“Geestelijk nog dekoloniseren”

Boekcover
De econoom en historicus Sandew Hira heeft 19 boeken gepubliceerd over geschiedenis, Suriname en de multiculturele samenleving. In juni 2009 is hij begonnen met zijn project "Decolonizing the mind", een fundamentele kritiek op de koloniale geest die weer op Nederlandse universiteiten rondwaart.

Met zijn project wil Hira “het wetenschappelijke kolonialisme” aan de kaak stellen, een wetenschappelijke stroming die van het Nederlandse koloniale verleden een onkritisch of zelfs uitermate positief beeld geeft. Hij probeert in discussie te gaan met vertegenwoordigers van die stroming en zijn bezwaren tegen hun gedachtegoed zo breed mogelijk bekend te maken. Kolonialisme is voor Hira een systeem van onderdrukking en uitbuiting, waarbij de kolonisator de gekoloniseerde dwong om voor hem arbeid te verrichten. Hira heeft zijn kritiek op het wetenschappelijke kolonialisme uiteengezet in zijn onlangs verschenen boek “Decolonizing the mind”.

Het huidige wetenschappelijke kolonialisme staat in de traditie van het wetenschappelijke racisme dat in de negentiende eeuw opkwam. Wetenschappers deelden de mensheid in “rassen” in en streefden ernaar om de superioriteit van “het blanke ras" aan te tonen. Een bekend voorbeeld daarvan vormden de schedelmetingen, die moesten bewijzen dat “het blanke ras” meer herseninhoud zou hebben dan andere “rassen”. Het huidige wetenschappelijke kolonialisme bedient zich ook van zulke pseudo-wetenschappelijke argumenten om aan te tonen hoe positief het kolonialisme is geweest, ook voor zwarte mensen. In eerste instantie sprak Hira over “de tempo doeloe-ideologie” van dit soort wetenschappers. Met ”tempo doeloe” wordt gedoeld op "de goede oude tijd" in het koloniale Nederlands-Indië. Maar dat begrip is in het buitenland niet erg bekend. Om aan te sluiten bij internationale discussies gebruikt Hira nu liever de term “decolonizing the mind”.

Kwakzalver

De discussie over het vergoelijken van het Nederlandse kolonialisme speelt zich af tegen de achtergrond van het bredere maatschappelijke debat over "de Nederlandse identiteit". Het wetenschappelijke kolonialisme vergroot de nationalistische trots over het 'glorieuze' verleden van de natie. Hira richt zich tegen de hele stroming van het wetenschappelijke kolonialisme, maar sommige wetenschappers maken het zo bont met het ophemelen van het kolonialisme dat ze met name genoemd moeten worden. Neem bijvoorbeeld de Leidse hoogleraar Piet Emmer. Hira noemt hem “een racistische kwakzalver”. Volgens Emmer hadden de mensen die tot slaaf werden gemaakt, geen besef van het idee van vrijheid. Zo erg zou het dus niet geweest zijn dat in de loop der eeuwen miljoenen mensen werden ontvoerd en als dwangarbeiders te werk werden gesteld, evenals hun nazaten. Hij gaat bovendien uit van een belachelijk laag aantal levens dat zou zijn verwoest door de slavernij, omdat hij enkel de doden telt die vielen tijdens de overtocht van Afrika naar Amerika. Volgens Hira is dat veel te beperkt, omdat natuurlijk ook de mensen meegerekend moeten worden die wel levend in Amerika aankwamen, plus alle mensen die in Afrika achterbleven en hun ontvoerde familieleden, vrienden of dorpsgenoten moesten missen, plus ook nog eens alle mensen van latere generaties die in slavernij werden geboren. “Als je zo telt, dan kom je uit op een aantal van 300 tot 400 miljoen mensen, in plaats van de 10 tot 12 miljoen van Emmer”, aldus Hira. Hij wijst ook Emmers schandalige beenruimte-vergelijking af. Voor een slaaf was er "ongeveer dezelfde ruimte ter beschikking als voor een economy class-passagier in een Boeing 747", schreef Emmer laconiek over de helse overtocht per schip naar Amerika. Zo bagatelliseert hij de slavernij.

