Globalisering, democratie en nationalisme
Toen even meer dan tien jaar geleden de economische crisis uitbrak, met de bankencrisis en een economische krimp, veronderstelden velen dat dit het einde was van het klassieke neo-liberalisme met zijn streven naar globale vrijhandel op basis van marktwerking die alle poriën van de (nationale) samenlevingen moest doordringen en toch, althans in sommige westerse staten, gepaard ging met een beperkte mate van democratie.
Het neo-liberalisme was een middel om te proberen de winsten van kapitalistische ondernemingen weer op peil te brengen ten koste van de welvaart van de burgers en publieke voorzieningen. Tijdens de economische crisis veronderstelde men dat er een tegenreactie zou komen waarbij weer zou worden teruggekeerd naar meer overheidsinvloed, herwaardering van publieke voorzieningen en verdere ontwikkeling van de democratie. Het neo-liberalisme zou tegenover de bevolkingen zijn geloofwaardigheid verliezen.
Anderen wezen er ook toen echter al op dat een nieuwe vorm van neo-liberalisme zeer wel mogelijk was. Maar dan gepaard gaande met een meer autoritaire staat die, met behulp van de nieuwste technologieën op het gebied van volgen en controleren van burgers, de bevolkingen in het gareel zou houden bij handhaving van de (rauwe) kapitalistische markteconomie met minimaal overheidsingrijpen.
Sindsdien gingen de ontwikkelingen in de richting van de laatste optie. China is daarvan een voorbeeld. Dat is een dictatuur die een sociaal kredietsysteem ontwikkeld om de burgers te controleren. Ook in westerse kapitalistische landen werden geavanceerde controle- en beïnvloedingssystemen ontwikkeld, zowel bij grote multinationals als Google, Facebook en Amazon, als bij de overheid. Hoe moeten we deze ontwikkeling verder analyseren?
Globaliseringsparadox
De econoom Dani Rodrik werd bekend vanwege zijn analyse dat het in de huidige mondiale context onmogelijk is om tegelijk te streven naar democratie, nationale zelfbeschikking en economische globalisering. Je kunt slechts twee van de drie tegelijk realiseren. Rodrik laat zien hoe ongelimiteerde globalisering en nationale democratie met elkaar in strijd zijn. In het geval van vrij internationaal verkeer van arbeid en kapitaal is de natiestaat nog slechts de volger van de wereldeconomie. De nationale democratie verdwijnt daarmee en wordt vervangen door een autoritaire staat die de burgers in het gareel moet houden. In zo’n wereld kan de overheid zich alleen maar aanpassen aan de eisen van de internationale economie en is de eigen beleidsruimte geminimaliseerd. Het nastreven van hyperglobalisering kan wel samengaan met democratie, maar dan alleen in de vorm van “global governance”, wat ook het einde van de natiestaat betekent. De nationale democratie en een sterke nationale overheid kunnen ook samen gaan, maar alleen als er paal en perk wordt gesteld aan globalisering, en de open grenzen dus juist (deels) gesloten worden. Lees meer over de analyse van de theorieën van Dani Rodrik in dit artikel van Robert Went.
Het antwoord van populistisch rechts
In een helder artikel in de New York Times analyseert een andere beroemde wetenschapper, de historicus Quinn Slobodian, hoe populistisch rechts en extreem-rechts met het trilemma van Rodrik omgaan.
President Trump wil, net als populistisch rechts in diverse andere landen, de vrije beweging van goederen en geld, dus vrijhandel, handhaven, maar niet de vrije beweging van mensen. Maar dat lijkt niet zo. Trump fulmineert immers tegen de “ideologie van de globalisering” en de “onverkozen, onbetrouwbare bureaucratie” van instanties als het IMF en de WTO. In feite is na de linkse andersglobaliseringsbeweging van de jaren negentig van de vorige eeuw een nieuwe alternatieve globaliseringsbeweging opgekomen, maar dan van rechts.
President Trump en populistisch rechts prediken niet het einde van de globalisering, maar hun eigen versie ervan. Ze willen nog steeds uitgebreide handel en onbelemmerde geldstromen, maar ze trekken een grens waar het gaat om de migratie. Het gaat dus niet om een tegenstelling tussen gesloten versus open samenlevingen, maar om bepaalde aspecten van de globalisering te behouden en andere niet.
Maar hoe moeten we dan de handelsoorlogen zien zoals Trump die voert, in het bijzonder met China? Is dat niet gericht op het ouderwetse streven naar zelfvoorziening van naties met gesloten grenzen? Dat is niet het geval. Trump wenst Amerika niet terug te trekken van de wereldmarkt. De bedoeling is om door unilaterale acties andere landen te dwingen een betere toegang van Amerikaanse producten toe te staan. Het doel daarvan is juist vrijhandel zonder barrières.
Ook de Brexit-campagne van de Britse conservatieven was en is niet gericht tegen vrijhandel, maar op een overgang van de Europese economie naar een globale, zonder de storing van regulering vanuit Brussel. Een recent rapport van Britse en Amerikaanse denktanks stelt een nieuw vrijhandelsverdrag voor tussen de twee landen, dat een begin zou kunnen zijn van een nieuwe wereldhandelsorganisatie, een soort WTO 2.0. Doel van die WTO 2.0 zou dan moeten worden om Chinese staatssubsidies aan te vallen, en een vermindering van door staten gegarandeerde publieke diensten, zoals een nationale gezondheidszorg.
