“Hoe vaak mag ik seks hebben voordat ik word gekort op mijn uitkering?”
Het afgelopen weekeinde kregen Leiden en Amsterdam bezoek van twee activisten van het collectief Résistance au Travail Obligatoire (Verzet tegen Gedwongen Arbeid, RTO). In totaal bediscussieerden zo’n 45 activisten met elkaar de repressieve maatregelen in Frankrijk en Nederland tegen werklozen en andere mensen met bestaansonzekerheid (“precariteit”), en ook de concrete mogelijkheden van verzet.
Dat was niet alleen informatief, maar ook inspirerend. Vanzelfsprekend kan niet alles zomaar van elkaar gekopieerd worden: soms laten verschillen in wetgeving en repressie dat moeilijk toe. Het gaat dan meer om de analyse en de denkrichtingen over hoe daadwerkelijk verzet ontwikkeld kan worden.
De Franse activisten hebben een lange ervaring met verschillende vormen van actievoeren en collectieve belangenbehartiging. RTO gaat uit van het collectief oppakken van individuele problemen, waarbij veelal bestaande rechten militant worden opgeëist. Een treffend voorbeeld van een geslaagde actiereeks was er een tegen de veel voorkomende beschuldiging dat alleenstaande vrouwen met een uitkering, al dan niet met kinderen, zouden frauderen omdat ze niet zouden doorgeven dat ze een relatie hebben en eigenlijk samenwonen. De vrouwen worden onderworpen aan vernederende huiscontroles en geconfronteerd met stopzetting van hun uitkering, zelfs al voordat het onderzoek is afgerond.
RTO voerde actie met een individuele vrouw om inzage te verkrijgen in het rapport dat opgemaakt was na een inval bij haar thuis. Na een reeks acties mocht de vrouw het rapport eindelijk inzien en toen bleek dat vol racistische en seksistische opmerkingen te staan en ongecheckte roddels van buren te bevatten, terwijl echte “bewijzen” van samenwonen ontbraken. In feite werd elk mannelijk bezoek als verdacht gezien. Omdat ook acties voor andere vrouwen dreigden, heeft de uitkeringsinstantie daarop het inzagerecht voor iedereen erkend. Sindsdien weten controleurs zich gecontroleerd en zijn ze gedwongen om beter onderbouwde rapportages te schrijven, en dat heeft weer geleid tot een drastische vermindering van het aantal stopzettingen van uitkeringen aan vrouwen.
Het collectief heeft ook met een flinke groep vrouwen, van wie een deel met hoofddoek, de directie van een uitkeringsinstantie publiekelijk geconfronteerd met de simpele concrete vraag: “Hoe vaak mag ik maximaal per maand seks hebben voordat mijn uitkering wordt gestopt? Drie keer, vier keer? Hoe vaak?” Dat leidde tot schaamrood op de kaken van de directeur, en vervolgens tot een minder repressief beleid op dit terrein.
Op deze manier leidt het oppakken van een individueel probleem tot een collectieve verbetering of oplossing. Toch is RTO zich momenteel aan het beraden hoe ze de komende jaren verder willen gaan. De groep is de afgelopen jaren relatief klein gebleven, ondanks de vele successen. Daarnaast biedt het actiemodel geen echt antwoord op de verdere afbraak van rechten. Je kunt immers geen aanspraak maken op een niet meer bestaand recht. Wel is het collectief ervan overtuigd dat al die honderden mensen die direct, en vele duizenden mensen die indirect, gesteund zijn via de acties, de positieve ervaringen van collectief verzet en klassesolidariteit meenemen in hun verdere leven.
Eerder publiceerden we al over de strijd van RTO:
“‘Laten zien dat de collectieve oplossing beter is dan de individuele houding’”,
“Frankrijk: druk op werklozen werd al voor de crisis enorm opgevoerd”,
“Frankrijk: is je dossier geblokkeerd? Geef gratis koffie!”,
Ellen de Waard
In de aanloop naar het weekeinde hebben de activisten van RTO nog een vraag vanuit de Bijstandsbond en Doorbraak uitgebreid beantwoord. Die willen we de lezers niet onthouden.
