Gewikt, gewogen en gemeten door de migratiemachine
Bij de technologie om migratie te beheersen gaat het niet om een alziend apparaat op een bepaalde vaste plaats, ergens in een kantoorgebouw van de overheid. Uit het boek “De migratiemachine” blijkt dat die technieken juist zijn doorgedrongen tot alle hoeken en gaten van de maatschappij. Migranten worden door de migratiemachine aan de lopende band gesorteerd, gecategoriseerd en geselecteerd.
In “De migratiemachine” zijn artikelen van diverse auteurs bijeengebracht. Hun bijdragen gaan niet zozeer over de vormen van technologie waarmee migranten fysiek worden tegengehouden aan de Europese buitengrenzen. Ze draaien veel meer om de steeds geavanceerdere technieken voor het identificeren van migranten, het verifiëren van hun migratieverhalen en het automatiseren van de toelatingsprocedures. Niet de schepen, vliegtuigen en helikopters van het EU-agentschap Frontex aan de buitenkant van Europa vormen de migratiemachine, maar registratie-, identificatie- en controlemiddelen als biometrie, leeftijdsonderzoek door botanalyse, spraaktechnologie in het inburgeringsexamen op ambassades, dna-technologie in het kader van gezinshereniging, en vooral ook de uitwisseling van informatie via het Schengen Informatie Systeem (SIS), vingerafdruksysteem Eurodac, de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV), en het Beslis- en Ondersteunend Systeem (BOS) van de IND. De grens tussen binnen en buiten, tussen meedoen en uitgesloten worden, is niet langer meer aan de fysieke landsgrens gebonden. Het is een “verfijnde zeef” geworden, aldus Dennis Broeders, een van de auteurs van het boek. Daarmee kan de overheid de migranten overal in de samenleving in de gaten houden, uitkiezen en zo nodig uitsluiten.
De auteurs Irma van der Ploeg en Isolde Sprenkels geven in hun bijdrage over biometrie (“Migratie en het machine-leesbare lichaam”) aan dat bij “beheer en beheersing van migratiestromen” informatie- en communicatietechnologie wordt beschouwd als het belangrijkste instrument. “Ontvangende landen zijn actief in ‘migranten en vluchtelingen genererende landen’ om daar al zoveel mogelijk restricties en selecties door te voeren en internationale organisaties zoals de OESO, IOM en de VN proberen actief beleid mee tot stand te brengen en uit te voeren. Dit brengt een sterke impuls mee om meer informatie te delen, de communicatie te intensiveren en identificatie- en verificatieprocedures te standaardiseren.” Bij de totstandkoming van internationale verdragen besteden landen veel tijd aan het opstellen van gezamenlijke protocollen om tot standaardprocedures rond verificatietechnologie te komen.
Vlees en bloed
Men zou technologie als objectiever kunnen aanmerken dan een ambtenaar van vlees en bloed. De techniek is geen mens die net met zijn of haar partner ruzie heeft gehad over hun kinderen. De techniek heeft niet slecht geslapen. Maar de personen die met de technologie werken, zijn vaak niet geïnteresseerd in de mogelijkheden om een zo goed en eerlijk mogelijke beslissing te nemen. Broeders noemt een van de redenen waarom hij van een migratiemachine spreekt “de dubbele depersonalisering”. De toepassing van technologie maakt het individuele element in het migratieproces “tot op zekere hoogte irrelevant. Waarom een migrant vragen wie hij is en wat zijn verhaal is, als je zijn vingerafdrukken in de computer kan invoeren om het ‘antwoord’ te krijgen? Nadenken over een migrant van wie het SIS bepaalt dat die aan de grens geweigerd moet worden, dient geen enkel doel, aangezien de te nemen actie al besloten is.” Waarbij Broeders er vanuit lijkt te gaan dat overheidspersoneel sowieso geïnteresseerd zou zijn in het verhaal van de migrant. Dat valt in de meeste gevallen te betwijfelen.
