vragen ons regelmatig af wat diverse organisaties en groepen bezielt in de keuzen die zij maken. Waarom samenwerken met Justitie? Waarom meewerken aan 'vrijwillige' terugkeer? Waarom zwijgen over misstanden? Waarom niet pleiten voor het onvoorwaardelijke recht om te blijven voor alle vluchtelingen?
Ook de christelijke stichting Exodus werkt mee met het keiharde vreemdelingenbeleid. (Foto: Ricardo van Bommel)


We twijfelen over het algemeen niet aan de goede bedoelingen van de betreffende mensen. Maar te vaak zien wij goedbedoelende mensen in de praktijk optreden als apologeten, legitimeurs of verlengstukken van het huidige vluchtelingenbeleid en de (justitiële) uitvoering daarvan. Al dan niet bewust laten ze zich inzetten om daaraan een 'humaan' gezicht te geven en tegelijkertijd de vluchtelingen kalm te houden. Wie haar of zijn inzet beperkt tot het bepleiten van een 'humanisering' van het beleid of van detentie-omstandigheden, of meent er goed aan te doen om mensen te helpen bij 'vrijwillige' terugkeer, die belandt al snel in het vaarwater van overleg en samenwerking met Justitie en aangrenzende instanties. Een consequente inzet voor de rechten van vluchtelingen kan volgens ons maar tot één keuze leiden: de inzet voor open grenzen en het recht op vrijheid van beweging voor iedereen, en daarmee voor de onvoorwaardelijke afwijzing van het huidige vluchtelingenbeleid en alle instanties die zich bezighouden met de uitvoering daarvan.

Open grenzen

AAGU werkt vanuit een anarchistische visie waarin het recht op vrijheid van beweging en het afschaffen van grenzen en staten een centrale plek inneemt. Wie van mening is dat de grenzen niet volledig open moeten, erkent daarmee de facto het recht van de staat om mensen het land uit te zetten en kan bijgevolg nog slechts bakkeleien over "wie wel en wie niet" en over de manier waarop dat gebeurt. Daarmee begeef je je op een hellend vlak. En dat vlak is glad. Meedenken met Justitie en in je eigen werk een net zo onacceptabel onderscheid maken, maar dan langs grenzen die 'humaner' lijken, tussen wie je wel en niet helpt, voor wie je je wel en niet inzet, wordt welhaast onvermijdelijk. Hele groepen mensen blijven dan afgeserveerd worden. Zo beschreef INLIA Zeeland-directeur G. Burger illegaal gemaakte vluchtelingen eens als “een gevaar voor onze samenleving”.

Dubieuze keuzen

Er zijn veel ondersteuningsorganisaties die zaken als noodopvang en leefgeld regelen, en die strikte voorwaarden hanteren aangaande de vluchtelingen die zij steun bieden. Voor veel van dergelijke initiatieven gelden soortgelijke eisen: uitzicht op legaal verblijf in Nederland is een voorwaarde voor steun. Hier wordt gewoon weer met enige afstand het overheidsbeleid gevolgd. En er blijven hele groepen mensen buiten de boot vallen. Wie kijkt er nog naar hen om?

We kunnen er nog enig begrip voor hebben dat er keuzen gemaakt moeten worden, omdat er grenzen zijn aan de beschikbare menskracht en middelen, maar niet dat deze langs de genoemde scheidslijnen genomen worden en dat steunorganisaties zich de machtspositie toeëigenen om deze beslissingen in plaats van de overheid te maken. Bij het bepleiten van het recht van individuen of bepaalde afgegrensde groepen mensen om te blijven wordt vaak ingespeeld op nationalistische sentimenten door te wijzen op goed Nederlands burgerschap. Waarom worden steeds weer argumenten aangedragen over de hoge mate van integratie van mensen in een toch al beperkte groep? Over kinderen die op school zitten en zo goed Nederlands spreken? Over gedane arbeid en betaalde belastingen? Bepalen dat soort zaken, allemaal geformuleerd vanuit 'ons' westers perspectief, wie er wel en geen recht hebben op een beter bestaan?

Bezoekgroepen

Leden van bezoekgroepen in detentie- en uitzetcentra komen vaak in een onmogelijke spagaat terecht. Aan de ene kant zijn ze geschokt door wat ze tegenkomen bij hun vrijwilligerswerk, aan de andere kant geloven ze veelal in de elementaire fatsoenlijkheid van de Nederlandse beleidsmakers en -uitvoerders, of twijfelen überhaupt niet aan de juistheid van het gevoerde beleid. Een lid van een bezoekgroep voor Detentiecentrum Soesterberg (Kamp Zeist): “Ik vind inderdaad dat wij als gemeenschap iets voor hen moeten doen, maar als volgens onze rechtsgang de mensen uitgeprocedeerd zijn, dan moet het ook afgelopen zijn. Als je hier niet meer thuishoort, moet je weg.” De illusie dat Nederland een fatsoenlijk land is, is diep verankerd, met bijgevolg het idee dat vanuit dat fatsoen de overheid uiteindelijk ontvankelijk zal zijn voor een verder vrij oppervlakkige roep om fatsoenlijk met mensen om te gaan. Zo zien we dat de confrontatie van de schrijnende praktijk van vluchtelingendetentie met het bij velen aangeleerde respect voor het overheidsgezag, voor 'democratisch' vastgesteld beleid, een uitweg krijgt in enerzijds ontkenning van die praktijk en anderzijds een totale focus op de naastenliefde, afgeschermd en losgekoppeld van de politieke werkelijkheid.

