Hoe de staat tracht de onderklasse te beheersen en de arbeidsmarkt op te jagen
In het voorjaar van 2009 verscheen in het Duitse blad Wildcat een artikel over de ruim drieduizend maatregelen die de Britse regering de afgelopen decennia genomen heeft om de onderklasse te beheersen en de arbeidsmarkt op te jagen. De onderkant van de arbeidsmarkt wel te verstaan, waar men geacht wordt onderling fel om de slechtst betaalde baantjes te vechten. Want van zulke vaak geflexibiliseerde banen komen er steeds meer door de voortdurende neo-liberale herstructurering van het kapitalisme. Doorbraak heeft het stuk van Wildcat hieronder vertaald.
Het artikel, “Staatliche Kontrolle und proletarische Reproduktion” getiteld, laat goed zien hoe de ingrepen ertoe leiden dat andere manieren van overleven moeilijk tot onmogelijk worden. En hoewel vast niet al die maatregelen daar in de eerste plaats op gericht zijn, valt er wel degelijk een repressief en sturend patroon in te ontdekken. Uit de aangekondigde plannen van de nieuwe Britse regering van conservatieven en liberaal-democraten om nog dwingender op te gaan treden tegen mensen met een uitkering, blijkt overigens dat het tot nu toe kennelijk nog niet gelukt is om iedereen die onderkant van de arbeidsmarkt op te jagen.
Al jaren wordt er van bovenaf geroepen dat de staat, en met name de verzorgingsstaat, kleiner moet. Dat heeft flinke negatieve gevolgen gehad voor onder meer de uitkeringen en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Maar ondertussen wordt tijd noch moeite gespaard bij de repressie. De toename van het blauw op straat vormt daarvan maar een klein deel. Er wordt heel veel geld en tijd gestoken in het individueel beheersen en opjagen van al diegenen die onvoldoende zouden functioneren, die meer zouden kosten dan ze opleveren. In sommige opzichten zijn de beleidsmakers daarbij in Nederland al verder dan in Groot-Brittannië, waar men bijvoorbeeld nog geen Koppelingswet kent.
Het is belangrijk om bij het lezen van het vertaalde artikel in het achterhoofd te houden dat de beschreven reeksen aan maatregelen geen onderdeel vormen van een soort groot geheim ‘masterplan’. Beleidsmakers worden simpelweg voortdurend geconfronteerd met in hun ogen problematische situaties rond de arbeidersklasse, en komen dan veelal met ad hoc maatregelen die ze stapelen op eerder genomen vergelijkbare besluiten. Maar omdat hun problemen er over het algemeen niet mee worden opgelost maar verschoven, voelen ze zich op een later tijdstip weer gedwongen om verdergaande vergelijkbare ingrepen te presenteren. En omdat in die kringen nu eenmaal vooral gedacht wordt in termen van het disciplineren van de onderkant van de samenleving, zullen veel van de ingrepen in dezelfde richting wijzen. Daarom zullen veel maatregelen die om heel andere redenen genomen worden, vaak datzelfde element van beheersing in zich hebben, en zo eveneens bijdragen aan het hele bouwwerk van repressieve wetten.
Verder vinden we het ook belangrijk om te benadrukken dat de zeer uiteenlopende overlevingsstrategieën die mensen aan de onderkant van de samenleving inzetten, zeker niet allemaal even prettig zijn, zoals bijvoorbeeld drugshandel of diefstal van lotgenoten, laat staan dat ze allemaal gebaseerd zouden zijn op onderlinge solidariteit. Maar daar gaat het in dit verband niet om. Het is belangrijk om eerst en vooral de beleidsmakers en hun kapitalistische systeem te bekritiseren, en niet te vervallen in het samen met hen verontwaardigd naar beneden kijken en afkeuren van wat de onderklasse allemaal wel niet doet om te overleven in dit rotsysteem.
