Herdenking, beklemming en gevaar
Wat dit alles zo problematisch maakt, is niet het feit van de collectieve rouw op zich, maar het verplichte, opgedrongen karakter ervan, en de politieke lading die het mee kreeg. Dat verplichte karakter was voelbaar: niet meedoen was vrijwel onmogelijk, alhoewel technisch niet strafbaar. De politieke lading lag besloten in de term “dag van nationale rouw”; het was iets nationaals, niet iets algemeen-menselijks. Het was iets van wij-Nederlanders-samen, iets waarmee “de verbondenheid van een heel volk, van de gehele natie op een indrukwekkende manier weergegeven (werd)”, zoals Sylvain Ephimenco het beschreef. Alsof ‘Nederland’ door de crash is aangevallen, in plaats van dat eenvoudig de inzittenden van die crash en hun nabestaanden – uit meerdere landen afkomstig – door die crash zijn getroffen. De gebeurtenis zelf had, naar Nederland en haar bewoners toe, niets nationaals. De herdenking maakte er echter wel een nationaal evenement van. Dat sluit mensen in met het ‘juiste’ paspoort. Het sluit onvermijdelijk ook mensen uit: degenen die niet bij ‘de natie’ behoren. We maken ons hier soms zo vrolijk over chauvinisme elders. Wat we dezer dagen rond de crash zien, is van chauvinisme bepaald niet vrij. Menselijk leed wordt gemanipuleerd tot nationaal leed. Dat nationale sentiment – gemanipuleerd, maar tegelijk doortrokken van echt en oprecht verdriet – is een instrument voor politici om een interne eenheid af te dwingen, zich te profileren als vaderlijke welwillende lieden, terwijl ze intussen een hek om het land zetten om buitenstaanders te weren, de onderkant vermanen om harder te werken ‘voor het landsbelang’ en zelf van de macht blijven genieten. Zo gaat het al in vredestijd. De eenheid die met nationalisme in de hand wordt geforceerd, is een eenheid die de mensen aan de onderkant inpalmt, inkapselt en beoogt onschadelijk te maken voor de machthebbers. Dat voorspelt weinig goeds.
Peter Storm in Herdenking, beklemming en gevaar (Ravotr)