Griekenland als laboratorium
In hun boek “Krisenlabor Griechenland. Finanzmärkte, Kämpfe und die Neuordnung Europas” beschrijven Detlef Hartmann en John Malamatinas het Griekse protest en verzet dat in 2011 de media zo beheerste. Ook plaatsen ze het beleid van de EU, het IMF en de Griekse sociaal-democratische regering in een breder Europees kader.
Uit hun verhaal blijkt de belangrijke rol van de haatcampagne die de media ook in Duitsland tegen Griekenland voeren. De geesten worden ook in Duitsland rijp gemaakt voor harde maatregelen tegen Griekenland. Het eerste deel van het boek, geschreven door Malamatinas, heet “Krisenproteste in Griechenland”, en beschrijft de strijd in het zuidelijke EU-land. Verzet en strijd die botsen met de strategieën van het kapitalisme vormen volgens de auteurs de centrale motor van de geschiedenis. De tweede bijdrage is van Hartmann en heet “Schockpolitik und die Umbau Europas”. Hij gaat in op de strategieën van het kapitalisme.
De protesten
Malamatinas begint zijn beschrijving van het protest en verzet op 6 december 2008 met de politiemoord op de vijftienjarige Alexandros Grigoropoulos. Het in eerste instantie door scholieren en studenten gevoerde protest en verzet breidde zich binnen zeer korte tijd uit tot in de uithoeken van het land. Veel mensen die geen enkel perspectief zagen en het vertrouwen in de politiek en de staat volledig hadden verloren, voelden dat de politie ook op hen had geschoten. Alleen dat gevoel kan de zeer grote omvang en het vastberaden en militante karakter van het protest en verzet verklaren.
De maatschappelijke onrust, de financiële schandalen en de grootschalige corruptie bij ondernemingen en de kerk leidde uiteindelijk in oktober 2009 tot een andere regering. Zoals wel vaker werd de hoop gevestigd op de sociaal-democraten en werd er weer een Papandreou minister-president. De eerste maanden na haar aantreden slaagde de nieuwe regering er nog in via een uitgekiende mediacampagne haar conservatieve voorganger verantwoordelijk te stellen voor alle misstanden. De sociaal-democraten beweren dat ze opkomen voor de hardwerkende fatsoenlijke mensen. “Vermomde autonomen” worden ondertussen steeds meer het doelwit van het sterk in omvang groeiende politieapparaat. Vanaf begin 2010 proberen de sociaal-democraten samen met het internationale kapitaal Griekenland te veranderen in een proeftuin voor de Europese herstructurering. Net als elders in Europa wil men de werkende bevolking steeds meer uitknijpen om zo tot economische groei te komen.
Migranten
Malamatinas ruimt nadrukkelijk plaats in voor de migranten en vluchtelingen in Griekenland. Dat zijn er naar schatting 1 miljoen (op een bevolking van 10 miljoen) en aangenomen wordt dat de helft geen verblijfspapieren heeft. Hun dramatische en uitzichtloze levensomstandigheden werden internationaal zichtbaar rondom het kamp Levos. De Griekse staat probeert een steentje bij te dragen aan de Europese politiek van vluchtelingenbestrijding, via onder meer Frontex-patrouilles en het erkennen van een zeer gering aantal vluchtelingen. Maar voor een groot deel kunnen de problemen geweten worden aan de geografische positie van Griekenland in Europa: er blijven veel vluchtelingen hangen die graag verder zouden willen reizen Europa in. In Griekenland wordt daarnaast – net als in veel andere Europese landen – een racistische campagne gevoerd in de media. Die wordt gevoed door rechtse partijen en fascistische groeperingen, en gaat gepaard met geweld dat grotendeels wordt doodgezwegen door de media. Met de sociaal-democraten in de regering heeft rechts zich kunnen verenigen rondom het thema migratie. De beweging tegen het racisme is helaas verdeeld geraakt, onder meer door een aangekondigde versoepeling van de asielwetgeving.
Omdat er tussen de verschillende groeperingen en verbanden geen sprake is van inhoudelijke samenwerking tegen de crisispolitiek, komt het niet tot gemeenschappelijke initiatieven of campagnes, en vormt links als het ware een puzzel die op straat zichtbaar is. Verschillende groepen en partijen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de mobilisering voor de talloze demonstraties en acties. In Griekenland speelt de communistische partij KKE een belangrijke rol, met name via haar vakbond PAME. Die partij kenmerkt zich door een sterk chauvinistische retoriek, en in de praktijk volgt ze een sociaal-democratische lijn, zij het onder stalinistische leiding. Daarnaast zijn er de nodige trotskistische en maoïstische splintergroeperingen.