Onderaan de vertaling van het Duitse artikel hebben we een klein lijstje gemaakt van met de Britse situatie vergelijkbare maatregelen in Nederland. We zijn er zeker van dat de lezers dat lijstje makkelijk verder zullen kunnen aanvullen.
Staatscontrole en proletarische reproductie in Groot-Brittannië
De verzorgingsstaat heeft altijd al een controlefunctie gehad. Na de Tweede Wereldoorlog was het niet alleen de bedoeling om ontevreden en opstandige arbeiders rustig te houden door middel van concessies; ze moesten ook via een vorm van gecentraliseerde organisatie van hun reproductie in de staat geïntegreerd worden, en daardoor beter beheersbaar worden. De staat kreeg zo nauwkeurig inzicht in de levensomstandigheden van de arbeiders en kon bepaalde aspecten beter reguleren. Bovendien was de verpaupering van de bevolking na de oorlog ook een gevaar omdat het de arbeidsgeschiktheid van de arbeiders bedreigde.
Sinds de Thatcher-jaren wordt in Groot-Brittannië de discussie over de sociale reproductie als onderdeel van de verzorgingsstaat steeds verder beperkt tot het individuele niveau. De Labour-regering die Thatcher opvolgde, heeft de sociale voorzieningen verder geprivatiseerd, gefragmenteerd en gekort. Tegelijkertijd moeten degenen die van materiële staatssteun afhankelijk zijn, de onderste segmenten van de arbeidersklasse dus, veel meer van zichzelf aan de staat laten zien dan vroeger. Dat segment is de laatste jaren alleen maar groter geworden door het neo-liberale arbeidsmarktbeleid met zijn sterkere concurrentie, flexibilisering en stagnerende lonen. Door dat beleid zijn veel arbeidershuishoudens in de schulden terecht gekomen. Zo moet een gewoon proletarisch gezin tegenwoordig niet alleen voldoen aan de eisen van de staat en de werkgever, maar ook nog eens aan die van de kredietgevers. Terugtrekking van de staat uit de macroregulering van de reproductie, en tegelijk een sterkere beheersing op microniveau (dat wil zeggen op de reproductie van het individu): zo versterken de reproductie- en arbeidsmarktstrategieën van het neo-liberale project elkaar. De beheersing van het individu moet zijn afhankelijkheid van de arbeidsmarkt garanderen, door andere (zelfgeorganiseerde, “semi-legale” etc.) vormen van reproductie onmogelijk te maken.
Zou een gezamenlijke strijd kunnen beginnen bij het feit dat als gevolg van de crisis straks meer van de eerder ongemoeid gelaten “gegoede burgers” afhankelijk worden van uitkeringen en daardoor te maken krijgen met dit beheersingsapparaat?
Het is je eigen schuld
Onder premier Tony Blair zijn er meer dan drieduizend nieuwe strafbare feiten aan het strafrecht toegevoegd, vooral kleine overtredingen zoals legale ruiltransacties, niet-geregistreerde oppasdiensten, peuken weggooien, spijbelen (dan worden de ouders vervolgd), drankgebruik in “drooggelegde” gebieden (in de Londense wijken Hackney en Brixton is in veel straten en pleinen een alcoholverbod ingevoerd, wat natuurlijk niet van toepassing is op drankgebruik in café’s…), of uitkeringsfraude, zoals met een uitkering zwart werken, een onderhuurder hebben of zonder registratie met een partner samenwonen. Alledaags arbeidersgedrag wordt sterker gecriminaliseerd, en de nieuwe verboden worden via extra blauw op straat en bewakingscamera’s op elke straathoek gehandhaafd, en ook klassegericht bestraft, bijvoorbeeld via uitzetting uit een sociale huurwoning. Daarnaast werd in 1998 de Anti-Social Behaviour Order (ASBO) ingevoerd, een verordening die ongewenst, maar eerder nog legaal gedrag criminaliseert. Deze verordening kan bijvoorbeeld verblijf op bepaalde plekken of heel specifiek gedrag verbieden, door voor te schrijven: “Je mag de hoofdstraat niet betreden” of “Je mag thuis geen vrienden ontvangen”. Ook werd in 2004 een al gangbare politiepraktijk gelegaliseerd: in Engeland, Noord-Ierland en Wales wordt van “verdachten” DNA-materiaal afgenomen en opgeslagen – ook wanneer de verdenking nooit bewezen wordt. Groot-Brittannië heeft daardoor nu wereldwijd de grootste DNA-databank in verhouding tot de bevolking, met daarin maar liefst 7 procent van de bevolking, waarbij de verhouding zwart-wit ook nog eens 4 staat tot 1 is.