Wat ook meespeelt is dat de meeste bezoekgroepleden zich uiteindelijk waarschijnlijk beter kunnen identificeren met de eveneens veelal Nederlandse (blanke) middenklasse-mensen die in het hogere en middenkader in het centrum werken, dan met de niet-Nederlandse (niet-blanke) gedetineerden. Het is ook vrijwel onmogelijk om je in hun situatie te verplaatsen en je in te leven, en om te snappen welk overheidsgeweld, waar je zelf nooit mee geconfronteerd wordt, tegen hen ingezet wordt, en om reacties die daaruit voortvloeien te begrijpen. Dan is het stukken makkelijker om te geloven in de redelijkheid van het optreden van je landgenoten die hen gevangen zetten en bewaken. Natuurlijk wordt daar vanuit het bajespersoneel op ingespeeld door te doen alsof alles zo 'humaan' mogelijk gebeurt, en dat straffen en hard optreden alleen gebeurt als het echt nodig is, wanneer de gedetineerden dat over zichzelf afgeroepen hebben door hun onredelijk gedrag.

Verder wordt bezoekgroepen het idee gegeven dat hun zorgen serieus genomen worden, in periodieke gesprekken met de directie, die best wil toegeven dat er af en toe foutjes gemaakt worden. Maar er wordt, volgens diezelfde directie, uiteraard hard aan gewerkt om die foutjes zoveel mogelijk te voorkomen. Want natuurlijk willen directie, personeel en bezoekgroep het de vastzittende vluchtelingen gezamenlijk zo aangenaam mogelijk maken. “Vrijwilligers van ons helpen bij de kerkdiensten in het kamp en we praten met de directeur en de geestelijk verzorgenden. Daaruit krijgen we indruk dat iedereen zijn best doet om de mensen die er zitten, het zoveel mogelijk naar de zin te maken”, aldus een vrijwilliger van de Raad van Kerken in Zeist. Zo sluipt ook langs de weg van het beroep op een gemeenschappelijke achtergrond inkapseling de bezoekgroepen binnen. En zo draait er, binnen de beperkte bandbreedte die Justitie geeft, een heel circus van naastenliefde om de gevangenen kalm te houden en om een humaan gezicht te geven aan de onacceptabele vluchtelingenopsluiting, en in feite aan het hele beleid van uitsluiting, opsluiting en uitzetting.

'Vrijwillige' terugkeer

Een ander punt waar we zeer grote vraagtekens bij zetten is de betrokkenheid van groepen en organisaties bij 'vrijwillige' terugkeer van vluchtelingen. De initiatieven op dit vlak buitelen over elkaar heen. Er kan met recht gesproken worden over een hele "bedrijfstak" - inclusief financiële beloningen - in de sector van maatschappelijke ondersteuning. Het concept van 'vrijwillige' terugkeer is een gotspe zolang het erop neer komt dat een vluchteling de keuze heeft tussen zo'n 'vrijwillige' terugkeer en een gedwongen terugkeer, uitzetting. Toch wordt het begrip door veel organisaties aangegrepen als een uiterst redelijke manier van werken, die een soort win-winsituatie voor alle betrokken creëert. Zo schreef VluchtelingenWerk in een persbericht: “Vrijwillig vertrek met begeleiding leidt tot betere resultaten, vindt VluchtelingenWerk. Pas als de vreemdeling hieraan niet meewerkt, zou over moeten worden gegaan tot beperking van de vrijheid, bijvoorbeeld door intensievere meldplicht. Detentie mag - zo is ook in internationale verdragen vastgelegd - slechts het uiterste middel zijn.”

Veel organisaties werken dus mee aan het aansturen op 'vrijwillige' terugkeer. Daarbij presenteren zij 'vrijwillige' terugkeer (met opgeheven hoofd) als hét wenselijke alternatief voor gedwongen uitzetting. Daarmee zouden de belangen van zowel de overheid als de vluchtelingen zelf het meest gediend zijn. De vluchtelingen blijft opsluiting en door justitiële macht afgedwongen vertrek bespaard. De overheid is goedkoper uit, krijgt mensen makkelijker weg en kan de schijn van fatsoen ophouden. In november 2007 presenteerden 10 organisaties, waaronder COA, Cordaid, Kerk in Actie, SAMAH, IOM en VluchtelingenWerk, een "Terugkeervisie": “Genoemde organisaties zetten zich in het kader van deze brief in voor de terugkeer van de groep mensen waarvan na een zorgvuldige procedure is vastgesteld dat zij geen bescherming (meer) nodig hebben en Nederland moeten verlaten.” Zo wordt het overheidsbeleid dus gewoon gevolgd.