A/A-spectrum
Het anarchistische/autonome spectrum (A/A in Griekenland) is sinds het einde van de militaire dictatuur in 1973 gestaag gegroeid. Er is door het hele land een infrastructuur van kraakpanden, infowinkels en tijdschriften, waarvan het zwaartepunt in de grote steden Athene en Thessaloniki ligt. Sinds de politiemoord op Grigoropoulos in 2008 is een deel van dat spectrum er enigszins in geslaagd om uit de eigen subcultuur te breken. Bezettingen van tv-stations, stadhuizen en universiteiten zijn aan de orde van de dag en dit palet aan actievormen van de beweging blijkt inmiddels door brede lagen van de bevolking gedragen te worden. Het buitenparlementaire spectrum is diffuus, en groepen als TPTG in Athene en Terminal 119 in Thessaloniki proberen het inhoudelijke vacuüm te vullen. Sinds de EU-top in Thessaloniki in 2003 zijn veel groepen uit het A/A-spectrum georganiseerd in het netwerk AK. Ook wordt er, in tegenstelling tot de rest van Europa, nog altijd gediscussieerd over een praktijk van stadsguerrillagroepen. Die discussie wordt mede gestimuleerd door het groeiende aantal politieke gevangenen uit de beweging.
De media proberen de beweging te criminaliseren. Het bij tijd en wijle onbesuisde optreden van de beweging kan leiden tot gruwelijke incidenten. Op 5 mei 2010 verbrandden vier mensen in een bankgebouw, nadat het was aangevallen door activisten. Dat werd uiteraard breed uitgemeten in de media, maar ook in de beweging zelf wordt zulk optreden heftig bediscussieerd. De protesten en het verzet laaiden na de zomer van 2010 weer op. Een bijeenkomst van de regering in Thessaloniki in september werd door het AK-netwerk aangegrepen om een internationaal congres te organiseren met als thema “Crisis, zelforganisatie en directe democratie”. Daarna volgden weer de jaarlijkse mobilisaties rondom de voor Grieken veelbetekenende data 17 november en 8 december. Gevolgd op 15 december door de alweer zevende algemene staking van dat jaar. In Athene demonstreerden die dag 100 duizend mensen.
Malamatinas presenteert in zijn artikel een chronologie van protest en verzet waarvan we hier eigenlijk alleen de meest spectaculaire uitingen kennen. Indrukwekkend is vooral de grootschaligheid van het alledaagse protest en verzet, en de brede samenstelling van de deelnemers. De grote stakingen en demonstraties tegen de bezuinigingen zijn verweven geraakt met het buitenparlementaire spectrum.
De verbouwing van Europa
Het gaat hierbij vanzelfsprekend niet slechts om een Griekse kwestie. De bezuinigingen hebben een zeer belangrijke Europese dimensie. Daar gaat Hartmann nader op in. Hij belicht nauwgezet de kapitalistische strategieën achter de Griekse crisisinterventies van 2010. Het internationale karakter van de sociale aanval op de maatschappelijke verworvenheden van de Grieken blijkt uit de nauwe samenwerking van de EU, het IMF en de Griekse sociaal-democratie, die samen proberen de financiële markten gunstig te stemmen. De Duitse regering blijkt daarbij binnen de EU een doorslaggevende rol te spelen.
Hartmann doet uitgebreid uit de doeken hoe deze shock-politiek tegen de Grieken wordt georganiseerd. Een belangrijke rol spelen de internationale ratingbureaus en consultancyfirma’s, zoals McKinsey dat in Duitsland fungeerde als souffleur van bondskanselier Merkel. In hun hoedanigheid van kapitaalknechten formuleren deze instanties de sociale politiek voor Griekenland, zodat die kan voldoen aan de rendementseisen van de financiële markten. Ratingfirma’s als Moody’s en Standard and Poor zijn bekend uit de media. Die beoordelen de kwaliteit van de kredietwaardigheid van landen, en dat heeft een zeer grote invloed op de rente die regeringen moeten betalen op de financiële markten voor de leningen die ze nodig hebben om hun beleid te financieren. Nationale politiek wordt zo meer en meer gereduceerd tot het afstempelen van maatregelen om de financiële markten gunstig te stemmen. Politiek ‘rechtse’ regeringen gaan daar vaak gedwee in mee. Politiek ‘linkse’ regeringen, meestal sociaal-liberalen, lijken daarentegen dolgraag actief mee te willen denken over de meest actuele kapitaalstrategieën. Griekenland vormt als het ware een laboratorium van de crisis, waarbij vooral het hevige protest en verzet zeer duidelijk maakt wat er allemaal op het spel staat. Voor ons allemaal, ook hier in Nederland.
Activisten
Hartmann belicht dus uitvoerig de nauwe verwevenheid van bedrijven als McKinsey en de ratingfirma’s met de politieke kaste. Wellicht iets te uitvoerig, want er zou immers de indruk kunnen ontstaan dat toekomstige ontwikkelingen in die kringen worden bepaald. Maar zoals uit de inleiding en de structuur van het boek ook blijkt, zijn de auteurs ervan overtuigd dat protest en verzet leidend zijn bij de ontwikkelingen. En dat brengen de auteurs ook in de praktijk: Malamatinas is actief in anti-fascistische kringen in Keulen, en Hartmann is al 40 jaar actief bij tal van initiatieven en projecten.