Het zit in je natuur
De beheersing van de sociale reproductie wordt niet alleen opgevoerd via zero tolerance-politiewerk. Ook het uitkeringsregime en de gezondheidszorg dragen bij aan het afschuiven op het individu van de radicaal verslechterende omstandigheden van de arbeidersklasse. Die omstandigheden worden verklaaard vanuit “aangeboren karakterdefecten”. De staat dringt er bij iedereen op aan om “zich” actief te veranderen, en wie dat niet doet, die wordt nog sterker gecontroleerd en zo nodig bestraft. De inmiddels ook bijna geheel geprivatiseerde National Health Service (NHS) voert bijvoorbeeld preventieve campagnes zoals Your 5 a Day (je moet minstens vijf porties groenten of fruit per dag eten) en een obesitas- en anti-rokerscampagne (huisartsen krijgen voor elke genezen verslaafde een bonus). Wij zijn zelf verantwoordelijk voor onze gezondheid. Aan mensen die “opzettelijk” nog steeds goedkoop eten, kan de beste medische behandeling onthouden worden. Ze kunnen naar beneden geschoven worden op wachtlijsten of een dwangdiëet opgelegd krijgen. Dikke of rokende vrouwen kunnen worden geweigerd bij een IVF-behandeling. Voor “ongezond levende” stellen is het moeilijk een kind te adopteren. Zwangere vrouwen of jonge moeders worden bijzonder zwaar onder druk of dwangobservatie gezet, waarbij vooral “de gezondheid” van het ongeboren of kleine kind centraal staat. Tegelijkertijd worden artsen aangezet om minder chronisch zieke mensen tot langdurig ziek te verklaren. Het aantal mensen in de ziektewet moet worden verlaagd zodat op werklozen meer institutionele druk kan worden uitgeoefend.
Mensen met een WW- of bijstandsuitkering worden het meest intensief gecontroleerd en het meest bestraft. Sinds 2004 is dat alleen maar erger geworden doordat grote groepen mensen ingedeeld worden in flexibele en steeds verder uitgerekte categorieën als “in gevaar” of “moeilijk bereikbaar”. Om “mogelijke problemen”, zoals “crimineel gedrag” te voorkomen, worden mensen in risicogroepen ingedeeld, worden hun gegevens verzameld, geregistreerd en bijgehouden, om hen erbij te “ondersteunen” om zichzelf uit hun situatie (die als ”in gevaar” is benoemd) “te werken”. Wie zich door dat soort chantage niet arbeidsgeschikt laat maken, krijgt het label “moeilijk bereikbaar” opgeplakt, waardoor nog zwaarder staatsingrijpen mogelijk wordt, zoals dwangarbeid, uitzetting uit de sociale huurwoning, het afnemen van kinderen, en intrekking van de uitkering. Bij elke nieuwe zaak worden opnieuw gegevens verzameld die in rechtszaken gebruikt kunnen worden, en die niet alleen betrekking hebben op de persoon in kwestie, maar op zijn hele omgeving. De “in gevaar”-status wordt bijvoorbeeld toegekend aan een gezin waarin één persoon werkloos is en dat in een sociale huurwoning in een arme buurt woont. Het hele gezin moet dan voortaan voortdurend bij de instituties haar “wil tot integratie” aantonen, onder meer door deelname aan trainingen, het binnenlaten van niet-aangemelde welzijnswerkers, en medewerking aan onderzoeken, om niet verder naar de “moeilijk bereikbaar”-categorie af te zakken.