Bij de IND speelt het geautomatiseerde BOS een grote rol. Dat systeem werkt gestandaardiseerd en voorgekookt naar beslissingen toe op aanvragen voor verblijfsrecht. Officieel adviseert het systeem de beslisambtenaren slechts, maar in de praktijk heeft het advies een sturend karakter. De auteur Albert Meijer sprak daarover met IND-medewerkers die dat beaamden: “Het BOS is vaak adviserend, maar soms is het dwingend. Je wordt direct in de goede beslisstraat gezet. De beslisambtenaar krijgt dan de vraag: wilt u deze zaak afdoen met BOS? Iedereen zegt dan ‘ja’.” Op basis van dat systeem wordt ook de tekst van de beschikking opgemaakt. Het BOS heeft ook flinke invloed op de gespreksverslagen met migranten, ook wel “minuten” geheten. “Het minuut wordt geschreven op basis van het dossier, maar is al afgestemd op de vragen die zullen worden gesteld vanuit het BOS.” De BOS-structuur is bij beslisambtenaren niet bekend. “Beslisambtenaren hebben nooit de beslisboom gezien. Het BOS is zeven niveaus diep en dat is heel ingewikkeld”, aldus Meijer.
Meldplicht
Alle migranten naar en binnen de EU krijgen te maken met dit soort controle- en beslissystemen. Zo moeten visa worden voorzien van biometrische kenmerken. Ook EU-burgers die naar de VS reizen dienen biometrische en andere gegevens af te staan ter registratie in Amerikaanse systemen die reisbewegingen vastleggen. Omgekeerd geldt dat eveneens voor Amerikanen en andere “derdelanders” zonder visumplicht die de EU willen binnenkomen. Naar verwachting wordt in 2009 binnen de EU het Visa Informatie Systeem (VIS) operatief, waarin men 70 miljoen visa-aanvragers denkt op te gaan slaan. Om voor gewenste migranten de rompslomp met visa te verminderen is het idee van een “border package” voorgesteld. Bepaalde “bonafide derdelanders” zouden de status van “geregistreerde reiziger” moeten krijgen om zo makkelijker de EU-grenzen te kunnen overschrijden. Gewenste migranten zouden deze status dan op de Nederlandse ambassade in hun eigen land krijgen toegekend aan de hand van een controle vooraf op onder meer verblijfsdoel, risico voor de openbare orde, middelen van bestaan, biometrisch paspoort, en betrouwbare reisgeschiedenis. Dat maakt geautomatiseerde grenscontrole voor deze groep mogelijk. Een ander plan is de oprichting van het European Electronic System of Travel Authorisation (ESTA), een systeem voor reisvergunningen. “Derdelanders” zonder visumplicht worden daarmee verplicht om voor hun reis toestemming te vragen door hun reis- en paspoortgegevens, inclusief de daarin vastgelegde biometrische gegevens, elektronisch beschikbaar te stellen. Wanneer die gegevens zijn vergeleken met diverse databanken, kan “reisautorisatie” worden toegekend.
Van asielaanvragers worden in Nederland van alle 10 vingers afdrukken genomen die naar de Dienst Nationale Recherche Informatie gaan. Een scan van de afdrukken gaat samen met een digitale gezichtsfoto en persoonsgegevens naar de BVV, ter registratie of verificatie. Deze gegevens komen de overheid goed van pas tijdens de hele asielprocedure. De wekelijkse meldplicht voor vluchtelingen vindt nu plaats door het verblijfsdocument in een apparaat te steken. Dat leest het vreemdelingennummer op het document en controleert dan of elke vinger die de vluchteling op de verificatieplaat legt wel bij het vreemdelingennummer hoort. Dat wordt gecheckt met het biometrieregister van de BVV.
