Gouden Eeuw-markt tijdens Leidse Lakenfeesten verheerlijkt koloniaal verleden

logo.
Logo.

Door de strijd tegen de Zwarte Piet-figuur, het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark en de jaarlijkse slavernijherdenking op 1 juli moet het toch zo langzamerhand voldoende duidelijk zijn geworden dat het volkomen ongepast is om het koloniale verleden van de roofstaat aan de Noordzee te verheerlijken. Maar naast de werkelijkheid van eeuwenlange slavernij, roof, uitbuiting en geweld bestaat een droomwereld waarin de witte meerderheid van dit land zich blijft rondwentelen in gelukzalige mijmeringen over de goede oude koloniale tijd. Een vast onderdeel daarvan wordt gevormd door de mythe van de zogenaamde Gouden Eeuw, die volop wordt gereproduceerd tijdens de Leidse Lakenfeesten die dit jaar plaatsvinden van 23 tot en met 26 juni.

De zomer breekt aan, en dan barst in zo ongeveer alle Nederlandse gemeenten weer een overvloed aan feesten en festivals los. In de kapitalistische ratrace moeten steden ieder voor zich zoveel mogelijk toeristen aantrekken en zich een aantrekkelijk imago aanmeten voor investeerders en andere rijkelui in de bovenlaag van de samenleving. Om die keiharde concurrentiestrijd met succes te kunnen aangaan bedienen bestuurders en ambtenaren zich van een flinke portie stadschauvinisme, daarbij ondersteund door allerhande promotieteams en reclamebureaus die de steden zo enthousiast, energiek en positief mogelijk in de etalage proberen te zetten.

Windstreken

Zo ook in Leiden, door het gemeentebestuur vanaf de jaren negentig gepromoot als “stad van vluchtelingen” en sinds een paar jaar omgetoverd tot “stad van ontdekkingen”. Van oudsher worden daar jaarlijks de Leidse Lakenfeesten gehouden. Evenals vorig jaar wordt in dat kader ook nu weer een Gouden Eeuw-markt georganiseerd, op zondag 26 juni in het Van der Werfpark. “Bijzondere, kleine ondernemers met een écht verhaal bij hun producten nemen deel aan deze tweede editie van de Gouden Eeuw-markt!”, zo begint het propagandatekstje waarmee de markt moet worden aangeprezen. “Leiden is een stad met veel historie die haar financiële hoogtepunt kende in de Gouden Eeuw. In de VOC-tijd was Leiden een belangrijke stad door haar bloeiende lakenindustrie. Elk jaar wordt dit gevierd tijdens de Lakenfeesten. Deze markt maakt een koppeling tussen de Leidse geschiedenis en de huidige wereldhandel. In de Gouden Eeuw brachten Leidse handelaren producten uit alle windstreken naar Leiden, en dat is in de 21ste eeuw niet anders. De invloed van andere culturen die Leiden in de Gouden Eeuw groot heeft gemaakt is nu nog even belangrijk als toen.”

In de kern illustreert deze tekst wat ook wel wordt aangeduid met de term “witte onschuld”, waarover onlangs een belangwekkend boek van de wetenschapper Gloria Wekker is verschenen. Volgens de nog steeds heersende witte fantasie, waarvan de schildering op de Gouden Koets een sprekend voorbeeld is, waren “wij” (lees: witte Nederlanders) in de koloniale tijd helemaal geen moorddadige, roofzuchtige en op macht, geld en goederen beluste lieden. Welnee, “wij” waren eerzame en hard werkende “handelaren” die alleen maar “producten naar Leiden brachten”. En “wij” vinden “de invloed van andere culturen” in Leiden “nu nog even belangrijk als toen”. Je vraagt je af van welke planeet de tekstschrijver afkomstig is. “De invloed van andere culturen”? De “culturen” die in de drie continenten Latijns-Amerika, Afrika en Azië een kopje kleiner werden gemaakt? De “culturen” die werden overheerst, onderdrukt, tot slaaf gemaakt, verkracht en vermoord? Wie zo neutraal als de tekstschrijver zijn of haar zinnen weet op te stellen, collaboreert met het dominante vertoog van de “witte onschuld”, de onschuld van “wij hebben het niet geweten en wij willen het ook niet weten”. Sterker nog, “wij” willen alleen maar weten dat Nederlanders in de koloniale tijd regelrechte lieverds waren, zeker de Leidenaren en vooral de Leidse handelaren, die “ons” immers wisten te verblijden met “producten uit alle windstreken”.