Niet de staat die de druk uitoefent moet zich voor fouten in de administratie verantwoorden, maar de “geregistreerden”. Die lopen het risico van rechtszaken of minimaal inkomensverlies wanneer zij dat niet kunnen. Als hun gegevens niet overeenkomen met de realiteit, dan moeten de uitkeringsgerechtigden er zelf voor zorgen dat hun nieuwe informatie verwerkt wordt, of ze moeten hun leven aan de gegevens aanpassen. Een alleenstaande moeder moet elke klotebaan aannemen of tenminste aan opleidingstrajecten deelnemen en haar kinderen naar de crèche brengen. Daar wordt haar omgang met haar kinderen gecontroleerd en wordt ze bijgeschoold in de goede Engelse keuken. Ook moet ze toestemming geven aan de registratie en doorgave van haar gegevens, anders krijgt het kind geen “zekere start”-plek in de crèche, anders wordt zij als “moeilijk-bereikbaar” geclassificeerd, en wordt ze bedreigd met korting op haar uitkering of met het afnemen van haar kinderen. Wanneer een kind te vaak spijbelt, chocola steelt of “te vroeg” zwanger raakt, zijn het kind en het gezin direct “in gevaar”.
De focus van de staatsinterventie is niet langer de materiële ondersteuning, zoals het aanbieden van een groter appartement voor een vijfpersoonshuishouden dat op één kamer samengepropt zit, maar de gegevensverzameling en de gedragsverandering op individueel niveau. Welzijnswerkers moeten gegevens van andere instanties verzamelen, van onder meer de school, de sociale dienst, de gevangenis, het ziekenhuis, en de huisarts, en moeten die gegevens toevoegen aan hun eigen databanken. Ze moeten interviews organiseren, buren ondervragen, kinderen individueel monitoren, en ga zo maar door. En alle informatie moet worden doorgegeven aan andere instanties.
De mogelijkheden tot overleven via het combineren van de magere uitkeringen met semi-legale, onafhankelijke reproductie-strategieën worden steeds meer geblokkeerd, om mensen zo de arbeidsmarkt op te duwen, waar zij het tegen elkaar moeten opnemen. Ze moeten met de rest van de arbeidersklasse in het reserveleger vechten om de slechtst betaalde banen.
Het zijn jouw schulden
Het reële inkomen van arbeiders is al jarenlang gedaald of gelijk gebleven, en tegelijkertijd moet voor steeds meer van eerder nog gratis beschikbare diensten betaald worden. Wie het zich kan veroorloven, sluit een private verzekeringen af om niet op de eindeloze wachtlijsten voor operaties terecht te komen. Openbare scholen die gefinancierd worden door de gemeenten verdwijnen en worden ingeruild voor privaat gefinancierde “academies”. Veel arbeidersgezinnen maken schulden voor hun medische verzorging, voor het onderwijs van hun kinderen of voor de private pensioensverzekering omdat men van een overheidspensioen niet kan leven. Als gevolg van de bezuinigingen in het sociale stelsel moeten gezinnen zelfs schulden maken, simpelweg om te overleven. De privatisering van de sociale woningbouw heeft een toename van de hypotheekschulden tot gevolg gehad. Deze kredietuitbreiding heeft stiekem en zonder tegenspraak geleid tot een overdracht van de verantwoordelijkheid van sociale ondersteuning naar het individu. Agressieve kredietmarketing van de banken heeft er het nodige toe bijgedragen dat arbeiders direct afhankelijk zijn geworden van de financiële markten. Arbeiders moeten zich daardoor tegenwoordig niet alleen verantwoorden tegenover hun bazen (die zich vaak ook zelf tegenover kredietgevers moeten verantwoorden), maar ook tegenover de kredietgevers. Nu “de kreditcrisis” is uitgebroken, krijgt men daarvoor de rekening voorgeschoteld: deurwaarders en schuldeisers zijn de nieuwe lelijke gezichten van de controle. De arbeider-consument is gevangen in een dubbele vorm van afhankelijkheid die gezamenlijke strijd bijna onmogelijk maakt.
