Doorbraak 4, december 2009 Auteur: Gregor Eglitz
De ChristenUnie en het islamitische onkruid
Een donkergroen weiland, gehuld in de schaduw van onheilspellende wolken op de achtergrond. Daartussen ingeplakt een plaatje van een vrouw met een hoofddoek. Haar blik is naar beneden gericht. Ze laat haar gezicht niet zien, maar stampt onhoudbaar op ons af. De donkere wolken trekt ze met zich mee. Dat is het beeld waarmee de ChristenUnie haar net verschenen islamstudie presenteert, met de duidelijke titel “Voorwaarden voor vrede”. Gert-Jan Segers, directeur van het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie, greep de kans om zijn eigen bijdrage te leveren aan het debat rond “de komst van de islam, de integratie van moslims en de identiteit van Nederland”. "Voorwaarden voor vrede." Dus er is oorlog? Nee, zegt Segers. Maar er is wel onvrede. Onvrede over lage lonen, lange werktijden en passieve politici? Nee. Volgens Segers is er onvrede over moslims in Nederland, over het gebrek aan een Nederlandse identiteit en over “haatprekende imams, een boerka, radicaliserende moslims en de vermeende onverenigbaarheid van westerse en islamitische waarden”. Het debat over moslims in Nederland is te verwarrend en onduidelijk en levert niks op, zegt Segers. Hij wil, vanuit een christelijk perspectief, duidelijkheid scheppen over de eisen die “we” moeten stellen aan migranten en de plichten die “we” moeten vervullen ten opzichte van deze migranten. Zijn conclusie is weinig verrassend en nog minder nieuw: we moeten “een hand uitsteken” naar degenen “die willen meedoen” en een “pedagogisch tikje” geven aan degenen die “ons de rug toekeren”. Onkruid Segers zit met een probleem: hij wil de ruimte voor religie in het publieke leven beschermen, zoals dat als christen in Nederland wel hoort. Toch is hij bang voor “het karakter van de islam”, want “de toekomst van Nederland is in het geding”. Hij wil echter nadrukkelijk geen theologische discussie voeren, omdat het daar blijkbaar niet om gaat. Sowieso is Segers in dat opzicht een erg tolerant man. Het volgens hem vaststaande feit dat moslims de verkeerde godsdienst hebben gekozen, is voor hem geen reden om niet aan een “uiterlijke vrede” te werken. “Christelijke tolerantie verdraagt namelijk ook dat wat haaks op het christelijk geloof staat. Jezus leert dat God het kruid en het onkruid samen laat opgroeien en dat het laatste oordeel God toekomt. Je hoeft niet eerst 'onkruid' als 'kruid' te beschouwen voordat je met elkaar kunt leven en laten leven.” Het islamitische onkruid mag dus van de aanhangers van de ChristenUnie naast het christelijke kruid voortbestaan. Toch moeten we volgens Segers goed nadenken over de opkomst van de islam in Nederland. Er zou sprake zijn van een dubbele identiteitscrisis. Aan de ene kant hebben we te maken met jongeren van Marokkaanse en Turkse afkomst die niet zouden weten of ze nu bij Nederland horen of bij de “plattelandscultuur” van hun ouders. Daarom voelen ze zich aangetrokken tot de fundamentalistische islam, en worden ze radicaal, net als Mohammed B. Aan de andere kant staan Nederlanders die zich bedreigd voelen door al die enge buitenlanders, maar ook niet meer weten waar ze zelf voor staan. De secularisering en ontzuiling van de Nederlandse samenleving en de opkomst van het cultuurrelativisme hebben een gat achtergelaten waar vroeger “gedeelde kernwaarden” de mensen bij elkaar hielden, meent Segers. Nu zitten we allemaal op de "boulevard of broken dreams" en moeten we, zoals Paul Scheffer dat eerder ook al zei, een “nieuw wij” vinden. Maar voordat we dat doen, wil Segers er wel zeker van zijn dat we allemaal weten hoe radicaal de islam altijd al was en hoe "de problematische geschiedenis van de islamitisch-westerse verhoudingen” eruitzag. Hij wijdt een heel hoofdstuk aan de Ottomanen die mensen tot slaaf maakten, slachtingen aanrichtten, en van hun harems genoten. Terwijl de “'christelijke' strijders” van toen door middel van aanhalingstekens van hun christelijke verantwoordelijkheid worden ontzien, loopt er in Segers verhaal wel een meer of minder directe lijn van het “islamitische bolwerk” in Spanje van 1492 tot Mohammed B. in 2004. Want volgens hem begon in 1492 de crisis van de islamitische wereld, die in de twintigste eeuw alleen nog erger werd door "het falen in vergelijking met het Westen”. De radicalisering van jonge moslims in Nederland is dan kennelijk ook een logische consequentie van de superioriteit van het Westen ten opzichte van de “islamitische wereld”. Nu zijn moslimfundamentalisten inderdaad geen fijne mensen en uit Segers - deels terechte - kritiek op “maar-zeggers” als Tariq Ramadan. Toch is zijn beeld van “de islam”, vergeleken met zijn visie op het christendom, mild gezegd, eenzijdig. Je zou denken dat iemand die moslims oproept om zich van de fundamentalistische elementen van hun geloof af te keren, zich ook enigszins kritisch opstelt tegenover zijn eigen godsdienst. Volgens Segers is het christelijk geloof echter de “bron van onze beschaving” en zijn zowel socialisme, liberalisme, humanisme als communisme geworteld in christelijke intuïties. Ook zou het christendom van oudsher "een gemeenschap zonder macht en machtspretentie” zijn. En “wie kan ontkennen dat onder invloed van het christendom in het christelijke Westen armoede is bestreden, het recht is bevorderd, en kunst en muziek opbloeide?”