Hartmann vraagt zich ook af hoe dat felle protest en verzet in Griekenland valt te verklaren. Hij zoekt het antwoord in de talloze familiebedrijfjes die sociaal en economisch van groot belang zijn, en zeker niet alleen in de grote toerismesector. Daar ligt mogelijk een basis voor de grootschalige vormen van zelforganisatie van groepen en vrienden die de ruggengraat vormen van het protest en verzet. Dat zou tegelijk ook deels kunnen verklaren waarom in Nederland relevant protest en verzet totaal ontbreken.
Technologie
Griekenland springt momenteel wellicht het meest in het oog, maar is zeker niet het enige land in een diepe crisis. Denk aan Portugal, Ierland, Spanje en Italië. De ontwikkelingen volgen elkaar in een zeer snel tempo op, en daardoor kan de analyse van Hartmann uiteraard niet volledig actueel zijn. Daarom is het belangrijk om enkele structurele aspecten van zijn betoog eruit te lichten.
Hartmann wijst nadrukkelijk op de nauwe verwevenheid van de informatie- en communicatietechnologie met de financiële markten. Deze technologieën hebben feitelijk het ontstaan van deze markten mogelijk gemaakt. Voor Hartmann betekent een beter begrip van technologie dat we haar ontwikkeling moeten proberen te begrijpen binnen de context van de bestaande klassenverhoudingen, als een politieke technologie. Er is altijd strijd om de technologie. Die wordt immers ingezet om de uitbuitingsgraad van de arbeidskrachten te verhogen, en dat heeft altijd geleid tot hevige klassenstrijd.
Momenteel bevinden we ons in de situatie waarbij de internationaal opererende financiële markten en hun kapitaalknechten er op uit zijn om de nationale sociale verhoudingen dusdanig om te ploegen dat de productiviteit van de te leveren arbeid verder kan groeien. Hartmann schetst in het kort hoe er op Europees niveau strategieën worden ontwikkeld om die productiviteitsgroei verder te stimuleren. Ook laat hij zien hoe de EU, regeringen en grote bedrijven de zogeheten clusterontwikkeling stimuleren als een strategie om de EU concurrerender te maken. Daarover schreef Hartmann al eerder een boek: “Cluster”.
Het is belangrijk om kennis te ontwikkelen over al deze kapitalistische strategieën. Al was het maar om te voorkomen dat we er ongewild actief aan mee gaan werken. Maar het zo uitvoerig belichten van die strategieën zou er toe kunnen leiden dat de tegenstander wel zeer groot en machtig overkomt. Om dat te voorkomen moeten we in het oog houden dat het slechts strategieën zijn, niet meer en niet minder. De botsing van deze strategieën met protest en verzet, en de interne tegenstellingen tussen en binnen staat, kapitaal en hun handlangers bepalen de uitkomst van de plannen. Dit boek is nadrukkelijk bedoeld als bijdrage aan politieke debatten en het vormt dan ook een momentopname. Het biedt een kader waarin de shock-politiek tegen de Grieken inzichtelijk wordt gemaakt, en waarin duidelijk wordt dat Griekenland als voorbeeld moet dienen voor landen als Portugal, Spanje en Italië.
“Krisenlabor Griechenland”, Detlef Hartmann en John Malamatinas. Uitgeverij: Assoziation A, € 13,99. ISBN: 9783862414055.
Henk Zeldenrust
Op de website Globalinfo staan twee korte reacties op de artikel:
Vosje: “Ik heb met belangstelling de recensie gelezen. Het klinkt als de marxistische dielectiek uit de jaren vijftig en zestig uit Oost-Europa. Uit de goeie oude tijd van de communischtische heilstaten en volksdemocratien waar alles mocht wat was toegestaan en verder niets. Dat wil niet zeggen dat alles onzin is wat er gezegd wordt, maar het is zo eenzijdig en ouderwets en gaat zo lekker voorbij aan alles wat niet past in zo’n eenzijdige benadering dat je er verder weinig meer me kunt. Voor een genuanceerdere benadering zo enig zicht op de werkelijkheid ook fijn zijn.”
Henk: “Wat betreft het sterk eenzijdige karakter van de recensie (en het boek), dat klopt. Ben het weer niet met je eens dat dit ouderwets zou zijn, maar hoop dat dit meer iets is voor de komende tijd. Jammer dat bepaalde termen je doen denken aan het kazernsocialisme van het voormalige Oostblok, maar misschien heeft dit vooral ook te maken met je eigen kennis? Wat betreft de positie van Hartmann, ik zou je het interview met hem in het actuele Jaarboek Kritiek willen aanraden.”
http://www.globalinfo.nl/Recensies-enzo/griekenland-als-laboratorium.html