Intussen is het staatsapparaat dat de sociale reproductie organiseert zelf afhankelijk geworden van de financiële markt. Sociale diensten, woningbouw, gezondheidszorg, onderwijs, en publieke voorzieningen als bibliotheken en zwembaden zijn langzaam maar zeker deels geprivatiseerd via het Private Finance Initiative (PFI). Daarbij blijft de staat aansprakelijk voor lange termijnkredieten, aangeboden door private “dienstverleners” op private financiële markten. Zo worden zowel arbeiders als uitkeringsgerechtigden dubbel afhankelijk van de kredietmarkten: zowel persoonlijk in de schulden als “ondersteund”/gecontroleerd door de staatsmachine die ook van de markten afhankelijk is geworden.
Met geluk koop je geen geld
Alleen via een dergelijke verpaupering, beheersing en afhankelijkheid kan de arbeider gedwongen worden om aan de felle competitie op de arbeidsmarkt deel te nemen. Omwegen via semi-legale vormen van onafhankelijke reproductie raken meer en meer geblokkeerd. Voordat New Labour aan de macht kwam, was het nog mogelijk om een bijstands- of ziektewetuitkering te ontvangen en daarnaast zwart bij te werken. Zwarte lonen waren toen sowieso nog hoger. Andere, inmiddels gecriminaliseerde, semi-legale trucs om met behulp van uitkeringen en kredieten een relatief onafhankelijk leven te leiden, waren/zijn zwartrijden, medische attesten (de namen van artsen die bereid waren je ziek te melden als je een arbeidsongeschiktheidsuitkering wilde ontvangen, werden in de kennissenkring doorgegeven), onderhuur van sociale huurwoningen, buurtondersteuning tegen schuldeisers en deurwaarders, alle soorten “grijze” smokkel, en uitwisseling (of geheimhouding) van informatie over hoe je het sociale, het belasting- en het immigratiesysteem kon omzeilen.
De multi-institutionele handhavingsaanpak van “anti-sociaal gedrag” is juist op dat soort praktijken gericht. De dreiging blijft bestaan van een verplichte biometrische ID-kaart gekoppeld aan een databank van alle handhavingsinstanties. Maar inmiddels lijkt het erop dat deze databank inderdaad wordt opgezet, maar dan zonder de kaart. Die werd als bijna enige onderdeel van het hele pakket sterk bekritiseerd door middenklasse “burgerrechten”-campagnes. Mensen die afhankelijk zijn van de grijze markt zouden door de nieuwe databank hun cruciale anonimiteit kwijt kunnen raken. Dus “aan het werk”: in de volgende voorgestelde fase van “de sociale hervormingen” zullen de inspanningen alleen nog maar vergroot worden om mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar een bijstandsuitkering toe te duwen. Dat wil zeggen dat hun uitkeringen met een derde omlaag gaan, en dat ze worden blootgesteld aan een intensieve dwang om mee te gaan vechten om alle soorten banen. Vanaf 2010 worden langdurig werklozen verplicht om “aan werk gelijke activiteiten” uit te voeren: óf acht uur per dag onder toezicht “werk zoeken”, óf gedwongen “community service”-werk. Die laatste term komt direct uit het taakstraf-vocabulair van het strafrechtelijke stelsel. Daarnaast worden leugendetectoren gebruikt om de telefoongesprekken van uitkeringsgerechtigden te scannen. Intussen wordt de onderlinge individuele competitie aangemoedigd en zo wordt de basis voor gemeenschappelijke strijd in “achterstandswijken” ondermijnd. Niet alleen via splijting van de arbeidersklasse, door het aanmoedigen en belonen van klokkenluiders, het wegrationaliseren van de benodigde middelen, het “personaliseren”/individualiseren van uitkeringscriteria, en de ghettoisering en interne fragmentatie van sociale woningbouwgebieden, maar ook door “community”-projecten gericht op schoolkinderen in het bijzonder (de hele klas moet meedoen), en ook op werklozen en alleenstaande moeders. Deelname daaraan wordt aangemoedigd en op een wedstrijdachtige manier beloond: wie het beste zorgdraagt voor de tuin/bejaarden/autisten/kerkhof enzovoorts, die wint.