In juli 2008 volgde een "Draaiboek terugkeer" van ICCO en Kerk in Actie, met daarop - samen met nog een aantal organisaties en het Justitiepastoraat - het initiatief voor een "terugkeerhuis". Het draaiboek is zowel een grove miskenning van de politieke realiteit waarin vluchtelingen leven als een even grove erkenning van de politieke realiteit van het vluchtelingenbeleid. Er wordt een voorstelling gegeven van mogelijke blokkades die een belemmering vormen voor terugkeer, die allemaal in de persoonlijke sfeer liggen. De situatie in het land van herkomst (en terugkeer) wordt volledig genegeerd. Daarnaast wordt er een valse voorstelling van zaken gegeven over de mogelijkheden om de vluchteling ondersteuning te bieden na terugkeer.

Mensenrechtenactiviste Astrid Essed legt in een tweetal reacties op het draaiboek en het "terugkeerhuis" de vinger op de zere plek: “Helpen mensen te doen terugkeren naar een vrijwel uitzichtloze situatie beschouw IK als een ernstige mensenrechtenschending. Met dergelijke activiteiten dreigt u het humane verlengstuk te worden van het Nederlandse justitiële uitzettingsbeleid”, en: “Door een eventueel succes van uw verkapte uitzettingsstrategie 'met een menselijk gezicht' wordt u moreel gezien medeverantwoordelijk voor dit beleid."

Valkuil

De goede contacten van allerlei organisaties met de diverse terugkeerprogramma's zorgen er ook voor dat er minder verzet tegen het vluchtelingenbeleid en de uitvoering daarvan te verwachten valt. Want wie vandaag met allerlei overheidsinstanties om tafel zit om de 'vrijwillige' terugkeer van iemand te regelen, gaat niet morgen tegen diezelfde instanties tekeer vanwege het werk dat ze doen. Nee, die let wel op haar of zijn woorden om de goede contacten en het eigen werk (en de daarbij behorende subsidies) niet in gevaar te brengen. Dan maar liever een beetje bij proberen te sturen via overlegjes, achterkamertjespolitiek, officiële adviesorganen en wat dies meer zij.

Groepen en organisaties die zich inzetten voor de ondersteuning van vluchtelingen moeten er constant alert op zijn of ze, bedoeld of niet, een schaamlap voor de overheid worden, of een verlengstuk. Wij pleiten in principe voor een radicale afwijzing van samenwerking en overleg met de overheid en daaraan gelieerde organisaties. In enkele individuele gevallen ontkom je daar misschien niet aan, wil je iemand zo goed mogelijk helpen, maar dan moet de winst wel duidelijk aan de kant van deze persoon liggen. Wie werkelijk op wil komen voor de rechten van vluchtelingen, moet beseffen dat de overheid geen gesprekspartner is die met vriendelijke woorden op andere gedachten gebracht kan worden. Uiteindelijk zit de fout niet in de details van het vluchtelingenbeleid of de uitvoering ervan, maar in het beleid als zodanig. Loslaten van de via jarenlange socialisatie en indoctrinatie opgebouwde loyaliteit aan en identificatie met de overheid is noodzakelijk.

Dat betekent ook dat er geen passieve ondersteuningsmachine opgezet moet worden, die parallel aan de uitsluitings-, opsluitings- en deportatiemachine van de overheid functioneert. Niet op een afstandje achter het beleid aanhobbelen om in stilte de brokstukken op te ruimen, maar concrete hulp verbinden aan verzet. Want verzet is meer dan wat ook nodig. Daarbij moet de confrontatie met de overheid gekozen worden. In onze ogen is directe actie daarbij onontbeerlijk. Alleen daarin kan daadwerkelijk de aanval op het beleid en de uitvoerders vorm krijgen en kunnen deze onder druk gezet worden. Niet iedereen wil of kan de weg van wetsovertredend activisme bewandelen. Dat is ook niet nodig, want directe actie kan en mag niet losstaan van andere activiteiten, van informatievoorziening tot aan concrete hulp aan individuen en groepen. Maar laat iedereen zich in elk geval in woord en daad uitspreken tegen het vluchtelingenbeleid en de bijbehorende praktijk.

Dit artikel is een door AAGU zelf gemaakte samenvatting. Het volledige stuk met noten staat als pdf-bestand op de AAGU-website.

Terug