. Wanneer christenen zich te veel mengen in de politiek, achterhaalde standpunten verdedigen en zelf fundamentalistische trekken vertonen, zijn ze in Segers ogen al per definitie niet meer christelijk. In de discussie rond de taak van de overheid in geloofskwesties beweert hij zelfs dat “de SGP de overheid zo taken toedicht die eerder passen in een klassiek islamitische overheidsvisie”. Kortom: de islam is niet alleen radicaal en het christendom goed, maar alles wat goed is, is christelijk en alles wat radicaal is, is islamitisch. Integratie Maar eigenlijk wilde Segers natuurlijk helemaal geen theologische discussie aangaan. Hij wil het hebben over de integratie van moslims in Nederland. Want “ze” zijn er nu eenmaal en “we zullen het met elkaar moeten doen”. Volgens hem moeten we naar drie dimensies kijken als we het hebben over integratie: "behaving", "believing" en "belonging". Om te beginnen met "behaving", laat hij ons aan de hand van een hoop cijfers zien dat veel “allochtonen” (ineens gaat het toch niet meer om moslims) aan de onderkant van de samenleving verkeren qua opleiding en banen. Ook laat hij ons schrikken met criminaliteitscijfers van Marokkaanse jongeren. Daarbij negeert hij recente onderzoeksresultaten die juist de "autochtone" jeugdcriminaliteit problematiseren. De kwestie van "believing" slaat hij meer of minder over om naar zijn kernpunt te komen. Segers wil namelijk dat mensen zich identificeren met Nederland. Weer laat hij een hoop statistieken zien. Daaruit zou blijken dat moslims zich niet gebonden voelen aan Nederland. “Ze” hebben geen "sense of belonging". Om dat te bewijzen gebruikt hij consequent cijfers uit een onderzoek waaruit juist bleek dat allochtone jongeren het gevoel hebben nooit te kunnen “integreren” omdat de lat voor hen steeds hoger wordt gelegd, hoezeer ze zich ook proberen aan te passen. Segers negeert die conclusie. En dat is niet onlogisch, want hij is zelf bezig de lat steeds hoger te leggen. Hij constateert dat moslims hun “maatschappelijke achterstandspositie” inlopen. Maar juist om die reden hebben we volgens hem nu een probleem. Het zou er nu om gaan “dat nieuwe Nederlanders niet alleen hier een huis en een baan hebben, maar ook een thuis en vrede met hun naasten”. Segers weet natuurlijk zelf het best hoe dat thuis en die vrede eruit moeten zien. Willen migranten zich thuis voelen in Nederland, dan moeten ze “zich werkelijk verbinden met Nederland”, moeten ze een “duidelijke keuze” maken “voor Nederland” en moet de “lange arm van Ankara en Rabat” verdwijnen. En om die keuze een beetje makkelijker te maken, wil Segers "de uitgestoken hand” vertalen naar een aantal concrete, maar niet erg originele beleidsmaatregelen: een beperking van de “import van achterstanden” door “huwelijksmigratie”, verplichte inburgeringscursussen, “cultuurspecifieke opvoedingssteun” voor criminele jongeren, de mogelijkheid om het Nederlanderschap in te trekken bij radicalisering, en een “opleidingsplicht” voor mensen met een partner in een uitkering, als “prikkel tot participatie”. En wie nog niet genoeg geprikkeld is, mag nadenken over "het importverbod op onvrijheid” dat Segers bepleit voor de omgang met islamitische landen. Zo wil Segers maatschappelijke vrede bewerkstelligen, “zodat we allemaal Nederlander kunnen zijn”. Segers zegt te “verlangen naar een samenleving waarin burgers naar elkaar omzien en elkaar ook in moeilijke tijden trouw blijven”. Daar is niets mis mee. Sowieso gebruikt hij veel mooie woorden en doet hij alsof hij moslims inderdaad een hand wil toesteken. Toch is duidelijk dat deze “islamstudie” een verdere stap naar rechts betekent voor de ChristenUnie. Het feit dat bijna niemand reageerde op Segers' uitlatingen laat zien hoe normaal dit soort nationalistische geluiden in het publieke debat zijn geworden. Uiteindelijk blijken de "voorwaarden voor vrede" niet meer dan een treurige poging om toch nog wat kiezers bij de nog uitgesprokener anti-islamhetzers vandaan te halen. |