Het boek maakt duidelijk dat overheden niet alleen zoveel mogelijk willen controleren, maar ook selecteren. Het beleid wordt niet alleen restrictiever, schrijft Huub Dijstelbloem (“De raderen van de migratiemachine”), “ook bij het soort migranten wordt scherper gekeken aan welke arbeidskrachten Nederland het meeste behoefte heeft”. Daarbij is het migratiebeleid verstrengeld met het integratiebeleid en het veiligheidsbeleid.
Inburgering
Vroeger vergeleken grensbewakers paspoortfoto’s met het gezicht van de persoon die voor hen stond. Nu wordt die verificatie steeds meer verricht door geautomatiseerde vergelijking met behulp van gedigitaliseerde vingerafdrukken, gezichtsfoto’s en irisscans. Biometrie maakt het lichaam zelf tot het identificatiemiddel bij uitstek. In een controlesamenleving wordt het lichaam een wachtwoord. “Het lichaam liegt niet” is daarbij het motto. Maar volgens Van der Ploeg en Sprenkels is dat een mythe. Biometrie is zeker niet ongevoelig voor fouten. De auteurs ontmaskeren het onaantastbare imago dat biometrie omringt en wijzen op racisme en toenemende machtsverschillen.
Biometrie wordt ook in de inburgeringspraktijk gebruikt. Sinds de Wet Inburgering Buitenland moeten niet-EU burgers een inburgeringsexamen halen op de Nederlandse ambassade in hun eigen land als ze bij hun partner in Nederland willen gaan leven. Inburgeringskandidaten moeten zich legitimeren en worden gefouilleerd. Een kopie van hun legitimatiebewijs en hun vingerafdrukken en gezichtsfoto’s worden opgenomen in het InburgeringsExamen Biometrie Systeem (IEBS). Daarna moeten ze de inburgertoetsen doen door met een computer te communiceren die is uitgerust met spraaktechnologie. Over de kwaliteit daarvan waren deskundigen het langdurig met elkaar oneens, maar niettemin nam de toenmalige minister Rita Verdonk op 15 maart 2006 het omstreden inburgeringsexamen in gebruik. De auteur Willemine Willems toont in haar bijdrage daarover (“De politiek aan de knoppen van de machine”) aan dat het officiële doel van het inburgeringsexamen buitenland, namelijk om migranten op hun bereidheid tot inburgeren te testen, “meer en meer een instrument wordt voor het selecteren en inperken van gezinsmigratie”.
De migratiemachinerie produceert 94 verschillende categorieën om migranten in te delen. Veel categorieën zijn gericht op uitsluiting van de migrant. De uitsluiting kan twee verschillende en in essentie tegenstrijdige vormen aannemen: uitsluiting van documentatie en uitsluiting met documentatie. Broeders zet dat mooi neer in zijn bijdrage over “surveillance”. De Koppelingswet sluit mensen zonder verblijfsrecht uit van de toegang tot basisvoorzieningen, waarmee ze uit het overheidssysteem zijn gestoten. Maar de illegalen moeten ook weer in dat systeem opgenomen worden om hen uitgezet te krijgen. De overheid moet dan documentatie over hen verkrijgen en hen “re-identificeren”.
“De migratiemachine” bevat allerlei boeiende bijdragen om te begrijpen hoe de overheid nieuwe vormen van technologie gebruikt om migratie te beheersen. Het is wel jammer dat in het boek alleen die technologie wordt beschreven en niet de migranten die in de migratiemachine verzeild raken. De lezer komt zo helaas niet te weten hoe die de machine ervaren en in hoeverre ze zich er individueel of collectief tegen verzetten. Niettemin is het boek een aanrader voor iedereen die kritiek heeft op het keiharde migratiebeleid.
“De migratiemachine. De rol van technologie in het migratiebeleid”, Huub Dijstelbloem en Albert Meijer (red.). Uitgeverij: Van Gennep, € 24,90. ISBN: 9789055159543.
Jeroen Breekveldt