Gewapend verzet in Myanmar brengt dictatuur in het nauw
Sinds 1 februari 2021 woedt er een gewelddadige burgeroorlog in Myanmar. Op die dag greep het leger opnieuw de macht en maakte men een einde aan tien jaar beperkte democratie. De bevolking kwam grootscheeps in verzet, ook gewapenderhand. De oorlog die zo ontstond, heeft ondertussen aan meer dan 55.000 mensen het leven gekost en ongeveer drie miljoen mensen op de vlucht gejaagd. Ruim honderdduizend van hen hebben hun heil in het buitenland gezocht.
In de afgelopen drie jaar zijn de verschillende verzetsgroepen er grotendeels in geslaagd om de junta terug te dringen tot de steden. Het leger heeft nog slechts veertien procent van het grondgebied van Myanmar in handen, waar een derde van de bevolking woont. Als reactie op de militaire staatsgreep in 2021 organiseerden vakbonden, jongeren, vrouwen, ambtenaren, gezondheidswerkers en noem maar op duizenden protesten. Maar toen de generaals met scherp op demonstranten lieten schieten, hen massaal arresteerden, seksueel geweld lieten plegen en het internet plat legden, nam een groot deel van de pro-democratie beweging de wapens op.
Nu, drie jaar later, overvallen tientallen gewapende groepen routinematig troepen van de junta in de centrale laaglanden, die sinds de onafhankelijkheid in 1948 nooit echt onder controle van de centrale regering zijn geweest. Het militaire bewind in Myanmar is altijd gebaseerd geweest op de onderdrukking van etnische minderheden, met name de Rohingya, die ook onder het bewind van de progressieve Aung San Suu Kyi (2016 – 2021) werden vervolgd en geen staatsburgerschap kregen. Het gewapende verzet tegen de junta ligt nu grotendeels in handen van etnische organisaties, waarvan een aantal zich aangesloten heeft bij de verdreven en sindsdien ondergrondse regering van 2021.
Het leger is in de minderheid en geïsoleerd, en heeft zich grotendeels teruggetrokken in steden en kazernes van waaruit het willekeurige luchtaanvallen uitvoert. Het probeert de economische en militaire steun van Rusland en China te behouden. Het laatste land heeft in januari en juni van dit jaar een staakt-het-vuren tussen de junta en haar tegenstanders tot stand weten te brengen en oefent ook nu weer druk uit op de generaals om een nieuwe wapenstilstand te accepteren.
De afgelopen weken hebben gewapende etnische groepen aanzienlijke overwinningen geboekt. De Alliantie van de Drie Broederschappen, bestaande uit de Myanmar National Democratic Alliance Army, de Ta’ang National Liberation Army en de Arakan Army, controleren in het noorden van het land een gebied dat groter is dan België en dat nauwe handelsbetrekkingen met China heeft. Eind juli nam de alliantie in Centraal-Myanmar de stad Mogok in, dat het centrum is van de omvangrijke robijnindustrie, en ook de belangrijke stad Lashio, waar de militairen van de junta hun noordoostelijk hoofdkwartier hadden. Op deze manier proberen de verzetsorganisaties niet alleen grondgebied te veroveren, maar ook vitale economische en politieke centra in handen te krijgen en zo de macht van de militairen te ondermijnen.
Generaals denken alleen aan zichzelf
Het leger van Myanmar noemt zichzelf de Tatmadaw (Koninklijke Strijdkrachten), maar de meeste mensen in Myanmar hebben het simpelweg over de Sit-Tat (het leger). Al tachtig jaar lang domineert het leger het politieke leven van het land, eerst vechtend tegen Britse en Japanse bezetters, en daarna tegen communistische opstandelingen en etnische milities in de turbulente jaren veertig en vijftig. Vervolgens hield het leger een halve eeuw lang (1962-2011) een eenpartijstelsel in het zadel dat Myanmar voorzag van loze politieke praatjes, economische ellende en internationaal isolement. Dictator generaal Ne Win (1962-1981) stond een “boeddhistisch socialisme” voor dat het leger verheerlijkte, maar geen macht overdroeg aan boeren en arbeiders. Via grootscheepse nationalisaties kregen de generaals Indiase, Chinese en westerse bedrijven in handen, terwijl wanbeleid op het gebied van landbouw en financiën de meeste mensen bittere armoede bracht. Door de ineenstorting van de economie werd Ne Win uiteindelijk gedwongen terug te treden als president, hoewel hij nog jarenlang voorzitter bleef van de ‘socialistische’ partij.