Anonimiteit verdedigen
“Burgerrechten”-activisten klagen over de staatscontrole van iedereen en alles: ze zeggen dat Engeland een “nanny state” is geworden die ons vertelt wat goed en slecht is. Volgens deze critici kunnen “wij” individuen goed voor onszelf zorgen, en hebben we geen ondersteuning of controle vanuit de staat nodig. Hoe minder staat, hoe beter. Maar ze vergeten dat de verzorgingsstaat hun eigen status, en de status van de rest van de middenklasse, juist mogelijk maakt.
Door het hoger onderwijs sinds de jaren 60, dat eerder alleen voor de hoogste klassen toegankelijk was, en door het beschikbaar stellen van betaalbare sociale huurwoningen, tezamen met de gratis gezondheidszorg en de pensioenen, en door al de banen die ineens in de groeiende verzorgingsstaat gevuld moesten worden, konden veel arbeiders “de sociale ladder beklimmen”, betere banen krijgen, geld sparen, en zelfs een huis kopen en daardoor deel gaan uitmaken van een middenklasse. Belangrijk aan deze maatschappelijke verandering was dat het “beklimmen” van de ladder als “een persoonlijke prestatie” werd ervaren, als iets dat iedereen “voor zichzelf” had bereikt. Dat versluierde aan de ene kant de afhankelijkheid van de middenklasse van de verzorgingsstaat, en leidde aan de andere kant tot een fragmentatie van de arbeidersklasse. Vandaag de dag definieert het grootste deel van de Britse bevolking zichzelf als middenklasse.
De verzorgingsstaat “beloont” gedrag dat voldoet aan de eisen van staat en markt, terwijl tegelijkertijd de druk wordt versterkt op hen die niet kunnen of willen deelnemen. De kritiek van de sociaal-liberalen, dat biometrische gegevensverzameling en ID-kaarten inbreuken op “onze” privésfeer zouden vormen, negeert het feit dat alle hier benoemde controlemechanismen zich richten op diegenen die afhankelijk zijn van de ondersteuning door de staat. Ook “zero tolerance” en de criminalisering van kleine overtredingen zijn duidelijk klassespecifieke praktijken. Daarom snijdt de argumentatie dat databanken inefficiënt zouden zijn, met een te algemene insteek gegevens zouden verzamelen, dat gegevens verloren zouden gaan, enzovoorts, geen hout. Vanuit het gezichtspunt van de staat werkt het systeem prima, zolang de vergaarde informatie maar rechtsgeldig is. De “persoonlijke vrijheid” die de liberale middenklasse-activisten verdedigen, verduistert het klasse-aspect van het hele probleem. Alles dat niet direct bijdraagt aan het nationaal product moet geïdentificeerd en bestraft worden via gevangenisstraf of minimaal door het afnemen van de ondersteuning door de staat. Dat geldt voor elke drugsdeal, hoe klein ook, elk informeel arrangement. Het is overigens wel belangrijk deze semi-legale of illegale reproductiestrategieën niet te romantiseren, zoals dat helaas wel gebeurt in onder meer de gangster rap en de getto style. Deze strategieën maken zelf vaak ook gewoon weer onderdeel uit van het systeem van druk, dwang en chantage. De kleine dealer die denkt dat hij stoer is omdat hij “veel geld” verdient, had net zo goed kunnen denken: “Mijn moeder is alleenstaand, ik heb vier broers en zussen en ik ben de enige die geld verdient”. Het romantiseren van deze praktijken werkt elke poging tegen om te strijden tegen de omstandigheden die zulke illegale/semi-legale reproductiestrategieën überhaupt nodig maken.