Doorbraak: “Ideologisch is er in Nederland constant propaganda tegen niet alleen de werklozen, maar ook tegen de gehandicapten, want er zijn plannen van de regering en de gemeenten om mensen die zogenaamd ‘gedeeltelijk gehandicapt’ zijn te dwingen tot betaald werk. Hoe kunnen we ons, via concrete acties, verzetten tegen dit klimaat? We hebben de indruk dat de repressie tegen werklozen in Frankrijk gedeeltelijk ‘klassiek’ is, in die zin dat de strategieën die de overheid hanteert allang bestaan. Bij ons ontwikkelen ze nieuwe manieren die uit de VS komen. Zoals de Work First-programma’s, samen met een neo-liberale manier van framing van werklozen en gehandicapten. Deze nieuwe manieren van interventie, met nieuwe namen, zijn ontwikkeld door rechtse denktanks als de Heritage Foundation en het Manhattan Institute en worden door de Nederlandse beleidsmakers klakkeloos overgenomen. Velen van hen hebben meerdere keren Wisconsin bezocht, om het daar voor het eerst in het sociale zekerheidssysteem ingevoerde Wisconsin-model te bestuderen. Dergelijke methoden zijn ook in Engeland en Duitsland ingevoerd. Is de discussie in Frankrijk ook beïnvloed door deze nieuwe tactieken, en hoe verhoudt zich dat tot ons doel: mensen in verzet brengen? Dat zijn natuurlijk geen eenvoudige vragen, en we verwachten dan zeker ook geen definitief antwoord.”
Antwoord van RTO: “Over het Franse model. Geconfronteerd met de massale werklozenbeweging deed Lionel Jospin, de toenmalige sociaal-democratische premier, slechts enkele belachelijke consessies. En net voordat hij de politie afstuurde op de werklozen om hen uit de arbeidsbureaus te schoppen die ze in heel Frnakrijk hadden bezet, zei hij: ‘Ik ben voor een samenleving gebaseerd op werk, niet op hulp’. Twee maanden later begon een sociaal-democratisch parlementslid in zijn departement in het zuiden van Frankrijk een eerste proef om ‘gratis arbeid’ te lanceren voor bijstandsgerechtigden.
Om te begrijpen waarom dat al zo vroeg in Frankrijk gebeurde, moet men beseffen dat veel mensen ‘werk’ als waarde op zich zien. Niet alleen de rechtse partijen, maar ook de sociaal-democraten en een groot deel van de arbeidersbeweging. Gedurende de jaren 80 weigerden alle vakbonden om arbeiders op basis van werkloosheid te organiseren. Werkloze arbeiders uit de metaalindustrie of mijnbouw werden gedurende vijf tot tien jaar gedwongen in hun voormalige industriële vakbond te blijven, en zelfs de meest activistische onder hen werd niet toegestaan om te strijden met andere werklozen zoals zij zelf, zelfs al hadden ze niets meer gemeen met hun voormalige collega’s.
De oprichting van een werklozenbond binnen de vakbond CGT vond pas in 1987 plaats nadat sommige CGT-activisten de APEIS oprichtten, een specifieke organisatie voor werklozen, informatie en solidariteit. De reden waarom de CGT weigerde de werklozen te organiseren was gebaseerd op een vreemd ideologisch argument: het eisen van een verhoging van de werkloosheidsuitkering, of het strijden om de situatie van de werklozen te verbeteren, zou zogenaamd indirect ontkennen dat iedereen recht op werk heeft!
Deze cultus rond werk in de arbeidersbeweging diende de belangen van de kapitalisten en de politici: iedere keer dat hervormingen werden doorgevoerd om onderbetaald of gratis arbeid voor werklozen mogelijk te maken, werden ze niet openlijk veroordeeld door de vakbonden. Die zeiden steevast dingen als: ‘Het principe is goed, maar we hebben meer middelen en duurzame banen nodig.’ De vakbonden hadden ook een andere reden om het bij milde kritiek te houden: het meewerken van de arbeidersbeweging aan deze hervormingen was financieel behoorlijk interessant voor hen: er werd bijvoorbeeld veel geld gestoken in het financieren van professionele trainingsstructuren die feitelijk gemanaged en ontwikkeld werden door de vakbonden en aanverwante organisaties. En sommige werklozenorganisaties promootten deze gedwongen invoering zelfs in ruil voor subsidies.
Daarom hoefde het Franse model niet echt het Amerikaanse model te imiteren om hetzelfde resultaat te bereiken. Integendeel, het model hielp na 2000 om grote groepen mensen gemakkelijk een heleboel verslechteringen te doen accepteren, zonder dat het massale bewegingen in gang zette, zoals bjvoorbeeld in Duitsland, toen daar de Hartz IV-wet werd aangenomen. Na de rechten van werklozen jarenlang verder te hebben afgebroken, heeft de huidige regering Sarkozy vanaf 2007 een definitieve aanval gelanceerd om de privileges van de werklozenvakbonden en aanverwante organisaties te beperken. Pas op dat moment werden die organisaties wakker, en schreeuwden ze plotseling over “de amerikanisering van de Franse samenleving”, hoewel die in feite een autochtone versie van het ongebreidelde kapitalisme was.