Op 8 augustus 1988 brak de “8888 Opstand” uit: een brede pro-democratie protestbeweging, die de oppositie van vandaag nog steeds inspireert. De reactie van het leger bestond uit het doodschieten van duizenden demonstranten en een staatsgreep van generaal Saw Maung. Weliswaar stopte het leger met zijn ideologische verhalen, maar het concentreerde zich met verdubbelde aandacht op zelfverrijking en zette bovendien een eigen wapenindustrie op. Om buiten het bereik van demonstranten uit de grote steden te blijven, bouwde het een geheel nieuwe hoofdstad: Naypyidaw. Ondertussen gingen de massale arrestaties, martelingen, brandstichtingen en executies door.
Toen de Sit-Tat in 2015 eindelijk democratische verkiezingen toestond, bestond er in Myanmar een rijke kaste van officieren, hun families en beschermelingen die beschikte over in beslag genomen land, fabrieken waar het werken beroerd was en ongezonde, gevaarlijke mijnen. Zelfs pro-democratische officieren en sommigen leden van de democratische oppositie deden mee aan de onderdrukking van minderheden en de plundering van het land. Omdat het leger zijn invloed ondanks alles niet groot genoeg vond, pleegde het in 2021 opnieuw een gewelddadige staatsgreep die generaal Min Aung Hlaing aan de macht bracht.
Militaire economie
Het huidige militaire bewind is niet afhankelijk van één exportproduct of industrie. Jade-, robijn- en goudmijnen, bossen, olie- en gasvelden en kledingfabrieken zijn eigendom van officieren en hun gunstelingen, die ze naar believen kunnen verkopen aan de hoogste bieder, bijvoorbeeld buitenlandse bedrijven. Om zoveel mogelijk winst te maken benutten zij elke vorm van afpersing en uitbuiting die je kunt bedenken, gebaseerd op decennialange praktijken van dwangarbeid, verbieden van vakbonden, onteigenen van land, verduisteren van overheidsgelden en corruptie bij vergunningen en aanbestedingen.
De Sit-Tat omringt Chinese mijnen en olievelden met landmijnen en stuurt soldaten af op kledingfabrieken om er stakingen te beëindigen. Bedrijven die eigendom zijn van huidige en voormalige generaals of hun familieleden, zoals de enorme Myanma Economic Holdings Ltd., voorzien de top van de Sit-Tat van miljarden dollars via complexe financiële constructies en witwaspraktijken. Ondertussen moet de gewone regeringssoldaat maar zien hoe hij zijn kostje bij elkaar scharrelt en moet hij zich in gevechten begeven zonder behoorlijke training of uitrusting.
De grote verschillen tussen arm en rijk, en de plundering die zowel vóór als na de laatste staatsgreep de basis vormt van de economie van Myanmar, zijn voor buitenlandse bedrijven en banken geen bezwaar om zaken te doen. Toen Myanmar zich in 2011-12 weer openstelde voor internationale investeringen, raakten heel wat landen en multinationals sterk betrokken bij alle belangrijke economische sectoren van het land, ondanks de voortdurende mensenrechtenschendingen, wijdverspreide corruptie en de duidelijke rol van de militaire machthebbers. Zelfs toen de Sit-Tat in 2012 een wrede militaire campagne voerde in de deelstaat Kachin, in 2015 de deelstaat Shan binnenviel en in 2017 genocide pleegde op de Rohingya.