De dominantie van het wetenschappelijke kolonialisme zorgt ervoor dat de Nederlandse academische wereld minstens 50 jaar achterloopt op bijvoorbeeld de VS, waar anti-koloniaal onderzoek naar slavernij en slavenhandel een serieuze en inmiddels gerespecteerde bezigheid is. In Nederland meent men nog dat de Europese landen in de koloniale tijd een steeds hoger beschavingsniveau bereikten. Dat zou er uiteindelijk toe geleid hebben dat de slavernij op morele gronden werd afgeschaft. Maar volgens Hira was het Nederlandse beschavingsniveau in die tijd juist zeer laag. Om te beginnen was er hier geen beweging die streed voor de afschaffing van de slavernij, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Groot-Brittannië, waar een behoorlijk grote abolitionistische beweging actief was. Een beweging die vooral op gang kwam door het verzet van de slaven zelf. Uit het boek “Capitalism and slavery” van Eric Williams blijkt bovendien dat niet morele bezwaren, maar puur economische argumenten de voornaamste reden vormden om de slavernij af te schaffen. De plantage-economie bleek namelijk niet langer meer rendabel te zijn. De afschaffing van de slavernij was volgens Hira slechts een aanpassing van de koloniale methoden. De Nederlandse kolonisatoren zochten daarop naar nieuwe methoden om het systeem draaiende te houden. Zoals het ronselen van Aziatische contractarbeiders voor het werk in Suriname dat voorheen door slaven werd verricht. Koloniale wetenschappers beweren maar al te vaak dat het kolonialisme een soort beschavingsoffensief was, terwijl het in werkelijkheid steeds in gang werd gehouden door onderdrukking en terreur.

Bob Marley

“Wetenschap is feiten verzamelen en daar een theorie op loslaten. Andere feiten kunnen leiden tot een andere theorie”, aldus Hira. “Maar de aanhangers van het wetenschappelijke kolonialisme hebben helemaal geen door feiten ondersteunde theorie.” Opmerkelijk genoeg heeft het wetenschappelijke kolonialisme toch veel invloed in Nederland. Dat komt omdat het koloniale verleden onder witte Nederlanders nooit echt is verwerkt, maar eerder verdrongen of zelfs opgehemeld. Hira haalt “Redemption song” aan, een bekend lied van Bob Marley. "Emancipate yourselves from mental slavery." Hira: “Op het mentale vlak is men hier nog niet gedekolonialiseerd. We zitten in de laatste fase van het dekolonisatieproces, de geestelijke dekolonisatie. We hebben op dat vlak nog een lange weg te gaan. Sterker nog, de stem van het wetenschappelijke kolonialisme zal de komende tijd waarschijnlijk harder gaan klinken, gesteund door de extreem-rechtsen in de Nederlandse politiek. Maar uiteindelijk zal die stem aan kracht gaan inboeten, denk ik. West-Europese landen als Nederland bevinden zich namelijk in de positie van een eiland, met hun denken over kolonialisme. In het grootste deel van de wereld, zoals bijvoorbeeld in India en Brazilië, wordt het wetenschappelijk kolonialisme al lang als lariekoek afgedaan. Internationaal gezien is die stroming dus niet meer dominant. Maar door het zelfgekozen isolement kan de stroming in Nederland juist sterker zijn. Ik verwacht dat hij zal afsterven omdat hij geen intrinsiek bestaansrecht heeft. Nu probeert men om een vrije discussie over kolonialisme te verhinderen. Maar dat zal de stroming op den duur niet levend kunnen houden.” Zover is het echter nog niet. Ondertussen wil Hira de koloniale wetenschappers aan de tand voelen. Maar zij willen niet graag in debat met hem, zo is zijn ervaring. Critici als Hira zouden niet wetenschappelijk zijn, menen ze. Maar als hen wordt gevraagd om dat ook eens aan te tonen, geven ze niet thuis. In wetenschappelijke media worden kritische anti-koloniale geluiden veelal geblokkeerd.