Collectieve weigering of micro-controle?
In plaats van de middenklasse “burgerrechten-activisten” weten de door het beleid getroffen mensen heel goed dat de aanval klasse-specifiek is. Maar collectief verzet tegen de controle van individuen en hun omgeving is moeilijk. Vooral omdat een zichtbare actie gevaarlijk kan zijn voor sommigen van de betrokkenen, zoals bijvoorbeeld migranten en mensen met een strafblad. Maar het grootste obstakel voor collectieve strijd is nog altijd de fragmentatie en stratificatie van de klasse zelf. De tegenstelling tussen de “opklimmende” arbeidersklasse en degenen die in de “in gevaar”- of “moeilijk bereikbaar”-categorieën vallen, is het belangrijkste resultaat van de beheersingsstrategieën. Weigering of verzet wordt als pathologisch afgeschreven, met grote ondersteuning vanuit de media. Maar deze tegenstelling heeft ook een materiële basis in het feit dat mensen zichzelf tijdens de laatste “boom” hebben doodgewerkt om huizen te kunnen kopen, dat wil zeggen: schulden aan te kunnen gaan. Daardoor hebben ze een mentaliteit ontwikkeld waarvan juist uitkeringstrekkers beschuldigd worden: een mentality van “ik heb er recht op” en daaraan gekoppeld dat anderen dat niet hebben. De politiek heeft deze zelf-opsplitsing in de hand gewerkt, bijvoorbeeld via kortingen op de uitkeringen en de ghettoisering van de sociale woningbouw. De politiek heeft de angst van het “opklimmende” deel voor de achterblijvende “onderklasse” versterkt. En ook de angst dat deze “onderklasse”, juist omdat ze niet “opklimt”, steeds meer gaat teruggrijpen op geweld en criminaliteit. Al deze ideeën hebben de vijandigheid tussen de “hardwerkenden” en de “moeilijk bereikbaren” vergroot. Ook David Blunkett, de minister van Binnenlandse Zaken onder Blair en een van de actiefste voorstanders van micro-controle, heeft zijn argumenten steeds weer kracht bijgezet door te wijzen op zijn eigen “arbeidersklasse-achtergrond”.
De klassefragmentatie heeft zich de afgelopen decennia verder ontwikkeld. Gaat de crisis daar verandering in brengen? Zal de sociale nedergang van velen van de “opklimmende” arbeiders tot solidarisering leiden, of juist tot aanscherping van de individuele competitie op het laagste niveau?
Opheffing van de splitsing van de klasse?