Dit patroon van de alternatieve globalisering van rechts herhaalt zich bij rechts-populistische partijen in Duitsland en Oostenrijk. Geen van deze partijen verwerpt eigenlijk de globalisering door te pleiten voor een zelfvoorzienende economie van de natiestaat en terugtrekking van de wereldmarkt. De Europese Unie wordt weliswaar veroordeeld, maar de achterliggende visie is toename van de internationale handel en toename van de concurrentie. Verschillende leiders van de Alternative für Deutschland zijn lid van een organisatie die vernoemd is naar een van de grondleggers van de neo-liberale ideologie van het vrije marktkapitalisme, Friedrich Hayeck: de F. A. Hayek Foundation.
Samengevat is de formule van de rechts-populistische alternatieve globalisering: ja tegen vrije kapitalistische markteconomieën en vrijhandel, nee tegen migratie, democratie en het uitgangspunt dat alle mensen in principe gelijkwaardig zijn. Of om het anders te zeggen: zij kiezen uiteindelijk in het trilemma van Rodrik voor globalisering en autoritaire staat.
Het zou een onderschatting betekenen van populistisch rechts om daarin alleen vijandigheid jegens andere “volkeren” te zien, of een achterhoedegevecht tegen de afbraak van de nationale staat en haar identiteit, of de productie van rechtse bagger met vooroordelen. Denktanks uit die hoek zijn wel degelijk bezig een inhoudelijk doordacht alternatief te ontwikkelen voor de neo-liberale globalisering zoals die zich sinds de jaren tachtig ontwikkeld heeft en die aanpassing behoeft.
Wat moet het antwoord van links zijn?
Rodrik heeft ook nagedacht over een oplossing voor zijn trilemma. Sommige partijen, zoals de VVD en D66, menen voluit te moeten kiezen voor hyperglobalisering, met het uitgangspunt dat we op nationaal beleidsniveau dan dus nauwelijks meer beleid kunnen voeren. We kunnen ons nog slechts aanpassen aan de wereldeconomie. De SP kiest voor een andere route, namelijk het beperken van globalisering in een poging de natiestaat en de eigen nationale beleidskeuzes overeind te houden.
Rodrik analyseert dat het trilemma zich nu nog niet in alle scherpte voordoet: de globalisering is beperkt en de natiestaten bestaan nog steeds en hebben nog steeds een grote invloed. Hij betoogt dat, geredeneerd vanuit de huidige situatie, globalisering juist heel goed kan samengaan met een sterke lokale gemeenschap met een grote beleidsruimte. Het is mogelijk om de voordelen van een meer gematigde globalisering veilig te stellen tezamen met het centrale belang van nationaal of lokaal beleid.
We zien nu in de wereld dat er bijvoorbeeld grote verschillen zijn qua inrichting van de samenleving tussen landen die succes hebben in de globalisering. Bijvoorbeeld Nederland en Zweden versus Amerika, als het gaat om zaken als belastingen, inkomensverdeling, onderwijs of sociale zekerheid. Ook in de moderne wereld van de globalisering zijn er blijkbaar nog steeds verschillende wegen voor een natiestaat mogelijk. Het moet volgens Rodrik mogelijk zijn een èn èn-verhaal te houden dat mensen aanspreekt die nu zowel wantrouwen hebben tegen de globalisering als tegen de nationale overheid.
Enerzijds moeten zowel het oude neo-liberalisme als het rechts-populistische alternatief voor globalisering bekritiseerd worden als onrechtvaardige, ongereguleerde en ondemocratische kapitalistische ordeningen die gepaard gaan met grote ongelijkheden tussen armoede en rijkdom in de wereld. Die kritiek moet mede centraal worden gesteld bij de bestrijding van populistisch rechts. Belangrijke thema’s zijn: kwijtschelding van schulden van arme landen, een aanpak van ecologische en sociale wantoestanden en rechtvaardige regels voor wereldhandel en internationale financiële transacties.
Anderzijds is er nog steeds ruimte om op nationaal niveau een rechtvaardig sociaal beleid te voeren. Het telkens terugkerende excuus dat bepaalde rechtvaardige maatregelen niet kunnen, vanwege de niet te beïnvloeden globalisering en internationale concurrentieverhoudingen of de regels van de EU moet worden ontmaskerd.
Maar voorwaarde voor de ontwikkeling van een dergelijke politiek zijn sociale bewegingen en bijvoorbeeld vakbonden die zich richten op zowel het nationale niveau als de internationale samenwerking om een beweging op te bouwen die de èn èn-politiek vorm kan geven en waarbij de andere oplossingen van het trilemma – hyperglobalisering zonder democratie en nationale zelfbeschikking zonder internationale globalisering – worden verworpen.
Piet van der Lende
(Dit is een iets geredigeerde versie van een artikel dat eerder op de website van de Bijstandsbond verscheen.)