‘Groen’ neo-liberalisme en het bedrog van “netto nul-uitstoot”
In de laatste paar dagen voor het begin van de wereldklimaattop COP26, november vorig jaar, was er een stroom van verklaringen van regeringen hoe zij de uitstoot van broeikasgassen zouden gaan verminderen, zodat er in 2050 geen uitstoot meer zou zijn. Dat wil zeggen dat de uitstoot van broeikasgassen de komende jaren drastisch omlaag zal gaan en dat de resterende uitstoot gecompenseerd zal worden door maatregelen die broeikasgassen absorberen. Denk aan de aanleg van extra bossen die koolstofdioxide omzetten in hout of fabrieken die dit gas vloeibaar maken en in een diepe aardlaag opbergen. In het klimaatjargon heet dit de “netto nul-uitstoot”.
Campagnevoerders en journalisten hebben er alsmaar op gewezen hoe groot de kloof is tussen de huidige uitstoot van broeikasgassen en de beoogde netto nul-uitstoot in 2050. Zelfs àls regeringen al hun nieuwe beloften zouden nakomen, zal rond 2050 waarschijnlijk slechts zo’n veertig procent van de noodzakelijke reducties bereikt zijn. Deze kloof is het doelwit van protestacties en een eindeloze serie rapporten en online campagnes. Allemaal roepen deze op tot grotere toezeggingen en strakkere deadlines, tot meer geld, concretere plannen en daadwerkelijke actie.
Netto nul-uitstoot is flauwekul
Maar deze strijd is al gewonnen; regeringen en bedrijfsleven zijn al in actie gekomen. Zeker, regeringen handelen niet zo snel of besluitvaardig als ze zouden moeten doen, maar we moeten de resterende emissiekloof niet zien als een bewijs dat de overgang naar een andere, ‘groene’ wereldeconomie niet aan de gang is. Wat we op dit moment zien ontstaan, is een ‘groene’ New Deal voor het bedrijfsleven, waarbij enorme ‘groene’ overheidsinvesteringen de huidige stagnerende economie overeind moeten houden. Als we er niet in slagen om tot een heroriëntatie voor deze ‘groene’ overgang te komen, zullen we de komende jaren niets meer te zeggen hebben over hoe onze wereld eruit zal komen te zien.
In de afgelopen jaren is netto nul-uitstoot het politieke landschap gaan domineren. Eigenlijk is netto nul-uitstoot flauwekul, een manier voor vervuilende industrieën en tegenstribbelende regeringen om zo min mogelijk actie te hoeven ondernemen, door te beloven dat de uitstoot in de toekomst verminderd zal worden door nieuwe technieken en dat de rest gecompenseerd zal worden door aanplant van bomen of fabrieksmatig wegvangen van broeikasgassen. Maar toch is deze netto nul-uitstoot een belangrijke activiteit voor het bedrijfsleven geworden is.
Het bedrijfsleven heeft dit voor elkaar gekregen via een agressieve campagne voor overheidssteun voor ‘groene’ industrieën. Bijvoorbeeld financiering voor het ontwikkelen van uitstootarme vormen van staal, kernenergie en luchtvaart. Regeringen willen het soort dramatische verstoringen vermijden die de pandemie met zich meebracht; ze willen een overgang die de bestaande economie zo weinig mogelijk verandert. Innovatie lijkt de mogelijkheid te bieden om de huidige economie duurzaam te maken en tegelijkertijd economische activiteit te stimuleren in een periode van wereldwijde economische stagnatie.
‘Groen’ neo-liberalisme
In feite komt het neer op een ‘vergroening’ van de neo-liberale gewoonte om particuliere bedrijven overheidsgeld te geven. Zo heeft de Britse regering 500 miljoen pond opzij gezet om autobedrijven te verleiden om auto’s te blijven produceren in Groot-Brittannië. In een veel bejubelde ‘overwinning’ voor de Britse regering stemde Nissan ermee in 1 miljard pond te investeren in hun autofabriek in de Noord-Engelse stad Sunderland om deze uit te breiden met de productie van accu’s voor elektrische auto’s. Het kost Groot-Brittannië ‘slechts’ 100 miljoen pond – en de gemeente nog eens 80 miljoen om het elektriciteitsnet verbeteren – voor misschien meer dan 1200 directe banen en misschien nog duizenden meer in de toeleveringsketen.
Hetzelfde patroon zie je overal opduiken in de economie. In Groot-Brittannië krijgt de sector elektrische voertuigen 1,6 miljard pond en ‘duurzame’ vliegtuigbrandstof 180 miljoen pond; voor warmtepompen ligt 3,9 miljard pond klaar en voor broeikasgassenafvang en -opslag ten minste 140 miljoen pond, terwijl er ook nog een innovatiefonds van 1 miljard pond is waar deze projecten uit kunnen putten. Daarnaast heeft de Britse regering 120 miljoen pond gereserveerd voor kernenergie en zo gaat de lijst maar door met in totaal 26 miljard pond overheidsuitgaven voor de “groene industriële revolutie”. Het doel is om van Groot-Brittannië een aantrekkelijk investeringsland te maken.
Lokale burgerinitiatieven
Nu is het zonder investeringen zeker niet mogelijk om de uitstoot van broeikasgassen tot nul terug te brengen. Maar waarom kijken we alleen naar overheidsuitgaven aan grote bedrijven, terwijl er ook genoeg initiatieven van lokale burgerorganisaties bestaan? Zoals het er nu voor staat, gaat het om een kolossale overdracht van gemeenschapsgeld naar privékapitaal, dat enorm veel geld wil slaan uit een crisis die het zelf heeft veroorzaakt met zijn fabrieken, oliebronnen, vliegtuigen en vrachtwagens. Dit alles lijkt sterk op een neo-liberale ‘groene’ opknapbeurt, waarbij overheden wanhopig met elkaar concurreren om aandacht van het bedrijfsleven. We gaan het tijdperk tegemoet van neo-liberaal staatskapitalisme.
Er is ook een andere toekomst denkbaar, maar dan moeten we onze aandacht richten op het soort banen en industrieën dat ons naar een toekomst zonder broeikasgassen leidt en ons niet tevreden stellen met het in de watten leggen van grote bedrijven. De toekomst hoeft niet te worden geprivatiseerd. We staan aan de vooravond van de grootste transformatie van de wereldeconomie sinds generaties – we moeten nu de kans grijpen om haar radicaal te verbouwen.
Nicholas Beuret
(De auteur is een kritische wetenschapper uit Engeland. Het oorspronkelijke, uitgebreidere artikel met veel linken vind je hier. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.)