Nu al worden voormalige huiseigenaren tot uitkeringstrekkers, en hun situatie zal door de immense staatsschulden snel verder verslechteren. Wanneer de net werkloos geworden vakmensen, failliete schuldenaren en voormalige huizenbezitters zich zouden gaan verzetten tegen de voor hen nieuwe vormen van controle, net als degenen die er al langer mee te maken hebben, dan zou de directe ervaring van de oorzaak van hun situatie, het kapitalisme en de eigendomsrelaties, een gezamenlijke strijd mogelijk kunnen maken waarbij individueel anti-autoritarisme, communitaristische identiteitsbescherming en burgerrechtelijke abstracties voorkomen worden. De woede van de mensen zou zich niet meer tegen individuele fouten van bankiers en politici richten. Stakende arbeiders zouden door de consumenten niet meer als spelbrekers worden gezien, maar als mensen die solidariteitsacties verdienen. Vakbondsbestuurders zouden conflicten niet meer kunnen afwenden om de belangen van één beroepsgroep veilig te stellen. Institutionele, uit het systeem voortkomende klassenkwesties zouden op de voorgrond komen te staan. Georganiseerde acties tegen reïntegratiebedrijven, welzijnsorganisaties en ngo’s die “gemeenschapswerk” voor werklozen organiseren. Weigering van “diensten” die uit zulk werk voortkomen. Acties tegen artsen die puur en alleen zijn aangenomen om mensen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen naar werkloosheidsuitkeringen te hevelen. Het organiseren vanuit de medische sector om mensen in de ziektewet te ondersteunen. Collectieve verdediging tegen ontruiming van huurders, onderhuurders en krakers. Collectieve druk op verhuurders, ongeacht hun staats-, “sociale” of private status, om huren te verlagen en de infrastructuur te verbeteren. Strijd tegen de verdere verkoop van sociale woningen en weigering van de controles waaraan nieuwe huurders worden blootgesteld. Collectieve organisatie van de kinderopvang door niet- of in deeltijd werkende ouders, zodat zij niet met staatscontrole te maken krijgen en niet voor private opvang hoeven te betalen. “Identiteit-distributie”: het saboteren van de gegevensverzameling en de gerelateerde dwang door “persoonlijke” gegevens over meerdere mensen te verdelen. Enzovoorts. En misschien kunnen we dan inderdaad eindelijk “iets voor niets” eisen. Een “ik heb recht op”-mentaliteit zoals die hoort te zijn!
Tot zover het vertaalde artikel.
Na lezing van dit artikel kwamen bij ons direct heel wat voorbeelden uit de Nederlandse situatie naar boven. Een kleine bloemlezing, die zoals gezegd waarschijnlijk door iedere lezer gemakkelijk aangevuld kan worden.
– De uitwisseling van gegevens is in Nederland erg ver gevorderd, met name door de invoering in juli 1998 van de Koppelingswet. Die is voornamelijk bedoeld om mensen uit te sluiten van allerhande overheidsdiensten, onder meer in de gezondheidszorg. De wet gaat samen met de ID-plicht en de invoering van biometrie.
– De integratiedwang die wordt uitgeoefend op migranten en vluchtelingen, en op alle werklozen, is vooral gericht op deelname aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
– Interventieteams in de wijken en op de werkvloer.
– Tandenborstelcontrole voor mogelijk samenwonenden.
– Gedwongen spreiding in wijken en huisuitzettingen bij overlast.
– Beperking van de AWBZ, zodat mensen alsnog moeten gaan werken, en mensen in de ziektewet worden herkeurd, en geheel of gedeeltelijk goedgekeurd.
– Bijstandsmoeders die extra hard worden aangepakt.
– Levenslang leren, gericht op deelname aan de oorlog van iedereen tegen iedereen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
– Steeds meer onbetaalde stages.
– Verklaringen van goed gedrag worden bij steeds meer gelegenheden gevraagd.
– Geen bijstand meer onder de 27 jaar.
– Er komen steeds meer vormen van straat-, wijk, en samenscholingsverboden. Denk ook aan de strafdienstplicht, preventief fouilleren, het cameratoezicht, het bureau HALT en de mosquito’s die hoge tonen verspreiden tegen ‘hangjongeren’. Nu wordt de Voetbalwet ingezet tegen ‘hangjongeren’, en is er een nieuw plan voor gebiedsverboden bij “ongeoorloofde samenscholing en openbaar drank- en drugsgebruik”. Verder: avondklokken, burgersurveillanten, feestverboden, uithuisplaatsingen, weekendarrangementen in de politiecel, hufterhutten, stadionverboden, winkelstraatmanagers, led-gevelverlichting en een hardere aanpak van 12-minners. Een aantal wetenschappers die de ingrepen wil evalueren en perfectioneren heeft onlangs een lange lijst van dit soort maatregelen opgesteld.
Eric Krebbers