Het is overigens de vraag of dit soort discussies momenteel überhaupt nog wel in academische kringen gevoerd kunnen worden. De arrogantie van de koloniale wetenschappers lijkt dat bij voorbaat onmogelijk te maken. Hira blijft hen weliswaar uitnodigen tot debat, maar beschouwt hen niet als het belangrijkste referentiepunt. De discussie over kolonialisme moet namelijk in de hele samenleving plaatsvinden. Gelukkig gebeurt dat al steeds meer. Hira maakt deel uit van een netwerk van mensen die in allerlei kringen het anti-koloniale gedachtegoed en onderzoek bevorderen. Zo geeft hij bijvoorbeeld cursussen waarin neo-koloniale ideeën worden bekritiseerd en aandacht wordt besteed aan zwarte denkers.

Zwarte Piet

Hira is ook betrokken bij andere discussies, zoals die over het Sinterklaasfeest. Omdat Sinterklaas een fabel is, moet het volgens Hira niet moeilijk zijn om een ander verhaal voor dat kinderfeest te bedenken. Het zal kinderen niet veel kunnen schelen of Sinterklaas wordt vergezeld door Zwarte Piet of door een andere figuur. Het zijn echter de volwassenen die problemen hebben met het verdwijnen van Zwarte Piet. Hij vindt het onvoorstelbaar dat zoveel ouders de traditie van het overduidelijk racistische Sinterklaasfeest graag aan hun kinderen willen doorgeven. Hij roept kunstenaars op om een nieuw en anti-racistisch kinderfeest te bedenken. “Als het mogelijk is om een nieuw feest te introduceren, dan toont dat aan dat de cultuur in Nederland levend is en vitaliteit bezit.”

Over herstelbetalingen heeft Hira ook een uitgesproken mening: de Nederlandse staat moet worden verplicht om daar eindelijk eens aan te beginnen. “Ten tijde van de afschaffing van de slavernij in 1863 heeft Nederland wel de slaveneigenaren schadeloos gesteld, maar niet de slaven. Uit documenten uit die tijd blijkt zelfs dat men heeft proberen te bedenken hoe men de schadeloosstelling van de slaveneigenaren kon verhalen op de voormalige slaven. Als de koloniale wetenschappers beweren dat de afschaffing van de slavernij in de westerse wereld puur op morele overwegingen was gebaseerd, dan nodig ik hen uit om dat te bewijzen. Als ze willen aantonen dat morele overwegingen prevaleerden en nog steeds prevaleren boven economische, dan moeten ze over de brug komen en instemmen met herstelbetalingen. Onlangs stelde de PVV de vraag hoeveel 'een allochtoon' kost. Ik draai die vraag om: Hoeveel ben je ons nog schuldig? Die vragen moeten we aan elkaar koppelen, zodat de politieke context duidelijk wordt.”

Ook gevoelig ligt de vergelijking tussen de slavernij en de Shoah. Hira beschouwt de weerstand om die discussie aan te gaan als een belemmering voor het debat over daderschap. Nederlanders kunnen het daderschap van de Shoah makkelijk afschuiven op anderen, op nazi-Duitsland. Maar met het daderschap van de slavernij kan dat niet. Hira ziet wezenlijke verschillen tussen de slavernij en de Shoah. Tijdens de slavernij werden miljoenen mensen onderdrukt en uitgebuit, maar niet fabrieksmatig vernietigd zoals dat met de Joden gebeurde. Toch is er volgens hem ook een overeenkomst: in beide gevallen ging het om misdaden tegen de menselijkheid.

Jos Hooimeijer
Harry Westerink