Tegenwoordig bombardeert het leger de bevolking met Russische vliegtuigen die gerepareerd worden met Indiase onderdelen en die brandstof gebruiken die Chinese en Vietnamese bedrijven aanvoeren, terwijl Singaporese en Thaise banken de Sit-Tat geld lenen voor de aanschaf van wapens. De coup van drie jaar geleden heeft Australische mijnbouwbedrijven niet afgeschrikt, wapenfirma’s van de Israëlische en Indonesische overheid niet laten afhaken en een handelsovereenkomst met de Europese Unie niet tegengehouden. Ook al hebben buitenlandse regeringen ernstige gesprekken met de junta, en zijn er kleine stapjes in de richting van terugtrekken van investeringen, toch verandert er nauwelijks iets aan de militaire economische structuur van Myanmar. Terwijl de bevolking blijft lijden.
Werkers in actie tegen de junta
Elke dag ervaren de arbeiders op hun werkplek de druk van de Sit-Tat: willekeurige loonsverlagingen, lange werkdagen, erbarmelijke arbeidsomstandigheden, gedwongen en onbetaald overwerk, beperking van de vrijheid van meningsuiting en vergadering, ontslag, arrestatie, seksuele intimidatie en geweld. Hun bazen doen vaak een beroep op het leger, de politie en pro-junta milities om stakingen te breken of arbeiders schrik aan te jagen. Zij sluiten zelfs overeenkomsten met militairen zodat die naar believen fabrieken binnen kunnen gaan om actieleiders te arresteren.
Mijnwerkers die de wereld voorzien van jade en robijnen gaan gebukt onder willekeurig geweld van criminele bendes, milities en soldaten, om nog maar te zwijgen van zuurstoftekort in de mijngangen en instortingen. Vrouwen (maar zij niet alleen) lopen het gevaar in de seksindustrie terecht te komen, en seksueel misbruikt te worden door bazen en soldaten, en door bewakers in de overvolle gevangenissen van de junta. Het sluiten van scholen en de grote armoede hebben geleid tot veel kinderarbeid en de lhbtqia+ gemeenschap is veel van haar autonomie kwijt geraakt door een doelbewuste campagne van de junta en haar aanhangers.
Ondanks alle moeilijkheden zijn de arbeiders van Myanmar actieve organisatoren. Zo waren er in 2019 wijdverspreide stakingen in de kledingindustrie. In 2021 stonden er maar liefst drieduizend vakbonden geregistreerd, en die leggen ook regelmatig het werk neer. Vakbonden zoals de Federation of Garment Workers namen het voortouw bij de protesten en burgerlijke ongehoorzaamheidscampagne na de staatsgreep van 2021. In reactie daarop verbood de junta snel zestien grote vakbonden, omdat ze zich niet zouden hebben geregistreerd. Maar algemene stakingen legden het land toch plat. Arbeiders van de spoorwegmaatschappijen, ambtenaren, artsen en verpleegkundigen gingen maandenlang de straat op. In het grootste industriële centrum van Myanmar, de wijk Hlaingthaya in de stad Yangon (Rangoon), legden arbeiders zes weken lang de productie stil. Ondanks grote persoonlijke risico’s mobiliseerden arbeiders en demonstranten zich via Facebook en riepen op tot nationale en internationale boycots van bedrijven die banden met het leger hebben.
Nadat het leger de protesten onderdrukt had, bleef de junta de arbeiders scherp in het oog houden. Want de bedrijven waar zij werken zijn vitale inkomstenbronnen voor haar. En tegelijkertijd vormen de werkers de basis van de pro-democratie beweging. Ondertussen hebben de arbeiders van Myanmar drie jaar oorlog en economische crisis doorstaan. Toch blijven ze actief en weerbaar. Op 1 februari slaagden zij er samen met allerlei medestanders in om de steden van Myanmar plat te leggen via een “stille staking” ter herdenking van de derde verjaardag van de staatsgreep.
Stefan Bakumenko
Het oorspronkelijke artikel “Workers Are Bearing the Brunt of Myanmar’s Civil War” verscheen in augustus in Jacobin. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.
Verder lezen: “Myanmar: boerenverzet tegen neo-liberale koers”.