Terreurbewind

Een ander tenenkrommend aspect van de tekst betreft het Leidse chauvinisme. Net als met nationalisme, waarmee burgers krijgen aangeleerd dat hun staat de beste van alle mogelijke werelden is, worden stedelingen door middel van stadschauvinisme aangepraat dat hun stad de mooiste, de leukste en de gezelligste is. Met de tekst probeert men om Leidenaren ervan te overtuigen dat hun stad voorop moet staan. Het gaat erom dat ze beseffen dat hun stad ooit groot, rijk en welvarend is geweest. Het gaat erom dat “we” best zouden mogen dromen van een nieuwe Gouden Eeuw. De Leidenaren moeten ervan doordrongen raken dat het belang van hun stad, en met name het belang van de rijke bovenlaag van die stad, ook hun belang is. Hun blik moet op Leiden worden gericht, op hoe Leiden in de Gouden Eeuw zou hebben gefloreerd. En de toeristen die Leiden bezoeken, moeten maar eens goed in hun oren knopen hoe fantastisch Leiden is en hoe trots “we” erop zijn om in een stad te mogen leven met zo’n roemrijke geschiedenis.

Het Leidse feestje zou worden bedorven als de blik van de Leidenaren en de toeristen zich zou gaan wenden naar de Grauwe Eeuw, naar hoe het in die tijd de tot slaaf gemaakten in Suriname en andere koloniën verging, hoe ze werden gedehumaniseerd, hoe ze onder een koloniaal terreurbewind dwangarbeid moesten verrichten in plantagewerkkampen, waarna “handelaren producten uit alle windstreken” naar Nederland “brachten”. Behalve de zelfgenoegzaamheid die van de tekst afdruipt, valt ook nog op hoe de schrijver ervan de “andere culturen” in dienst stelt van het enige belang dat er zogenaamd echt toe doet, namelijk dat Leiden “groot” is geworden. De “andere culturen” zijn in deze beeldvorming ondergeschikt gemaakt aan de stad waar het allemaal om zou moeten draaien. Die “culturen” staan op de tweede rang en doen hooguit mee als figuranten in de ergeniswekkende klucht “O, wat is Leiden toch okee en o, wat hebben we het hier toch allemaal goed”.

Beeldhouwwerk

Tijdens de Leidse Lakenfeesten vindt traditiegetrouw een Peurbakkentocht plaats, waarbij “een slinger van versierde boten zich al feestend voortbeweegt door de Leidse wateren, gadegeslagen door duizenden toeschouwers”, zoals dat wordt omschreven. Die toeschouwers konden een paar jaar geleden niet alleen kijken naar door de grachten varende schuiten, maar ook naar een racistische blackface- en redface-show die ter plekke werd opgevoerd. In de stad zijn overigens ook tal van andere koloniale wanstaltigheden te vinden, zoals het Indië-monument en het replicaschip van de zeeschurk Maarten Tromp.

De Leidse koloniale nostalgie staat uiteraard niet op zich. Door de jaren heen en overal in het land wordt koloniale verheerlijking ingezet om nationalisme uit te venten en geld te verdienen. Zo had de Keukenhof dit jaar als thema ook de Gouden Eeuw gekozen, waardoor men geïnspireerd zegt te zijn. Geïnspireerd dus door een tijd waarin “wij” andere mensen in andere continenten tot slaaf en tot eigendom maakten en waarin “we” met geweld en met wurgcontracten handelsmonopolies afdwongen. Om het nog bonter te maken, had de Keukenhof bovendien een beeldhouwwerk geplaatst waarmee op een seksistische, racistische en dehumaniserende manier een zwarte vrouw werd uitgebeeld. Het beeld deed denken aan wat in de negentiende eeuw Saartjie Baartman is overkomen, die naar Europa werd vervoerd om als een exotische bezienswaardigheid in freakshows tentoongesteld te worden. Het exposeren van mensen uit niet-westerse landen was indertijd doodgewoon. Tegen het beeldhouwwerk zijn protesten gerezen, onder meer van sommige bezoekers van de Keukenhof en van de University of Colour.

Harry Westerink