Hoe de anti-transbeweging de homobeweging als wapen gebruikt
We moeten hatelijke misinterpretaties van queer politiek verwerpen.
“Liberalisme is niet goed genoeg voor ons”, schreef de radicale lesbische activiste en schrijfster Martha Shelly in 1969, “en we beginnen dat nu pas te ontdekken. Je vriendelijke glimlach van acceptatie – vanuit de veilige positie van heteroseksualiteit – is niet genoeg. Zolang je de geheime overtuiging koestert dat je een beetje beter bent omdat je met het andere geslacht slaapt, slaap je nog in je wieg en zullen wij de nachtmerrie zijn die je doet ontwaken”.
Vorige week bracht Spiked-columnist Brendan O’Neill een heel andere opvatting van homobevrijding naar voren. In een (in mijn ogen venijnig transfobe) recensie van Shon Faye’s “The Transgender Issue: An Argument for Justice”, stelt O’Neill dat de vergelijking die Faye trekt tussen de transrechtenbeweging en de homobevrijdingsbeweging “niet overtuigend” is, op grond van het feit dat “homobevrijding een uiterst belangrijke inspanning was om echte autonomie te verwerven door controlerende krachten – of het nu psychiaters, de staat of de zogenaamde ‘morele meerderheid’ waren – uit het leven van homo’s te verdrijven”.
Transactivisme daarentegen, zo beweert O’Neill, verschilt daar in die zin van dat het diezelfde controlerende krachten (bijvoorbeeld artsen) verwelkomt en “de morele meerderheid onder druk zet om hun denken te veranderen en te buigen voor correct-denken”. Dit is niet alleen een verkeerde voorstelling van Faye’s betoog (dat voor een groot deel juist gericht is op het bevrijden van trans mensen uit de greep van het medisch establishment), het geeft ook een verkeerde voorstelling van de aard van homobevrijding.
Daarmee herkauwt O’Neill voor de zoveelste keer een veelgebruikt transfoob gespreksonderwerp. Het is een anti-trans cliché geworden om vol te houden dat homo’s in het post-Stonewall tijdperk alleen bezorgd waren om negatieve vrijheid: dat ze gewoon “met rust gelaten wilden worden” en “hun leven in vrede wilden leiden”.
De LGB Alliance (een trans-uitsluitende belangengroep die door een aantal prominente LGBTQ-figuren is omschreven als een “anti-trans haatgroep”) heeft ooit beweerd: “In onze historische homo- en lesbische rechtenbeweging hebben we nooit geëist dat de maatschappij haar wetten, haar activiteiten en haar taal moest veranderen om ons tegemoet te komen. We hebben nooit mensen vervloekt die het niet met ons eens waren of geprobeerd hen ontslagen te krijgen. We hebben altijd bruggen gebouwd.” De implicatie is hier dat de trans-beweging, daarentegen, zeldzaam veeleisend, dogmatisch en extreem is.
Maar zo’n voorstelling van zaken is gewoon niet waar: de homobeweging was een radicale, socialistische en anti-imperialistische beweging die de maatschappij op elk niveau wilde veranderen. Je zou zelfs kunnen stellen dat veel van de eisen van de huidige trans-beweging in vergelijking daarmee bescheiden zijn. Elementen binnen de anti-trans beweging willen de homobeweging van haar radicalisme ontdoen om hun eigen agenda te promoten, maar we zouden juist moeten proberen een radicale, socialistische queer politiek terug te winnen, en daarmee ook het idee dat de bevrijding van trans mensen onverbrekelijk verbonden is aan die van ieder ander.
Homobevrijdingsactivisten wilden niet alleen “met rust gelaten worden”
Het argument dat wordt aangevoerd door bijvoorbeeld de LGB Alliance is dat homobevrijders er niet op uit waren om concepten te herdefiniëren, de maatschappij in het algemeen te veranderen of zich met iets anders bezig te houden dan hun eigen recht op seksuele vrijheid. In plaats van “de nachtmerrie die de hetero’s wakker schudt” te willen zijn, wilden homobevrijders zogenaamd niemand tegen zich in het harnas jagen.
Helen Joyce maakt een soortgelijk punt in haar recente boek “Trans: When Ideology Meets Reality”, waarin ze schrijft: “Naarmate meer homo’s uit de kast kwamen, vanaf de jaren zestig tot aan de AIDS-crisis in de jaren 2000, realiseerden hetero’s zich geleidelijk twee dingen: dat homo’s, afgezien van hun seksuele geaardheid, net als ieder ander waren, en dat hun geaardheid niemand een bal kon schelen.”
