Honderd jaar antifa
Van het verzet tegen het Italiaanse fascisme in 1921 tot het protest tegen de extreem-rechtse AfD vandaag de dag: de anti-fascistische beweging is honderd jaar oud.
Twee vragen komen steeds terug in de debatten van de anti-fascistische beweging: met welke middelen en in welke allianties kan extreem-rechts het best worden tegengehouden? Vanaf 1921 organiseerden de Arditi del Popolo (de Moedigen van het Volk) zich in Italië over partijgrenzen heen tegen de terreur van de fascistische “zwarthemden” van Benito Mussolini. Ze verzetten zich tegen het opkomende fascisme dat kort daarna aan de macht kwam. De niet-partijgebonden Arditi kwamen in actie tegen extreem-rechts geweld en organiseerden informatievoorziening en verzet. Zo ontstond, als verzet tegen het nieuwe politieke verschijnsel van het fascisme, het begrip anti-fascisme. Ook toen al waren er binnen de partijen en organisaties van links meningsverschillen over de vraag of en hoe er met anti-fascisten moest worden samengewerkt. Verschillende tijden, omstandigheden, noodzakelijkheden en sociale mogelijkheden in de loop van honderd jaar betekenden ook steeds andere vormen en rechtvaardigingen van verzet. Er moet daarbij ook een onderscheid worden gemaakt tussen extreem-rechts dat zich in een fase van beweging en oppositie bevindt of dat reeds aan de macht is – alleen of in een coalitie.
In de geschiedenis refereerde niet iedereen aan het begrip anti-fascisme, maar velen hebben zich verzet tegen het fascisme: democraten, christenen, leden van sociaal-democratische, communistische en anarchistische organisaties, vakbondsmensen, Joden, militante jongerengroepen, Sinti en Roma…, en ook de miljoenen soldaten in de legers van de geallieerden tegen nazi-Duitsland en zijn As-mogendheden.
Maar onder de vlag van het anti-fascisme werden ook onderlinge twisten uitgevochten – sommige met dodelijke afloop. De geschillen tussen SPD en KPD in de Weimarrepubliek of in de Spaanse burgeroorlog waren fataal en verzwakten het verzet. De overwinning van de geallieerden was een bevrijding voor de mensen in de bezette landen en voor allen die het slachtoffer waren geworden van het fascisme. Daarna betekende anti-fascisme ook de herdenking van de vermoorde en vervolgde mensen, de jacht op ondergedoken of openlijk levende nazi-daders, tegen de oude fascistische netwerken, revanchistische pogingen en nieuwe nazi’s. Het anti-fascisme vond nu plaats onder totaal verschillende omstandigheden in Oost en West. In de Bondsrepubliek Duitsland duurde het tientallen jaren voordat het verzet tegen de nazi’s door de staat werd geëerd en het moorddadige handelen en de deelname van “normale Duitsers” hun weg vonden naar de schoolboeken en het bewustzijn van de bevolking.
Anti-fascisme was en is hier in de eerste plaats een initiatief van onderop, van het democratische en linkse deel van de samenleving – van organisaties van overlevenden, geschiedenisworkshops, anti-fascistische initiatieven, linkse afgevaardigden van verschillende partijen in de parlementen, academici, journalisten en nog veel meer. Laten we eens kijken naar vandaag: voor het eerst sinds de oprichting van de Bondsrepubliek Duitsland zit de Alternative für Deutschland (AfD), een extreem-rechtse partij, in alle deelstaatparlementen en in de Bondsdag. Het racisme, antisemitisme, nationalisme en anti-communisme dat in de Bondsrepubliek altijd aanwezig was en zelden op massaal verzet stuitte, komt nu tot uiting in de verkiezingsresultaten. De AfD is de verzamelpartij van extreem-rechts – van racisten aan de stamtafel tot extreem-rechtse hooligans tot overtuigde neo-nazi’s. Hun kracht ligt in de aanval op de bevochten vooruitgang en de moderniteit. Tot dusver hebben de civiele samenleving, de politiek en “de” Antifa helaas onvoldoende antwoorden kunnen bieden op de recente opkomst van extreem-rechts – ondanks enkele successen.
Amper honderd jaar na het eerste verzet tegen de toen nieuwe beweging van het fascisme dat zo snel de staatsmacht greep in Italië en later in Duitsland, gingen in 2020 in Erfurt duizenden mensen de straat op tegen een deelstaatsregering met gedoogsteun van fascist Björn Höcke. Voor het eerst in decennia was een fascistische partij dicht bij het verkrijgen van echte invloed in de regering. Ze slaagden erin deze greep naar de macht tegen te houden – in de straten, in de media en in de parlementen. “Allemaal samen tegen het fascisme” was niet zomaar een slogan. Vandaag moet het een hoofddoel zijn om de AfD opnieuw uit de parlementen te gooien en zo haar greep op miljoenen euro’s, banen en invloed weg te nemen. Dat houdt ook in dat de aan de partij gelieerde “Desiderius Erasmus Stichting” in de begrotingscommissie eenvoudigweg miljoenen aan financiering wordt ontzegd. Anti-fascisten moeten zich nu richten op de extreem-rechtse AfD. Uiterlijk in 2022 moet – en kan – de partij bij de deelstaatverkiezingen een zware nederlaag worden toegebracht, dat wil zeggen: een uitslag van minder dan 5 procent.
Redactie van het antifa-tijdschrift “der rechte rand”
(Dit is een vertaling van het redactioneel “100 Jahre Antifa” dat verscheen in nummer 190, mei/juni 2021.)