Het nationaal-socialisme als elite-leer
De heruitgave van het oorspronkelijk in 1937 uitgegeven essay “Het nationaalsocialisme als rancuneleer” van criticus Menno Ter Braak (1902 – 1940) wordt uitbundig geprezen; “briljant”, “pijnlijk actueel”, “onmisbaar”. Maar hoe bruikbaar is Ter Braak’s interpretatie van fascisme eigenlijk? (…) “Het nationaalsocialisme als rancuneleer” ademt de geest van Ter Braak’s elitaire wereldbeeld. Volgens Ter Braak ligt de oorzaak van fascisme in een teveel aan democratie. Democratie impliceert dat mensen in principe gelijk zijn, maar voor Ter Braak is dit een schadelijk waanidee; “het is de gelijkheid als ideaal die gegeven de biologische en sociologische onbestaanbaarheid van gelijke mensen de rancune promoveert tot een macht van de eerste orde”. In een democratie streven mensen naar het onmogelijke. Het onherroepelijke falen hiervan roept de rancune op die volgens Ter Braak de drijvende kracht achter het fascisme is (…) Ter Braak’s elitaire kritiek op democratie en marxisme zou veel fascisten uit het hart gegrepen zijn. Dat mensen gelijkheid verdienen omdat ze mensen zijn, was immers wat in nazi-jargon een “joods marxistische leugen” heette. Niet alleen tussen verschillende “rassen” bestonden volgens de nazi-ideologie hiërarchische, eeuwige verschillen – ook binnen de Arische “volksgemeenschap” kon geen gelijkheid bestaan. “Het zou absurd zijn”, schreef Hitler in Mein Kampf, om ten strijde te trekken tegen “het marxistische principe van menselijke gelijkheid” en de waarde van mensen af te laten hangen van hun “ras” zonder ook tussen “rasgenoten” onderscheid te maken; ook binnen de “volksgemeenschap” moest een “aristocratie heersen”. Of zoals het NSB het verwoordde: deel van hun “leidende beginsel” was de “principiële erkenning van de ongelijkheid van mensen”.
Alex de Jong in Het nationaalsocialisme als elite-leer (Grenzeloos)