De meest positieve duiding van dit argument is dat het slecht geschreven is, en dat Joyce niet daadwerkelijk probeert te suggereren dat de maatschappelijke houding ten opzichte van homo’s verbeterde tijdens de AIDS-crisis (wat een belachelijke stelling zou zijn). Maar hoe dan ook, het is een opvatting die homo’s berooft van enige zeggenschap in het veranderen van sociale opvattingen. Het gaat ook voorbij aan het feit dat homobevrijders er juist wel voor wilden zorgen dat het de heterowereld “een bal kon schelen” en zich verzetten tegen het idee dat homo’s “net als ieder ander” waren.
Zeker, het “homo’s wilden gewoon met rust gelaten worden”-argument gaat op voor sommige elementen van het homo-activisme, een brede traditie die altijd zijn conservatieve, assimilationistische, en zelfs transfobe deelnemers heeft gehad. Maar als we het hebben over homo-bevrijding als een intellectuele en politieke traditie, dan is het gewoon onjuist om te zeggen dat de eisen beperkt bleven tot negatieve vrijheid. Homobevrijdingsactivisten waren niet bepaald subtiel over dit soort zaken: hun radicalisme was geen geheime agenda of iets dat ze verpakten in makkelijk verteerbare taal – in feite schreven ze er nogal wat manifesten over.
Homobevrijding is geen andere traditie dan transbevrijding
Het belangrijkste om hier te begrijpen is dat homobevrijding geen andere traditie is dan transbevrijding. In feite was de term “homo” een politieke identiteit die bedoeld was om genderdiversiteit te omvatten. Zoals Faye betoogt in “The Transgender Issue”, moeten we weliswaar voorzichtig zijn met het met terugwerkende kracht toepassen van de terminologie van vandaag op mensen in de geschiedenis die zich voor het grootste deel niet op dezelfde manier identificeerden, maar er waren altijd gendernonconforme mensen betrokken bij de beweging – of ze zichzelf nu benoemden als drag queens, travestieten, transseksuelen, of wat dan ook.
In de VS speelden groepen als Street Transvestite Action Revolutionary (STAR), die mede werd opgericht door Sylvia Rivera en Marsha P. Johnson, een belangrijke rol in de beginjaren van de homobevrijding. Het was ook een uitgesproken radicale, linkse organisatie, een detail dat vaak verloren gaat in het getouwtrek over de vraag of Johnson en Rivera als trans kunnen worden beschouwd. Zoals Johnson in een interview in 1972 zei: “STAR is een zeer revolutionaire groep. Wij geloven in het oppakken van het geweer, het beginnen van een revolutie als dat nodig is. Ons belangrijkste doel is dat homo’s bevrijd en vrij worden en dezelfde rechten hebben als andere mensen in Amerika.”
Een dergelijke houding was verre van uniek. Het is gemakkelijk om andere voorbeelden te vinden van proto-trans politiek in de beginjaren van de homobevrijding. Zo organiseerden de Black Panthers in 1970 een Revolutionaire Volksconferentie met een workshop “mannelijke homoseksuelen”: een van de achttien eisen die op de bijeenkomst werden voorgelezen was “het recht op vrije fysiologische verandering en verandering van geslacht”. Ondertussen werd in het Verenigd Koninkrijk in “Come Together”, een specifiek lesbische uitgave van het tijdschrift van het Gay Liberation Front (GLF), een trans-manifest gepubliceerd, geschreven door Roz Kaveny en Rachel Pollack, dat niet alleen blijk gaf van een engagement voor wat we nu onder “trans-rechten” zouden kunnen verstaan, maar ook benadrukte dat het project multidimensionaal moest zijn en vrouwen van alle ‘rassen’, leeftijden en klassen moest omvatten. “Bedenk hoeveel inspirerender en mooier de vrouwenrevolutie zal zijn als alle vrouwen er vreugdevol bij betrokken zijn,” schreven ze.