Over de mogelijkheden om mensen te mobiliseren. Onze jarenlange ervaringen, met z’n ups en downs van vele mobilisaties, hebben ons van één ding overtuigd: onze benadering baseren op morele argumenten is zinloos. Als we er niet in slagen, zelfs niet op een basaal niveau, om te laten zien dat solidariteit en collectieve strijd efficiënter zijn dan de oorlog van allen tegen allen, dan heeft het afwijzen van individualisme of onrecht geen enkel effect. Arbeiders weten al dat het kapitalisme hen besteelt en vernedert. Maar zoals iedereen willen ze niet het weinige dat ze hebben riskeren als dat nergens toe leidt.
Als een actie met tien mensen drie problemen oplost (bijvoorbeeld een uitstel van een huisuitzetting, het in behandeling nemen van een aanvraag, of de uitbetaling van een bedrag), dan zien deze tien mensen, ten minste één keer in hun leven, de effectiviteit van klassesolidariteit. Deze tien mensen zullen ertoe neigen om datzelfde scenario te reproduceren als ze andere problemen tegenkomen. En ze zullen ook praten met andere mensen om hen heen. En zelfs als dat niet gebeurt, dan geeft een dergelijke actie een gevoel van overwinning op een vijand die eerst onaantastbaar leek. Naast deze tien mensen zullen ook de getuigen van de actie in het gezinstoeslagencentrum of de uitkeringsinstantie iets hebben om over na te denken. Vaak als we met vier of vijf kameraden komen, en flyers uitdelen, dan zeggen de werklozen tegen ons: ‘Jullie dromen, de managers zullen nooit naar jullie toekomen en met jullie in gesprek gaan’, en dan zijn ze stomverbaasd als dat toch gebeurt.
Aan de andere kant hebben we vaak meegedaan aan veel grotere demontraties voor de hoofdkantoren van werkgeversorganisaties, bijvoorbeeld symbolische bijeenkomsten met eisen, bijeenkomsten georganiseerd door vakbondsbureaucraten. We hebben ook meegedaan aan radicale acties, zoals bezettingen zonder enige onderhandeling totdat we er werden uitgegooid door de politie, omdat ‘we niet wilden buigen om slechts wat kruimels te krijgen’. In beide gevallen, en ongeacht of de repressie groot was, was het eindresultaat na twee of drie initiatieven hetzelfde: een gevoel van inefficiëntie, absurditeit en zinloosheid.
We hebben geen andere keuze dan autonome machtsstructuren op te bouwen, die in het begin uiteraard erg klein en erg lokaal zullen zijn, en die over zogenaamd ‘belachelijke’ thema’s gaan. Het verschil tussen een autonoom collectief en een humanitaire of reformistische actie ligt niet zozeer besloten in de radicaliteit van de eis of de afwijzing van enige onderhandeling: het ligt in de creatie van een zichtbare confontatie en de deelname van alle mensen die betrokken zijn bij de onderhandelingen.
Het verschil tussen de interventies van onze groep en van alle bureaucratische organisaties, is niet gelegen in het feit dat wij weigeren om individuele zaken aan te pakken. De bureaucratische organisatie zal de telefoon oppakken en direct met de manager van de uitkeringsinstantie of het gezinstoeslagencentrum bellen. Dat biedt elke maand een oplossing voor enkele zaken en geeft rust, zowel voor het management als voor de klanten van de organisatie. Maar uiteraard zal de bureaucratische organisatie alleen bellen voor bepaalde geselecteerde dossiers om te protesteren tegen ‘onrechtvaardige’ besluiten, waarmee de overige besluiten als rechtvaardig worden bestempeld.
Wij hebben tientallen visitekaartjes en telefoonnummers van managers gekregen, zelfs van regionale en landelijke managers. Vaak is hun eerste reactie als we ergens opduiken en de manager naar ons toe komt: ‘Maar we kennen elkaar al jaren. Wanneer bel je me nu eens voordat je hier het kantoor komt bezetten?’ Nou, dat zal nooit gebeuren. Onze onderhandelingen worden altijd gevoerd in aanwezigheid van de mensen die het betreft, en we geven hen altijd de benodigde ruimte. Behalve dit hebben we duidelijk geen wonderrecept voor massale mobilisatie. Sterker nog, en misschien zijn we onnozel, maar we moeten één ding toegeven: elke keer dat er een meer of minder massale beweging begon hebben we ‘m niet aan zien komen!”