Homobevrijdingsactivisten wilden alle vormen van onderdrukking afschaffen
Los van de kwestie van transrechten wilden homobevrijders de samenleving werkelijk veranderen op de meest radicale en verstrekkende manieren die denkbaar waren. De Britse GLF, aldus het tweede nummer van “Come Together”, stond tegenover “de structuur van het gezin”, “de joods-christelijke cultuur” en “alle vormen van onderdrukking” waaronder vrouwenhaat, racisme, het klassensysteem en kolonialisme. Hoewel “wettelijke hervormingen en onderwijs” noodzakelijk waren om deze doelen te bereiken, voerden ze aan, waren dat uiteindelijk ontoereikende oplossingen. In plaats daarvan zag de GLF zichzelf als “deel van een bredere beweging die zich richt op de afschaffing van alle vormen van sociale onderdrukking”.
De tegenhanger in de VS volgde een vergelijkbare radicale benadering: “Wij zijn volledig gekant tegen het witte racisme van Amerika, tegen armoede, honger, de systematische vernietiging van ons erfgoed; wij zijn ertegen dat de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer, en zijn volledig gekant tegen agressie-oorlogen en imperialisme, wie ze ook voert. Wij steunen de eisen van zwarte mensen, chicanos, oosterlingen, vrouwen, jongeren, ouderen en anderen die hun volledige rechten als mens opeisen”. Dit was een visie op vrijheid die gender, raciale en nationale onderdrukking omvatte, en die als ondeelbaar van elkaar zag.
En bovendien, strijders in de homobevrijdingsbeweging brachten deze principes ook daadwerkelijk in de praktijk. “Gay Liberation was een moedige poging om te laten zien dat het verzet tegen homofobe instellingen van de staat, en de samenleving in bredere zin, dieper geworteld was in de noodzaak om sociale verandering in de gehele Britse samenleving te organiseren,” zegt Thomas Ward, een promovendus in de geschiedenis van radicaal homo-activisme aan de Queen’s University Belfast.
In de jaren zeventig en tachtig ontstonden er meerdere collectieven van homoseksuele mannen en lesbiennes die hun eigen huisvestingsoplossingen organiseerden tegen de ontoereikende voorzieningen van de lokale overheid en de discriminatie van particuliere verhuurders, legt Ward uit. “Aan het begin van de homo-emancipatie”, zegt hij, “vestigde een groep travestieten die door huisbazen uit hun huis waren gezet zich niet alleen in een Noord-Londense commune, maar voerde ook samen met andere mensen uit de arbeidersklasse in Notting Hill campagne tegen de verslechterende woonomstandigheden en onhygiënische huizen”. Deze mensen, en anderen zoals zij, werkten actief aan het veranderen van de wereld om hen heen, waarbij hun zorgen zowel breder als specifieker waren dan alleen het bereiken van wettelijke gelijkheid.
Sommige homobevrijdingsactivisten zijn ‘genderkritisch’ geworden
Toch is het gevaarlijk om naar het verleden te kijken voor een duidelijke rechtvaardiging van de hedendaagse trans-beweging. Om te beginnen is een aantal vrij vooraanstaande homobevrijdingsactivisten ‘genderkritisch’ geworden – een tak van het feminisme die zich bezighoudt met een essentialistische visie op biologische sekse, of een beleefde rebranding van “transfobie”, afhankelijk van je perspectief – wat triest maar niet echt verrassend is; mensen die rechtser worden naarmate ze ouder worden, volgen niet direct een ongebruikelijk traject.
Bev Jackson, medeoprichter van de ‘genderkritische’ groep LGB Alliance, was een van de oprichters van het GLF; Fred Sargeant, een deelnemer aan de Stonewall-rellen, die later politieagent werd, is een prominente stem in de anti-transbeweging geworden. Er zijn vandaag inderdaad heel wat ‘genderkritische’ mensen die trots zijn op hun eigen radicale geschiedenis en die oprecht geloven dat hun huidige politiek in die traditie past.
“In het algemeen denk ik niet dat TERFs proberen te zeggen dat het er vroeger beleefd aan toe ging”, zegt Chardine Taylor Stone, een activiste, pedagoge en auteur van het binnenkort te verschijnen boek “Sold Out: How Black Feminism Lost Its Soul”. “Ze waren betrokken bij soms behoorlijk gewelddadige, op directe actie gebaseerde radicale feministische groepen – iets wat ze ons graag de hele tijd vertellen. Wat ik eigenlijk denk is dat het een generatie is van mensen die niet hebben ingezien dat zijzelf nu de gevestigde orde zijn in plaats van de radicalen.”
Maar ook al is de neiging om homobevrijding te positioneren als een liberale, op zichzelf staande campagne niet representatief voor de ‘genderkritische’ beweging als geheel, het idee dat historische homobewegingen beleefd waren, geen aanstoot wilden geven en openstonden voor onderhandelingen met hun onderdrukkers is nog steeds alomtegenwoordig (vermoedelijk omdat ‘gendercritici’ graag zouden zien dat trans personen zich vandaag de dag ook zo gedragen).
Een dergelijk standpunt maakt deel uit van een bredere poging van de ‘genderkritische’ beweging om met terugwerkende kracht homobevrijding te karakteriseren als timide, zachtmoedig en niet-assertief, als een op rechten georiënteerde en single-issue campagne. Zoals Roderick Ferguson betoogt in zijn boek “The One Dimensional Queer”: “De opkomst van een single-issue opvatting over homobevrijding creëerde een agenda voor homorechten die de kritiek op racisme, kapitalisme, de staat en hun overlappingen construeerde als buiten de normale en praktische belangen van homobevrijding… het gaf een impuls aan het argument dat sociale en politieke vrijheid voor homo’s zou komen door kapitalistische economische formaties.”
Als je je ooit verbijsterd hebt gevoeld over het gebrek aan inhoud in de hedendaagse mainstream homopolitiek, als je ooit rilde bij het zien van een wapenfabrikant die op een Pride marcheert, dan moet je het idee verwerpen dat homobevrijding altijd alleen maar over wettelijke rechten ging. Het is een idee dat tot op de dag van vandaag de marginalisering mogelijk maakt van LGBTQ-mensen van kleur, migranten en daklozen – in feite iedereen die niet welgesteld, cisgender en wit is. We moeten ernaar streven om, in de woorden van Ferguson, “de echte en historisch productieve convergenties tussen queer politics en andere vormen van strijd” te herstellen.
Queer politiek moet verbredend zijn
Het is geen geheim dat veel ‘genderkritische’ feministen zich tegenwoordig verzetten tegen een dergelijke multidimensionale visie op queer politiek. Hoewel ze het belang van samenwerking en het bestaan van incidentele gedeelde belangen erkent, stelt Kathleen Stock in haar recente boek “Material Girls: Why Reality Matters to Feminism” dat “feminisme alleen voor vrouwen en meisjes is, in die zin dat vrouwen en meisjes het exclusieve politieke project van het feminisme zouden moeten zijn (…) Evenzo zouden homo- en biseksuele mensen het exclusieve politieke project van het homo-activisme moeten zijn, met aparte campagnes voor lesbiennes en homoseksuele mannen waar hun belangen verschillen. Trans mensen zouden het exclusieve politieke project moeten zijn van een apart trans activisme.” Hoewel het waar is dat bepaalde identiteitscategorieën specifieke behoeften en eisen kunnen hebben (transgezondheidszorg, bijvoorbeeld) die ruimte en aandacht verdienen, is dit uiteindelijk een beperkende manier van denken over bevrijding, en een die dient om een single-issue benadering te institutionaliseren.
Zoals Faye in haar boek betoogt, zou beleid dat dakloze trans mensen zou helpen, ook daklozen in het algemeen helpen; beleid dat mensen in onzekere banen zou helpen (bijvoorbeeld het aanpakken van de nul-urencontracten die in feite discriminerend ontslag legaliseren), zou ook de trans mensen helpen die waarschijnlijk in zulke banen terechtkomen.
Cisgender homo’s, zoals ikzelf, zouden er goed aan doen inspiratie te putten uit dit verbredende model van politiek. Er zijn maar heel weinig “rechten” die we niet hebben, maar velen van ons ervaren toch onderdrukking, om redenen die al dan niet verband houden met onze seksualiteit. Net als trans mensen, of ieder ander mens, zijn wij niet te herleiden tot beperkte belangen.
Een van de belangrijkste principes van homobevrijding was het idee dat onze vrijheid afhangt van de vrijheid van anderen. Het uitwissen van deze radicale traditie biedt een ideologische dekking voor een LGBTQ-politiek die weinig te zeggen heeft over de wereld buiten haar eigen werkterrein. Of het nu cis of trans, homo of hetero is, het verarmt ons allemaal.
James Greig
(James Greig is cultuurschrijver uit Londen. Het Engelstalige origineel van deze vertaling verscheen op 17 september 2021 onder de titel “How the Anti-Trans Movement is Weaponising Gay Liberation” op de website Novara Media.)